ECLI:NL:RBGEL:2016:7039

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 december 2016
Publicatiedatum
3 januari 2017
Zaaknummer
05/740733-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht met minderjarige dochter door vader, met bewezenverklaring van meerdere ontuchtige handelingen en oplegging van voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 30 december 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vader die beschuldigd werd van ontucht met zijn minderjarige dochter. De tenlastelegging omvatte meerdere ontuchtige handelingen, waaronder het betasten van de borsten en vagina van het slachtoffer, alsook masturbatie in haar bijzijn. De verdachte heeft deze feiten gepleegd in de periode van 16 juni 2014 tot 7 juli 2015 te Arnhem. Tijdens de zitting op 16 december 2016 heeft de verdachte een bekennende verklaring afgelegd, wat leidde tot een bewijsbeslissing op basis van de aangifte en andere bewijsmiddelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ontuchtige handelingen, waarbij het slachtoffer in een kwetsbare positie verkeerde door haar leeftijd en beperking.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 364 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast is er een werkstraf van 180 uur opgelegd. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden van de verdachte, en het belang van het gezin van de verdachte. De rechtbank heeft besloten om de onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet langer te maken dan de tijd die de verdachte al in verzekering heeft doorgebracht, om zo het reeds ingezette behandeltraject niet te doorkruisen. De verdachte heeft zich vrijwillig aangemeld voor hulpverlening en heeft stappen gezet in zijn behandeling.

Tevens is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, het slachtoffer, ter hoogte van € 1.628,62, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij volledig toegewezen, inclusief wettelijke rente. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de bijzondere voorwaarden voor de voorwaardelijke straf vastgesteld, waaronder meldplicht en behandeling bij een forensische polikliniek.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740733-15
Datum uitspraak : 30 december 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
raadsman: mr. M.W.J. Rosendaal, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 december 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 16 juni 2014 tot 7 juli 2015 te Arnhem, in ieder geval in Nederland, met zijn minderjarige dochter [slachtoffer] , geboortedatum [geboortedatum 2] , ontucht heeft gepleegd, immers heeft verdachte:
- één of meer van zijn vingers in haar vagina gebracht en/of;
- haar vagina en/of haar borsten betast en/of;
- ten overstaan van die [slachtoffer] gemasturbeerd en/of zijn erecte penis aan haar heeft getoond;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 16 juni 2014 tot 16 juni 2015 te Arnhem, in ieder geval in Nederland, zijn dochter [slachtoffer] , geboortedatum [geboortedatum 2] , van wie verdachte wist dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe bewogen heeft getuige te zijn van ontuchtige handelingen, immers heeft verdachte in bijzijn van die [slachtoffer] gemasturbeerd en/of zijn erecte penis aan haar getoond.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [naam] namens [slachtoffer] d.d. 26 augustus 2015 (pag. 34 e.v.);
- het proces-verbaal van bevindingen (what’s-App gesprekken) d.d. 23 juli 2015 (pag. 56 e.v.);
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 december 2016.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij
(op meerdere tijdstippen
)in
of omstreeksde periode van 16 juni 2014 tot 7 juli 2015 te Arnhem,
in ieder geval in Nederland,met zijn minderjarige dochter [slachtoffer] , geboortedatum [geboortedatum 2] , ontucht heeft gepleegd, immers heeft verdachte:
-
één of meer vanzijn vingers in haar vagina gebracht en
/of;
- haar vagina en
/ofhaar borsten betast en
/of;
- ten overstaan van die [slachtoffer] gemasturbeerd en
/ofzijn erecte penis aan haar
heeft getoond.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Aanvullende bewijsoverweging
De rechtbank merkt op dat het door verdachte masturberen in aanwezigheid van zijn dochter als ontuchtige handeling valt aan te merken, nu deze handeling gevolgd is op de interactie tussen verdachte en zijn dochter naar aanleiding van vragen over haar biologieles.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het primaire:
Ontucht plegen met zijn minderjarig kind, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie vordert voorts oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals die geadviseerd zijn door de reclassering.
