ECLI:NL:RBGEL:2016:7157

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 november 2016
Publicatiedatum
22 mei 2017
Zaaknummer
311730
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van verzoeker tegen de Rechtbank Arnhem wegens incompetente en partijdige handelwijze

In deze beschikking van de Rechtbank Gelderland, uitgesproken op 30 november 2016, wordt het wrakingsverzoek van de verzoeker niet in behandeling genomen. Het verzoek is gericht tegen de Rechtbank Arnhem en is ingediend op 17 oktober 2016. De verzoeker stelt dat er sprake is van een zeer incompetente en partijdige handelwijze van de rechtbank, die de rechtsgang in een schrijnende PGB-fraudekwestie ernstig belemmert.

De rechtbank heeft eerder al verschillende wrakingsverzoeken van de verzoeker behandeld, waarbij in eerdere beschikkingen van 23 juni 2016 en 19 oktober 2016 is geconcludeerd dat de verzoeker geen concrete feiten en omstandigheden heeft aangedragen die wijzen op partijdigheid of een objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker het wrakingsmiddel misbruikt, met als doel de voortgang van de procedure te frustreren.

Op basis van artikel 39 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is bepaald dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen. Gezien deze eerdere beslissingen en het wrakingsverbod, wordt het huidige verzoek niet in behandeling genomen. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/311730 KG RK 16-1057
Beschikking van 30 november 2016
in de zaak van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker tot wraking,
tegen
de Rechtbank Arnhem.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit het schriftelijke wrakingsverzoek van 17 oktober 2016.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek tot wraking is gericht tegen de rechtbank Arnhem.
2.2
Verzoeker heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat sprake is van een zeer
incompetente en partijdige handelwijze c.q. het in ernstige mate belemmeren van de
rechtsgang inzake een zeer schrijnende PGB-fraudekwestie.

3.De beoordeling

Verzoeker heeft in de bodemprocedure eerder wrakingsverzoeken ingediend. Op de meest recente verzoeken is beslist bij beschikkingen van 23 juni 2016 (C/05/302684/KG RK 16-243) en 19 oktober 2016 (C/05/309752 / KZ RK 16-367).
In die beschikkingen is door de rechtbank overwogen dat verzoeker al verschillende
wrakingsverzoeken heeft gedaan zonder naar behoren concrete feiten en omstandigheden te
stellen waaruit in redelijkheid zou kunnen worden afgeleid dat sprake is van partijdigheid of
objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor. Dat heeft de rechtbank tot de conclusie gebracht
dat verzoeker het middel van wraking gebruikt voor een ander doel dan waarvoor het is
gegeven of met geen ander doel dan de voortgang van de procedure te frustreren. De
rechtbank heeft in de beschikkingen van 13 juni 2016 en 19 oktober 2016 geconcludeerd dat sprake is van misbruik. Daarom is op grond van artikel 39 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaald dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.
Gelet hierop wordt het onderhavige verzoek niet in behandeling genomen.

4.De beslissing

De rechtbank neemt het verzoek niet in behandeling.
Deze beschikking is gegeven door de mrs. P.J. Wiegman (voorzitter), F.M.T. Quaadvliet en F.J.H. Hovens, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.S. Verhagen en in openbaar uitgesproken op 30 november 2016.
- de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.