ECLI:NL:RBGEL:2016:7068

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 november 2016
Publicatiedatum
9 januari 2017
Zaaknummer
300100
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding voor niet afnemen biggen en reconventionele vordering tot schadevergoeding voor geleverde non-conforme biggen

In deze zaak vordert eiser, een biggenfokker, schadevergoeding van gedaagde, een besloten vennootschap, wegens het niet afnemen van biggen volgens een tussen partijen gesloten overeenkomst. De overeenkomst hield in dat gedaagde wekelijks biggen van eiser zou afnemen tegen een vooraf bepaalde prijs. Eiser stelt dat gedaagde in verzuim is omdat deze niet alle afgesproken biggen heeft afgenomen en de overeengekomen prijs niet heeft betaald. Gedaagde voert aan dat de biggen non-conform waren, omdat zij groeistoornissen vertoonden en besmet waren met het circovirus, en dat hij daarom de overeenkomst heeft opgezegd. De rechtbank heeft de zaak in conventie en reconventie behandeld en een bewijsopdracht aan eiser gegeven om aan te tonen dat de overeenkomst voor bepaalde tijd was gesloten. De rechtbank heeft ook een deskundige benoemd om de kwaliteit van de biggen te beoordelen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en bewijsvoering.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/300100 / HA ZA 16-157
Vonnis van 16 november 2016
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. Th.J.H.M. Linssen te Tilburg,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] .,
gevestigd te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. C.J. van Dijk te Ede Gld.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

in conventie en in reconventie

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 1 juni 2016
  • het proces-verbaal van comparitie van 30 september 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

