ECLI:NL:RBGEL:2016:7152

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 december 2016
Publicatiedatum
24 april 2017
Zaaknummer
290636
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over kosten deskundigenonderzoek bij storingen in tankinstallaties voor aardgas

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Gelderland, ging het om een geschil tussen de besloten vennootschappen Fuwell Energy Group B.V. en Geveke Werktuigbouw B.V. over de kosten van een deskundigenonderzoek naar storingen in geleverde tankinstallaties voor aardgas. Fuwell, eiseres in conventie en verweerster in reconventie, had bezwaar gemaakt tegen de begroting van de deskundige, die was benoemd in een tussenvonnis van 23 november 2016. De deskundige had een totaalbedrag van € 61.400,00 begroot voor zijn werkzaamheden, maar Fuwell betwistte deze begroting en stelde dat de installaties zich op slechts twee locaties bevonden in plaats van vier, wat de kosten zou moeten verlagen.

De rechtbank oordeelde dat de door de deskundige gegeven nieuwe inschatting van het aantal aan het onderzoek te besteden uren niet onredelijk was. De rechtbank vond het noodzakelijk dat de deskundige de locaties van de inmiddels ontmantelde installaties bezocht, en dat het aantal uren voor het verwerken van de bevindingen niet gereduceerd diende te worden. Uiteindelijk werd het voorschot op de kosten van de deskundige vastgesteld op € 54.850,00, en werd bepaald dat Fuwell dit bedrag binnen twee weken na ontvangst van de nota diende over te maken. De rechtbank hield verdere beslissingen aan, zowel in conventie als in reconventie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/290636 / HA ZA 15-563
Vonnis van 28 december 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FUWELL ENERGY GROUP B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. D.S. Teitler te Nijmegen,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GEVEKE WERKTUIGBOUW B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. B.-J. van Emmerik te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Fuwell en Geveke genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 23 november 2016
  • de brief van 5 december 2016 van Fuwell
  • de brief van 7 december 2016 van Geveke
  • de brief van 14 december 2016 van Fuwell.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie

2.1.
De rechtbank heeft bij vonnis van 23 november 2016 (hierna: het tussenvonnis) een deskundigenonderzoek bevolen en ir. J. de Ruiter (hierna: de deskundige) benoemd tot deskundige.
2.2.
In het tussenvonnis is in rechtsoverweging 2.17 de door de deskundige voor zijn benoeming reeds opgegeven begroting van zijn kosten opgenomen. Die kosten zijn als volgt gespecificeerd:
  • bestudering dossier en opstellen werkplan 40 uur
  • bespreking werkplan met partijen 20 uur
  • concept rapport 40 uur
  • verwerking commentaar partijen in eindrapport 40 uur
  • beantwoording vragen rechtbank:
  • onderzoek ter plaatse (4 locaties) 80 uur
  • verwerking van de bevindingen (4 locaties) 80 uur
  • onderzoek ter plaatse kantoren partijen 40 uur
-
onvoorzien 40 uur
Totaal aantal uren 380 uur
Geleverde uren 380 x € 150,00 per uur = € 57.000,00
Reis- en verblijfkosten 20 dagen x € 220,00 per dag = € 4.400,00
Totale kosten € 61.400,00
2.3.
In rechtsoverweging 3.8 van het tussenvonnis is in dit verband bepaald dat met het oog op de vaststelling van het voorschot op de kosten van de deskundige partijen desgewenst binnen twee weken na het vonnis schriftelijk bij de rechtbank bezwaar kunnen maken tegen de door de deskundige begrote kosten ad € 61.400,00 en dat, indien niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige reeds nu voor alsdan wordt vastgesteld op voornoemd bedrag, en dat indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, het voorschot zal worden vastgesteld bij afzonderlijke rechterlijke beslissing.
2.4.
Bij brief van 5 december 2016 heeft Fuwell bezwaar gemaakt tegen de door de deskundige begrote kosten ad € 61.400,00. Volgens Fuwell neemt de deskundige ten onrechte aan dat de installaties zich op vier afzonderlijke locaties bevinden, terwijl de installaties zich op slechts twee locaties bevinden. Als gevolg hiervan dienen enkele posten te worden gewijzigd, aldus Fuwell. Het gaat om de volgende posten:
  • de post ‘onderzoek ter plaatse (vier locaties)’ dient te worden verminderd tot 20 uur,
  • de post ‘verwerking van de bevindingen (vier locaties)’ dient te worden verminderd tot 40
uur,
- de post ‘reis- en verblijfkosten ad 20 dagen x € 220,00 per dag’ dient te worden
gemaximeerd op € 3.000,00.