De officier van justitie komt tot bovenvermelde eis in verband met de bijzondere ernst van het feit. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke gebeurtenissen voor een minderjarige zeer ingrijpend zijn en daarnaast beschadigend en traumatiserend, zeker wanneer deze feiten gepleegd worden door de eigen vader. Het slachtoffer is een kwetsbaar kind. Verdachte wist dit en ondanks dat mocht het slachtoffer niets zeggen. Juist die belasting is voor het slachtoffer zeer beschadigend geweest. De aard van de door verdachte gepleegde handelingen is zo verstrekkend dat een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd dan de door verdachte ondergane voorlopige hechtenis. Hiertoe is gewezen op het forse tijdsverloop sinds de aanhouding van verdachte op 13 oktober 2015. Daarnaast is gewezen op de vele consequenties die een onvoorwaardelijke gevangenisstraf met zich zal brengen. Verdachte zal zijn baan verliezen en zal daardoor niet meer zijn ex-vrouw en kinderen financieel kunnen ondersteunen, waardoor zij wellicht de woning zullen verliezen. Daarnaast heeft hij zijn lesje tijdens zijn verblijf op het politiebureau wel geleerd. Verdachte is gemotiveerd om in behandeling te gaan en neemt deze serieus. De kans op recidive wordt als zeer laag ingeschat en verdachte is een first-offender. De reclassering acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf contra geïndiceerd. Indien een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd zal dat consequenties hebben voor het gezin van verdachte aangezien dat grotendeels financieel afhankelijk is van verdachte. Gezien de stoornis van zijn kinderen zal een dergelijke situatie hen ernstig ontwrichten, aldus de reclassering. Door middel van een werkstraf en een langdurige voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een meldplicht en een ambulante behandelverplichting kan de ernst van de feiten tot uitdrukking worden gebracht.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 08 november 2016;
- een voorlichtingsrapportage van de reclassering Nederland d.d. 25 juli 2016;
- een ongedateerd rapport psychodiagnostisch onderzoek van Kairos, Forensische polikliniek betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt als volgt.
Verdachte heeft meermalen zijn minderjarige dochter misbruikt door haar borsten en vagina te betasten, zijn vingers in haar vagina te brengen en te masturberen in haar bijzijn. Hij heeft een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn dochter, die vanwege haar leeftijd, haar beperking in de vorm van PDD-NOS, haar beperkte intelligentievermogen en haar relatie tot verdachte in een kwetsbare positie verkeerde en niet in afdoende mate in staat was om aan het handelen van verdachte weerstand te bieden. Dergelijke gedragingen kunnen, naar de ervaring leert, voor een slachtoffer ernstige psychische gevolgen hebben. Zijn dochter ondervindt van het gebeurde nog steeds de nadelige gevolgen, zo is gebleken uit de door haar ter zitting afgelegde slachtofferverklaring.
De rechtbank stelt voorop dat vorenstaand handelen van verdachte in beginsel, zoals de officier van justitie ook heeft gevorderd, niet anders kan worden afgedaan dan met het opleggen van een aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf. In dit geval zal de rechtbank daar echter van afwijken en daartoe overweegt zij als volgt.
Nadat de (inmiddels) ex-echtgenote op 6 juli 2015 achter het misbruik is gekomen, heeft verdachte direct en op eigen initiatief hulp gezocht bij Kairos Forensische polikliniek. Verdachte heeft 26 weken deelgenomen aan de Terugval Preventie groepsbehandeling voor zedendelinquenten. Verdachte heeft meer zicht gekregen op factoren die hebben meegespeeld in het delict en hoe deze in de toekomst te voorkomen. Inmiddels krijgt verdachte een vervolgbehandeling waarbij individuele psychotherapie en psychomotorische therapie is geïndiceerd.
Reclassering Nederland heeft op 25 juli 2016 een reclasseringsadvies opgesteld. Hieruit volgt dat het recidiverisico laag wordt ingeschat. Verdachte is niet eerder in aanraking gekomen met justitie en heeft geen contact meer met zijn dochter. Zijn moeder en zus worden gezien als een steunende, maar kritische factor. Om te voorkomen dat verdachte afhaakt bij meer confrontatie binnen de behandeling is het geïndiceerd deze verplicht te stellen. Indien verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd zou krijgen, dan heeft dit voornamelijk gevolgen voor zijn gezin. Zijn ex-echtgenote en kinderen zijn grotendeels financieel afhankelijk van verdachte. Gezien de stoornis van de kinderen (beiden zijn behept met PDD-NOS) zal een dergelijks situatie hen ernstig ontwrichten.
Uit het ongedateerde rapport psychodiagnostisch onderzoek van Kairos Forensische polikliniek volgt dat het aannemelijk is te veronderstellen dat bij verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis, licht in ernst.
De rechtbank neemt het advies van de reclassering over.
