In deze zaak gaat het om een deelgeschil over de aansprakelijkheid voor letselschade die is ontstaan door een ongeval met een paard. Op 30 december 2012 raakte de 13-jarige [verzoekster] ernstig gewond toen zij op een paard van [verweerder] reed dat schrok van verkeer. De rechtbank Gelderland heeft op 29 november 2016 uitspraak gedaan in deze zaak. De ouders van [verzoekster] hebben [verweerder] en zijn aansprakelijkheidsverzekeraar Univé aangesproken voor de schade. Univé erkende aansprakelijkheid, maar stelde dat [verzoekster] voor een deel eigen schuld had aan het ongeval, en bood 70% van de schadevergoeding aan. De ouders van [verzoekster] vorderden echter volledige schadevergoeding.
De rechtbank heeft vastgesteld dat [verweerder] als bezitter van het paard aansprakelijk is op grond van artikel 6:179 van het Burgerlijk Wetboek. De kern van het geschil was of de vergoedingsplicht van [verweerder] verminderd moest worden vanwege eigen schuld van [verzoekster]. De rechtbank oordeelde dat [verweerder] een ernstige fout had gemaakt door kinderen zonder toezicht op zijn paarden te laten rijden, en dat de gevolgen van het ongeval voor [verzoekster] veel ernstiger waren dan voor [verweerder]. De rechtbank besloot dat de billijkheid een correctie van de vergoedingsplicht tot 90% rechtvaardigde, waarbij [verweerder] volledig aansprakelijk werd gesteld voor de schade.
Daarnaast werd Univé veroordeeld tot rechtstreekse vergoeding van de schade aan [verzoekster]. De rechtbank begrootte de kosten van de ouders bij de behandeling van het verzoek op € 10.402,66 en wees het zelfstandige verzoek van [verweerder] en Univé af. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van een bezitter van een paard en de rol van eigen schuld in letselschadezaken.