in conventie en in reconventie

2.1.
Tussen partijen is op enig moment een overeenkomst tot stand gekomen met betrekking tot de afname van biggen. Op basis van deze overeenkomst is [gedaagde] verplicht wekelijks alle door [eiser] gefokte en door beide partijen goed bevonden biggen van [eiser] af te nemen tegen betaling van de wekelijks door de Nederlandse Vakbond Varkenshouders (NVV) vast te stellen prijs met een toeslag van
€ 10,50 exclusief btw per big. De overeengekomen prijs is gebaseerd op een standaardgewicht van 25 kilo per big. Voor over- en ondergewicht zijn partijen een prijs van € 0,70 exclusief btw per kilo overeengekomen, met welk bedrag de totaalprijs van de big wordt vermeerderd of verminderd.
2.2.
[gedaagde] heeft in de periode van 11 februari 2015 tot en met 8 juli 2015 wekelijks ongeveer 500 biggen van [eiser] afgenomen. De facturatie van de wekelijks naar aanleiding daarvan verschuldigde bedragen vond achteraf plaats. [gedaagde] maakte deze facturen. Tussen partijen werd een betalingstermijn van tien dagen gehanteerd. [gedaagde] betaalde de verschuldigde bedragen tot en met de kosten voor de levering op 8 juli 2015 altijd correct.
2.3.
De biggen van [eiser] worden allemaal door hem geënt. Het entingsbeleid van [eiser] hield tot mei 2015 in dat de door hem gefokte biggen twee weken na de geboorte een enting kregen tegen het circovirus, ook wel wegkwijnziekte genoemd. Naar aanleiding van een gesprek dat op 6 mei 2015 heeft plaatsgevonden tussen [eiser] , [gedaagde] , diens veterinairs, een vertegenwoordiger van de voerleverancier en een vertegenwoordiger van de leverancier van de entstof is [eiser] de biggen vanaf dat moment na drie weken na geboorte gaan enten.
2.4.
De NVV-prijs (die vanaf week 41 BBP-prijs wordt genoemd) van biggen bedroeg vanaf week 29 tot eind 2015:
‘Week-nummer
BBP (…) NVV
(NL)BestPigletPrice
5333.00 -
5232.00 -
5131.00 -
5029.50 -
4928.50 -
4828.00 -
4729.00 -
4630.00 -
4530.50 -
4430.50 -
4330.50 -
4230.50 -
4130.50 -
40- 26.00
39- 26.50
38- 26.50
37- 26.00
36- 25.50
35- 25.50
34- 25.50
33- 25.50
32- 26.50
31- 27.50
30- 28.00
29- 29.00
(…)’
2.5.
In week 29 en week 30 heeft [gedaagde] geen biggen van [eiser] afgenomen. In week 31 heeft [gedaagde] op 30 juli 2015 580 biggen van [eiser] afgenomen, tegen een prijs van € 30,00 per big. In week 32 heeft [gedaagde] op
6 augustus 2015 1542 biggen van [eiser] afgenomen, tegen een prijs van € 31,50 per big.
2.6.
[gedaagde] heeft de factuur ten aanzien van de levering op 30 juli 2015 volledig voldaan. Op de factuur die naar aanleiding van de levering op 6 augustus 2015 is verzonden, heeft [gedaagde] een bedrag van € 4.000,00 onder de omschrijving ‘Ekris’ en een bedrag van € 10.000,00 onder de omschrijving ‘Berg’ in mindering gebracht. Het restant van de factuur heeft [gedaagde] betaald.
2.7.
[gedaagde] heeft na de levering op 6 augustus 2015 geen biggen meer van [eiser] afgenomen. [eiser] heeft de door hem daarna gefokte biggen verkocht aan derden.
2.8.
De gemachtigde van [eiser] heeft [gedaagde] op 8 september 2015 een sommatie gestuurd. Deze sommatie vermeldt onder meer:
‘Cliënt, de heer [eiser] wonende te [woonplaats] , heeft al zijn biggen van 2015 aan u verkocht voor € 10,50 ex BTW boven de NVV notering. Cliënt heeft de door u afgeroepen biggen geleverd. U hebt echter nagelaten 1020 biggen in week 36 af te nemen en van 1542 en 580 biggen de juiste prijs te betalen. De 1020 biggen hebben € 8.498,76 minder opgebracht dan met u afgesproken. Voor de 580 biggen had u € 26.468,20 moeten betalen. U betaalde slechts € 20.620,00. Voor de 1542 biggen had u € 63.565,54 moeten betalen. Client ontving slechts € 37.487,00.
Daarnaast hebt u medegedeeld dat u geen biggen meer afneemt. Hierdoor bent u in verzuim.
Namens cliënt sommeer ik u om uiterlijk 11 september a.s. weer ongeveer 700 biggen af te nemen en mij binnen 48 uur schriftelijk mee te delen dat u alle biggen van cliënt dit jaar zult afnemen en de afgesproken prijs (NVV notering + € 10,50 ex BTW) zult voldoen. Voorts sommeer ik u om uiterlijk 11 september a.s. op de derdenrekening van Den Hollander Advocaten (…) te voldoen € 40.425,50.’
2.9.
In reactie hierop heeft de gemachtigde van [gedaagde] bij brief van
24 september 2015 onder meer het volgende aan [eiser] bericht:
‘Cliënte is evenwel van oordeel dat – naar u genoegzaam bekend – in de bespreking op 29 juli 2015 – waarbij ook de dierenartsen van partijen, vertegenwoordigers van de voerleverancier en de leverancier van de entstoffen aanwezig waren – met u is afgesproken dat cliënte haar afname van biggen zou staken in verband met de u bekende Circo-problematiek en alle schade en gevolgen die deze voor de uitvoering van de overeenkomst had.
(…)
Vervolgens heeft cliënte één maal 580 biggen en andermaal 1542 biggen via handelskanalen bij derden kunnen plaatsen tegen met u afgestemde en door u aanvaarde lagere prijzen. De leveringen zijn – zoals tussen partijen te doen gebruikelijk – door cliënt aan u gefactureerd. Tegen die facturen is door u geen bezwaar gemaakt.
