In deze zaak, die zich afspeelt in het ondernemingsrecht, heeft de Rechtbank Gelderland op 16 november 2016 een vonnis gewezen in een geschil tussen Financial Services Nederland B.V. (FSN) en Accon AVM Groep B.V. (Accon) over ontbindingsschade. FSN vorderde schadevergoeding als gevolg van de ontbinding van een Service Level Agreement (SLA) met Accon. De rechtbank heeft in eerdere vonnissen al bepaald dat FSN recht had op schadevergoeding, maar de omvang van deze schade moest worden vastgesteld door een deskundigenbericht. Dit deskundigenbericht, opgesteld door drs. M.J. van der Eijk, concludeerde dat FSN als gevolg van de ontbinding een bedrag van € 466.039,00 aan winst had misgelopen, afhankelijk van wie de kosten van omzetting van klantendossiers zou dragen.
FSN had primair een schadevergoeding van € 2.220.992,00 gevorderd, subsidiair € 1.288.000,00 en meer subsidiair € 1.178.650,00, maar de rechtbank oordeelde dat deze vorderingen niet toewijsbaar waren. De rechtbank oordeelde dat FSN onvoldoende bewijs had geleverd voor de hoogte van de gevorderde schade en dat de deskundige niet onterecht tot zijn conclusies was gekomen. De rechtbank volgde de bevindingen van de deskundige en oordeelde dat FSN recht had op een schadevergoeding van € 136.237,00, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 29 februari 2012. De rechtbank hield verdere beslissingen aan en gaf FSN de gelegenheid om zich uit te laten over de uitvoerbaarheid van het vonnis bij voorraad.
De zaak illustreert de complexiteit van schadeberekeningen in het ondernemingsrecht, vooral wanneer deskundigenrapporten en de interpretatie van contractuele verplichtingen aan de orde zijn. De rechtbank benadrukte het belang van een zorgvuldige beoordeling van deskundigenrapporten en de noodzaak voor partijen om hun vorderingen goed te onderbouwen met bewijs.