Feitelijke toedracht
De rechtbank stelt op grond van de processtukken en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast. Daarbij tekent de rechtbank aan dat uitgegaan wordt van de verklaringen van verdachte. Het door verdachtes in deze verklaringen gedane relaas – onbetwist gebleven door de officier van justitie – is immers aannemelijk geworden, nu hij hierover (direct na het gebeurde en ook later) consistente en gedetailleerde verklaringen heeft afgelegd, zijn verklaringen door het sporenonderzoek worden bevestigd en zij door de overige verklaringen in het dossier niet weersproken worden.
Verdachte (1,76 meter) en slachtoffer [slachtoffer] (2,02 meter) woonden in hetzelfde pand en hadden een kamer naast elkaar. Tussen hun kamers zat een scheidingswand van gipsen platen opgevuld met glaswol. [slachtoffer] ervoer grote stankoverlast afkomstig van de kamer van verdachte. Dit probleem was al een jaar (of twee) gaande. [slachtoffer] had er bij verdachte al meermalen op aangedrongen zijn kamer op te ruimen. Daarbij had hij wel eens bedreigingen geuit. Behalve een duw, had [slachtoffer] zich verder niet eerder fysiek uitgelaten jegens verdachte. Wel had [slachtoffer] enkele weken voor het incident een gat (ongeveer 40 cm bij 20 cm) in de gipsen scheidingswand, links naast het hoofdeinde van het bed van verdachte, gemaakt en had hij een paar keer met een brandslang water door het gat in de kamer van verdachte gespoten.
Verdachte en [slachtoffer] gebruikten beiden regelmatig veel alcohol en hadden beiden op de bewuste dag behoorlijk wat gedronken. Hun bloed is onderzocht. Naast ethanol (alcohol) zijn in hun bloed sporen van THC (passend bij cannabis) aangetoond, en bij [slachtoffer] ook nog amfetamine. Verdachte verklaarde die dag 2 jointjes te hebben geblowd. Als [slachtoffer] gedronken had, kon hij agressief worden.
Op 11 maart 2016 rond 20:00 uur, toen verdachte al op bed lag, hoorde hij iemand hard tegen zijn kamerdeur aan trappen. Hij deed de deur open om te kijken wat er aan de hand was en werd direct naar binnen geduwd door [slachtoffer] . [slachtoffer] begon verdachte gelijk te stompen. Verdachte werd door [slachtoffer] een paar keer naar de grond gewerkt. Verdachte werd daarbij ook geschopt. Buurman [getuige] , die een kamer had aan de andere kant van verdachte, kwam erbij en trok [slachtoffer] van de kamer van verdachte af. Verdachte deed zijn deur dicht en direct weer op slot. Aan deze mishandeling hield verdachte twee hoofdwonden, een blauw oog en verschillende kneuzingen en schrammen over. Ook verloor hij een ondertand.
Enkele minuten na dit incident, kwam [slachtoffer] opnieuw naar de kamer van verdachte en riep hij ‘ [verdachte] , tweede ronde’. [slachtoffer] kon de kamer niet in, want de deur zat op slot. Direct daarna, terwijl verdachte trillend op bed zat bij te komen van het eerdere incident, stak [slachtoffer] een (uitschuifbare) buis van metaal van bijna 2 meter lang door het gat en probeerde hij verdachte daarmee te slaan. Dat lukte niet. [slachtoffer] gooide vervolgens de buis richting verdachte en begon gelijk tegen de gipsen scheidingswand te trappen teneinde het gat groter te maken. Doordat er al een zaagsnede in de lengte van de wand zat, werd het gat snel groter. [slachtoffer] was woest en probeerde door het gat in de kamer van verdachte te komen. Met zijn hoofd en een groot deel van zijn bovenlijf kwam hij door het gat en hing hij in de kamer van verdachte. Verdachte pakte het koksmes dat op het tafeltje naast zijn bed lag en is op verdachte in gaan steken net zo lang totdat [slachtoffer] zich naar zijn eigen kamer terugtrok. Verdachte heeft [slachtoffer] negen keer gestoken. De steken in zijn nek (1), rug (7) en schouder (1) variëren van 4 tot 20 cm diepte. Verder had [slachtoffer] ook een oppervlakkige huidklieving in zijn rechterhand. Verdachte verwondde ook zichzelf tijdens het steken; hij stak of sneed zichzelf in zijn linkerhand. [slachtoffer] overleed als gevolg van bloedverlies en verstikking door de steekverwondingen.