Uit de brief van uw advocaat blijkt echter dat u van oordeel bent dat de overeenkomst nog steeds bestaat. Slechts indien en voor zover dat het geval zou zijn (quod non) roept cliënte bij deze overeenkomstig artikel 6:267 lid 1 BW door schriftelijke verklaring buiten rechte de ontbinding van de met u gesloten overeenkomst in wegens non-conformiteit van het gekochte.’
2.10.
[eiser] heeft op 29 februari 2016 een verzoekschrift ‘conservatoir derdenbeslag en beslag op roerende zaken’ bij deze rechtbank ingediend. Dit verzoek is door de voorzieningenrechter op 1 maart 2016 toegewezen. [eiser] heeft vervolgens conservatoir derdenbeslag laten leggen onder de ING Bank N.V., Westfort Gorinchem B.V. en Westfort Vleesproducten B.V. Daarnaast heeft [eiser] conservatoir beslag laten leggen op twee bedrijfsauto’s en twee aanhangwagens van [gedaagde] .
2.11.
[gedaagde] heeft op 21 april 2016 een verzoekschrift ‘conservatoir verhaalsbeslag op registergoederen en onder derden’ bij deze rechtbank ingediend. Dit verzoek is door de voorzieningenrechter op 22 april 2016 toegewezen. [gedaagde] heeft vervolgens conservatoir beslag laten leggen op drie in eigendom aan [eiser] toebehorende onroerende zaken en op al hetgeen wat de vennootschap D.R. de Wit Veehandel B.V. aan [eiser] verschuldigd is, althans uit een reeds bestaande rechtsverhouding zal worden.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 2.077,60, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 maart 2016 tot de voldoening;
II [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 5.848,20 inclusief btw, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente hierover vanaf 9 augustus 2015, althans 30 augustus 2015, althans vanaf de dag van verzuim, tot de voldoening;
III [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 26.078,54 inclusief btw, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente hierover vanaf 16 augustus 2015, althans vanaf 6 september 2015, althans vanaf de dag van verzuim, tot de voldoening;
IV [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 88.990,11, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente hierover van € 562,88 berekend tot
1 maart 2016 en te vermeerderen met de wettelijke rente over € 88.990,11 vanaf
1 maart 2016 tot de voldoening;
V [gedaagde] te veroordelen in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde] alle in het jaar 2015 door [eiser] gefokte en door beide partijen goed bevonden biggen zou afnemen tegen een prijs van € 10,50 bovenop de in de week van afname geldende NNV-prijs. [eiser] stelt dat deze overeenkomst voor de duur van één jaar is gesloten en dat de afgenomen biggen aan de overeenkomst beantwoordden. [eiser] stelt dat het [gedaagde] gelet daarop niet vrijstond de afname te stoppen en de overeenkomst voortijdig te beëindigen, zodat hij de op basis daarvan gemiste omzet en schade aan zijn zijde dient te vergoeden.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en voert in dat kader aan dat hij van diverse afnemers klachten heeft ontvangen over de kwaliteit van de bij [eiser] gekochte en door [gedaagde] doorgeleverde biggen. [gedaagde] voert aan dat de biggen van [eiser] groeistoornissen vertonen en dat het circovirus is geconstateerd, zodat zij niet aan de overeenkomst beantwoordden. [gedaagde] voert aan dat het hem op basis van deze wanprestatie aan de zijde van [eiser] vrijstond om de overeenkomst, die volgens hem voor onbepaalde tijd is aangegaan, op te zeggen, althans te ontbinden, zodat op hem geen verdere (betalings)verplichting jegens [eiser] rust.
3.4.
Op de nadere stellingen van partijen zal hierna, voor zover voor de beoordeling van dit geschil van belang, worden ingegaan.
in reconventie
3.5.
[gedaagde] vordert - na vermeerdering van eis - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [eiser] tot vergoeding van de schade, veroorzaakt door de non-conformiteit van de geleverde biggen, welke schade € 126.087,39 bedraagt, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 24 september 2015, althans 18 mei 2016, tot de voldoening, met veroordeling van [eiser] in de proces- en beslagkosten.
3.6.
[gedaagde] legt aan zijn vordering ten grondslag dat de mesters aan wie hij de non-conforme van [eiser] afgenomen biggen heeft verkocht bij hem hebben geklaagd over de kwaliteit van de biggen. [gedaagde] stelt dat de biggen het circovirus droegen en daardoor ernstige groeiachterstanden opliepen, hetgeen zich uitte in een lager eindgewicht en dus omzetschade voor de mesters. [gedaagde] stelt dat deze schade door (het entingsbeleid van) [eiser] is veroorzaakt, zodat hij deze schade volledig dient te vergoeden.
3.7.
[eiser] voert verweer en voert aan dat geen sprake is van non conforme biggen, zodat eventuele schade bij de mesters niet door hem is veroorzaakt en hij de gevorderde schadevergoeding niet is verschuldigd.
3.8.
Op de nadere stellingen van partijen zal hierna, voor zover voor de beoordeling van dit geschil van belang, worden ingegaan.