Ten slotte stelt Fuwell dat het niet noodzakelijk is om nu reeds een post ‘onvoorzien’ op te nemen, aangezien het de deskundige bij (dreigende) overschrijdingen van zijn budget vrij staat om een aanvullend voorschot te vragen. Fuwell verzoekt de rechtbank dan ook de begroting van de deskundige met 140 uur te verminderen tot 240 uur, met een bijbehorend (sub)totaal van € 36.000,00, te vermeerderen met reis- en verblijfkosten ad € 3.000,00. De totale begrote kosten van de deskundige kunnen daarmee volgens Fuwell worden begroot op een bedrag van € 39.000,00.
2.5.
In aanvulling op voornoemde brief heeft Fuwell op vragen van de griffier bij brief van 14 december 2016 aangegeven dat vanwege problemen met de installaties reeds drie van de vier installaties zijn vervangen. Het betreft de installaties die oorspronkelijk zijn geplaatst te Alkmaar (vervangen in januari 2012) en Arnhem en Heerenveen (beide vervangen in februari 2016). De vierde installatie is thans nog in gebruik te Zutphen. De drie vervangen installaties zijn opgeslagen te Nijmegen, op het adres Bijsterhuizen 11-01, aldus Fuwell.
2.6.
Geveke is in haar brief van 7 december 2016 niet ingegaan op de door de deskundige begrote kosten. Ook in de aanvullende brief van Fuwell van 14 december 2016 heeft Geveke geen aanleiding gezien nader op de begrote kosten in te gaan, hoewel zij daartoe in de gelegenheid is gesteld.
2.7.
Op verzoek van de rechtbank heeft de deskundige bij e-mail van 16 december 2016 op de bezwaren van Fuwell gereageerd. Hij heeft het volgende aangegeven:
Naar aanleiding van de in de aktes van 5 december en 14 december 2016 van Fuwell naar voren gebrachte aspecten is er inderdaad aanleiding om mijn begroting aan te passen.
De omstandigheid dat drie van de vier installatie vervangen zijn en zich niet langer op hun oorspronkelijke lokaties bevinden maakt het beantwoorden van de vragen van de rechtbank zeker niet eenvoudiger.
Tot op zekere hoogte ga ik mee met het door Fuwell naar voren gebrachte aspect dat de installaties zich momenteel in maar twee locaties bevinden en dat daarom een aantal van de "onderzoeken ter plaatse" een ander karakter zullen krijgen.
Echter ik kan me niet vinden in Fuwells punt dat de bewuste locaties niet bezocht dienen te worden.
Uit de akte van 14 december 2016 begrijp ik nu dat in feite ook een locatie is bijgekomen, te weten Nijmegen, waar de drie vervangen installaties zijn opgeslagen.
Voor wat betreft de reis en onkosten vergoeding lees ik dat Fuwell in principe zich kan vinden in een reis en onkosten vergoeding gerelateerd aan het aantal dagen ter plaatse op de locatie en/of kantoor van partijen.
Omdat het werk grotendeels plaats kan vinden op de locaties van Fuwell kan de begrootte onkosten vergoeding worden verlaagd naar Euro 175/- per dag.
Ik benadruk, wellicht onnodig, dat het een begroting betreft van de kosten per dag en dat alleen de werkelijk gemaakte kosten zullen worden gedeclareerd.
De post onvoorzien zou ik in dit stadium willen handhaven om met name later onnodige vertraging te voorkomen bij een eventuele overschrijding van het budget. De post onvoorzien is wel met 50 % verminderd.
Samenvattend kom ik tot de volgende aangepaste begroting:
- Bestudering dossier en opstellen werkplan : 40 uur
- Bespreking werkplan met partijen : 20 uur
- Concept rapport : 40 uur
- Verwerking commentaar partijen in concept rapport : 40 uur
- Beantwoording vragen Rechtbank
o Inspecties ter plaatse (Alkmaar, Arnhem, Heereveen): 24 uur
o Onderzoek ter plaatse (Zutphen) : 20 uur
o Inspecties ter plaatse (Nijmegen) : 16 uur
o Verwerking van de bevindingen : 80 uur
o Onderzoek ter plaatse kantoren partijen : 40 uur
- Onvoorzien : 20 uur
- Totaal uren : 340 uur
De kosten voor de geleverde uren en reis – en verblijfskosten komen uit of een totaal bedrag van:
- Geleverde uren (Euro 150/per uur) Euro : 51,000/=
- Reis en verblijfskosten (Euro 175/per dag/22 dagen) Euro : 3,850/=
Totaal Euro : 54,850/=.