Verder betrekt de rechtbank bij de straftoemeting in het voordeel van verdachte dat hij ter zitting volledig openheid van zaken heeft gegeven. Verdachte lijkt te begrijpen wat hij zijn dochter heeft aangedaan. Dat hij dit oprecht vreselijk vindt, bleek uit zijn houding en verklaring op de terechtzitting van 16 december 2016. Met deze houding, het vrijwillig oppakken van hulpverlening en het vervolgens consequent nakomen van alle afspraken in het kader van zijn behandeling, laat hij zien dat hij de schade die hij in het gezin heeft aangericht probeert te herstellen. Er is nog een lange weg te gaan, ook in termen van behandeling en begeleiding, wat ook als een strafelement gezien kan worden.
Daarnaast is gebleken dat verdachte in grote mate het gezin financieel ondersteunt. Indien verdachte een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal moeten uitzitten, zal zijn gezin in financiële problemen komen. Het gezin zal dan – onbedoeld – nog dieper in de problemen geraken. De rechtbank is van oordeel dat het belang van het gezin om uit de problemen te komen en daar niet nog verder in te geraken, prevaleert boven het vergeldingsbelang van de samenleving dat gediend zou zijn met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte.
Tot slot betrekt de rechtbank bij de straftoemeting in het voordeel van verdachte dat hij nog nimmer voor enig misdrijf is veroordeeld.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat in dit specifieke geval het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend is. Het is wenselijk het reeds ingezette behandeltraject dat al meer dan een jaar lopende is en waarin door verdachte serieuze stappen in de goede richting zijn gezet, niet te doorkruisen. Aan verdachte zal een onvoorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd die gelijk is aan de tijd die hij al in verzekering heeft doorgebracht. Daarnaast zal aan hem, ter compensatie van het niet opleggen van een langere onvoorwaardelijk gevangenisstraf wat in het algemeen wel gebruikelijk is in zaken als deze, een lange voorwaardelijke gevangenisstraf alsook een forse werkstraf worden opgelegd. Het opleggen van de voorwaardelijke gevangenisstraf dient om te voorkomen dat verdachte opnieuw een (dergelijk) strafbaar feit begaat en hij tegelijkertijd, indien nodig verplicht, de benodigde behandeling voor zijn problemen krijgt.
Alles afwegende zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen, waarvan 364 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Aan de voorwaardelijke straf zullen de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd. Tevens wordt hij veroordeeld tot het verrichten van een werkstraf van 180 uur, zo nodig te vervangen door 90 dagen hechtenis. Dit alles met aftrek van de tijd die hij in verzekering heeft doorgebracht.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] , vertegenwoordigd door [naam] , heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.628,62, bestaande uit € 378,62 ter zake van materiële schade en € 1.250,- ter zake van immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij volledig toe te wijzen, inclusief de wettelijke rente. Naar het oordeel van de officier van justitie is de vordering, voor zowel het materiele deel als het immateriële deel voldoende onderbouwd en redelijk. De officier van justitie vordert daarnaast de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde reiskosten voor toewijzing in aanmerking kunnen komen. De kosten die gemaakt zijn voor bijscholing, welke ook deel uitmaken van de materiële vordering, maken echter deel uit van het ouderschapsplan waarin is overeengekomen dat deze voor rekening van de ex-echtgenote van verdachte komen. Daarnaast zijn deze kosten niet onderbouwd. De verdediging verzoekt om niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij voor dit deel van de vordering. Ten aanzien van de immateriële vordering heeft de verdediging verzocht om matiging van het toe te wijzen bedrag.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot het gevorderde bedrag van € 1.628,62 schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 57, 249 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
365 (driehonderdvijfenzestig) dagen;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
364 (driehonderdvierenzestig) dagen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de
proeftijddie op
drie jarenwordt bepaald;
de
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
de
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- zich uiterlijk binnen 2 dagen na het opleggen van dit vonnis tussen 09:00 uur en 11:00 uur zal melden aan de balie van Reclassering Nederland op het adres Nieuwe Oeverstraat 65 te Arnhem, en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- zich zal laten behandelen bij de forensische polikliniek Kairos of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
 geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht);
 beveelt dat de tijd (1 dag), door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf
in minderingzal worden gebracht;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
werkstrafgedurende
180 (honderdtachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
 veroordeelt verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van
€ 1.628,62(eenduizendzeshonderdachtentwintig euro en tweeënzestig eurocenten), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2015 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag
te betalen van € 1.628,62(eenduizendzeshonderdachtentwintig euro en tweeënzestig eurocenten), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 26 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.W. van de Sande (voorzitter), mr. W.L.F. Prisse en mr. H.C. Leemreize , rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Bril, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 december 2016.
Mr. W.L.F. Prisse en mr. H.C. Leemreize zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Oost Nederland, Dienst Regionale recherche, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2015327638, gesloten op 19 november 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.