4.De beoordeling van het geschil

in conventie en in reconventie

4.1.
Gezien de samenhang tussen de vordering in conventie en de vordering in reconventie, ziet de rechtbank aanleiding deze vorderingen hierna gezamenlijk te beoordelen.
4.2.
Vaststaat dat tussen partijen op enig moment een overeenkomst tot stand is gekomen, op grond waarvan [gedaagde] de door [eiser] gefokte biggen tegen een vooraf bepaalde prijs diende af te nemen. Tussen partijen is allereerst in geschil of dit een overeenkomst voor bepaalde tijd, te weten tot en met 31 december 2015, of voor onbepaalde tijd betrof. [eiser] stelt zich op het standpunt dat is overeengekomen dat alle in 2015 door hem gefokte en door beide partijen goed bevonden biggen diende te worden afgenomen, zodat deze overeenkomst voortduurde tot en met 31 december 2015. [gedaagde] heeft deze stelling uitdrukkelijk weersproken en in dat kader aangevoerd dat tussen partijen nimmer een termijn is overeengekomen, zodat uitsluitend sprake kan zijn van een overeenkomst voor onbepaalde tijd. Nu [eiser] zich beroept op het rechtsgevolg van zijn stelling dat sprake is van een overeenkomst voor bepaalde tijd, namelijk dat deze overeenkomst niet (zonder meer) tussentijds opzegbaar was, ligt het naar het oordeel van de rechtbank op de weg van [eiser] om aan te tonen dat de overeenkomst, zoals hij stelt, voor bepaalde tijd is gesloten.
4.3.
[eiser] heeft ter onderbouwing van dit standpunt verwezen naar een telefoongesprek dat hij op 25 juli 2015 met de heer [betrokkene] , bestuurder van [gedaagde] , heeft gevoerd. [eiser] stelt dat tijdens dit gesprek namens [gedaagde] is bevestigd dat de afspraak tussen partijen inhield dat [gedaagde] tot en met 31 december 2015 biggen van [eiser] zou afnemen. Nu [gedaagde] in reactie hierop heeft aangevoerd dat dit gesprek volledig uit zijn verband is gehaald en dat [eiser] de strekking van het gesprek aldus verkeerd heeft weergegeven, kan enkel op basis daarvan niet worden vastgesteld voor welke periode partijen een overeenkomst zijn aangegaan. Daarom draagt de rechtbank [eiser] op om bewijs te leveren van haar stelling dat de overeenkomst tussen partijen voor bepaalde tijd is gesloten. Dit kan onder andere door middel van het overleggen van een bandopname van het telefoongesprek dat op 25 juli 2015 heeft plaatsgevonden met een transcriptie daarvan, maar ook op andere wijze indien daar de voorkeur van [eiser] naar uitgaat.
4.4.
Afhankelijk van de uitkomst van deze bewijsopdracht, is vervolgens van belang of de overeenkomst tussen partijen op enig moment voorafgaand aan 31 december 2015 rechtsgeldig tot een einde is gekomen. Voor de beoordeling van deze vraag is van belang of [gedaagde] voldoende (gegronde) redenen had om tot opzegging danwel ontbinding van de overeenkomst over te gaan. [eiser] stelt dat dit niet zo was, omdat de door hem gefokte en door [gedaagde] afgenomen biggen allen aan de overeenkomst beantwoordden. [eiser] stelt dat de biggen ten tijde van de afname door [gedaagde] volledig gezond waren en dat niet is aangetoond dat de biggen die van hem afkomstig waren op dat moment, of op enig moment daarna, besmet waren met het circovirus. [gedaagde] heeft weersproken dat de biggen gezond waren. Hij voert aan dat [eiser] een onjuist entingsbeleid hanteerde, dat inhield dat de biggen reeds na twee weken na de geboorte tegen het circovirus werden ingeënt, in plaats van na de voorgeschreven drie weken na de geboorte, waardoor de biggen op latere leeftijd de ziekte circo hebben gekregen. [gedaagde] voert aan dat de biggen hierdoor ernstige groeiachterstanden hebben opgelopen, waardoor zij niet het juiste gewicht bereikten en daardoor voor de mesters minder opbrachten dan op basis van de overeenkomst met [eiser] viel te verwachten. [gedaagde] voert aan dat de biggen aldus non-conform zijn en hij alle reden had om de overeenkomst (voortijds) te beëindigen.