2.8.
De rechtbank acht de door de deskundige gegeven nieuwe inschatting van het aantal aan het onderzoek te besteden uren niet onredelijk. Als de deskundige dat van belang acht, moet hij de mogelijkheid hebben om bij het onderzoek naar de vraag of sprake is geweest van storingen in de installaties en zo ja, wat daarvan de aard en de omvang is geweest, de locaties van de inmiddels ontmantelde installaties (Alkmaar, Arnhem en Heerenveen) te bezoeken. In zoverre gaat het dus om meer locaties die moeten worden bezocht (naast genoemde locaties ook Zutphen en Nijmegen) dan waarvan was uitgegaan in de oorspronkelijke begroting. De rechtbank vermag voorts niet in te zien waarom het aantal uren voor het verwerken van de bevindingen dient te worden gereduceerd, te meer niet nu het aantal te bezoeken locaties toeneemt, en bovendien niet valt uit te sluiten dat het beantwoorden van de vragen van de rechtbank er niet eenvoudiger op wordt, nu drie van de vier installaties zijn vervangen en zich niet langer op hun oorspronkelijke locatie bevinden. Bij dit alles komt bovendien dat het slechts een begroting van het aantal uren betreft en uiteraard alleen het werkelijke aantal uren dat aan het onderzoek is besteed uiteindelijk in rekening zal kunnen worden gebracht. Daarbij moet ervan worden uitgegaan dat de deskundige het onderzoek zo efficiënt mogelijk zal uitvoeren. Om voorgaande redenen zal de rechtbank ook het door de deskundige begrote bedrag aan reis- en verblijfkosten overnemen.
2.9.
Een en ander leidt tot de slotsom dat de rechtbank voorbij gaat aan de bezwaren van Fuwell, voor zover die een verdergaande beperking van het aantal begrote uren inhouden dan het aantal uren waarvan de deskundige thans uitgaat. De hoogte van het voorschot zal daarom worden vastgesteld op het door de deskundige (nader) begrote bedrag van € 54.850,00.
2.10.
Fuwell heeft in haar brief van 5 december 2016 nog bestreden het oordeel van de rechtbank in rechtsoverweging 2.26 van het tussenvonnis dat Fuwell met haar stelling dat partijen zijn overeengekomen dat de installaties van Geveke niet zouden onderdoen voor de Schwelm-installaties een nieuwe stelling heeft ingenomen die bovendien op geen enkele wijze nader is onderbouwd. Zij verzoekt de rechtbank dit oordeel te herzien, dan wel Fuwell in de gelegenheid te stellen van dit oordeel in hoger beroep te gaan, dan wel Fuwell in de gelegenheid te stellen een nadere akte te nemen.
2.11.
De rechtbank is van oordeel dat dit punt nu niet aan de orde is. Zoals uit het tussenvonnis kan worden afgeleid zijn partijen enkel in de gelegenheid gesteld om desgewenst bezwaar te maken tegen de door de deskundige begrote kosten. Het was dus uitdrukkelijk niet de bedoeling om ook op andere punten uit het tussenvonnis nader in te gaan. Het oordeel wordt op dit punt dan ook aangehouden. Voor het openstellen van tussentijds hoger beroep is geen grond.
2.12.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
in reconventie
2.13.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op het door de deskundige nader begrote bedrag van € 54.850,00,
3.2.
bepaalt dat Fuwell het voorschot op de kosten van de deskundige dient over te maken binnen twee weken na de datum van de nota die het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal toesturen,
3.3.
bepaalt dat de griffier onmiddellijk na betaling van dit voorschot de deskundige hiervan in kennis zal stellen en dat de deskundige pas dan met het onderzoek behoeft te beginnen,
3.4.
bepaalt dat de griffier een kopie van de tussenvonnissen van 3 februari 2016 en
23 november 2016, alsmede het onderhavige vonnis aan de deskundige zal toezenden,
3.5.
verstaat dat hetgeen in het tussenvonnis van 23 november 2016 is beslist onder de rechtsoverwegingen 3.4, 3.5 en 3.11 tot en met 3.16 onverkort van toepassing is,
3.6.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in reconventie
3.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M Vaessen, mr. F.M.Th. Quaadvliet en mr. J.M. Graat en in het openbaar uitgesproken op 28 december 2016.
Coll.: MvG