4.5.
Om te kunnen vaststellen of de door [eiser] in 2015 gefokte en door [gedaagde] afgenomen biggen al dan niet aan de overeenkomst tussen partijen beantwoordden, dient een deskundige te worden benoemd. De rechtbank beschikt over onvoldoende vakkundige specifieke kennis om dit zelf te kunnen beoordelen en vaststellen. Daarom zal de rechtbank de zaak mede op de rol plaatsen voor akte uitlating door partijen over de persoon van de te benoemen deskundige en de aan de deskundige voor te leggen vragen. Het verdient de voorkeur dat partijen het eens worden over de persoon van de te benoemen deskundige.
4.6.
Pas op het moment dat kan worden vastgesteld of de door [gedaagde] in 2015 van [eiser] afgenomen biggen al dan niet conform waren, kan worden toegekomen aan de beoordeling van de vraag of [eiser] schade heeft geleden die voor vergoeding door [gedaagde] in aanmerking komt. Ditzelfde geldt voor de beoordeling van de door [gedaagde] in reconventie gevorderde schadevergoeding. Voor het toekennen van enige schadevergoeding aan [gedaagde] is immers alleen dan plaats indien op basis van de uitkomst van het deskundigenbericht zal worden geoordeeld dat de biggen non conform waren.
4.7.
Gelet op het vorenstaande, zal iedere (verdere) beslissing in deze zaak worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank:
in conventie
de bewijsopdracht
5.1.
draagt [eiser] op om te bewijzen dat tussen partijen een overeenkomst voor bepaalde tijd, te weten tot en met 31 december 2015, tot stand is gekomen,
5.2.
bepaalt dat, voor zover [eiser] dit bewijs door middel van getuigen wil leveren, het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van een nader te bepalen rechter in het Paleis van Justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
5.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van woensdag
30 november 2016voor het opgeven door [eiser] van de getuigen en van hun respectieve verhinderdagen, alsmede de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op de dagen in de maanden december 2016 tot en met maart 2017, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.4.
bepaalt dat de partijen bij de getuigenverhoren aanwezig zullen zijn en, indien daartoe naar het oordeel van de rechter aanleiding bestaat, tijdens en/of na de getuigenverhoren voor de rechter zullen verschijnen om aan deze inlichtingen over de zaak te geven en deze te laten onderzoeken of de partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden,
5.5.
bepaalt dat de partijen alle schriftelijke (bewijs)stukken die zij nog in het geding willen brengen uiterlijk twee weken voor het getuigenverhoor in fotokopie aan de andere partij en aan de rechtbank toegezonden moeten hebben,
5.6.
verwijst voor het geval [eiser] op die roldatum heeft medegedeeld geen getuigenbewijs te willen leveren of geen getuigen of verhinderdata heeft opgegeven de zaak naar de achtste rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken voor vonnis of,
maar alleen indien [eiser] daarom op de onder 5.3. bedoelde roldatum heeft verzocht,naar de zesde rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken voor het nemen van een conclusie na niet gehouden getuigenverhoor aan de zijde van
[eiser] , waarbij deze desgewenst ook het bewijs schriftelijk kan leveren,
het deskundigenbericht
5.7.
bepaalt voorts dat de zaak weer op de rol zal komen van woensdag
14 december 2016voor het nemen van een akte door beide partijen over hetgeen is vermeld onder 4.5.,
5.8.
houdt iedere verdere beslissing in conventie aan,
in reconventie
5.9.
houdt iedere beslissing in reconventie aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Meijer en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2016.
Type: AK