ECLI:NL:RBGEL:2016:695

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 februari 2016
Publicatiedatum
9 februari 2016
Zaaknummer
700142-12 (PIJ-verlenging)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de PIJ-maatregel voor een minderjarige met aandacht voor resocialisatie en begeleiding

Op 9 februari 2016 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de PIJ-maatregel voor een minderjarige. De raadkamer heeft besloten de PIJ-maatregel met 12 maanden te verlengen, waarbij de ontwikkeling van de betrokkene nauwlettend in de gaten zal worden gehouden. De betrokkene, een meisje dat momenteel verblijft in de Rijks Justitiële Jeugdinrichting De Hunnerberg te Nijmegen, moet nog starten met haar meerdaagse onbegeleide verlof. De raadkamer heeft vastgesteld dat het van belang is om te observeren hoe zij omgaat met de toenemende vrijheden en verantwoordelijkheden, en of zij in de maatschappij kan functioneren zonder directe begeleiding.

De beslissing tot verlenging is genomen na een zorgvuldige afweging van de adviezen van de deskundigen en de officier van justitie. De deskundige heeft aangegeven dat de betrokkene positieve ontwikkelingen heeft doorgemaakt en dat de behandeling tot nu toe succesvol is geweest. Er is echter ook een risico op recidive, vooral als de betrokkene in situaties komt waarin zij verleid wordt tot ongewenst gedrag. De raadkamer heeft benadrukt dat de verlenging van de maatregel noodzakelijk is voor een goede resocialisatie en dat de betrokkene de tijd nodig heeft om haar behandeldoelen te behalen.

De raadsman van de betrokkene heeft bezwaar gemaakt tegen de verlenging, met de stelling dat de behandeling succesvol is doorlopen en dat de vertraging in de procedure niet aan de betrokkene te wijten is. De raadkamer heeft echter geconcludeerd dat, ondanks de vertraging, de behandeling nog niet is afgerond en dat de betrokkene nog verdere begeleiding nodig heeft. De beslissing is genomen in het belang van de betrokkene en de veiligheid van anderen, en is gebaseerd op de relevante wetsartikelen uit het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Meervoudige Raadkamer voor kinderstrafzaken
Parketnummer : 05/700142-12
Datum zitting : 26 januari 2016
Datum uitspraak: 9 februari 2016

Beschikking op de vordering tot verlenging plaatsing inrichting voor jeugdigen

met betrekking tot de veroordeelde:
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats] (China)
thans verblijvende in Rijks Justitiële Jeugdinrichting De Hunnerberg te Nijmegen.

De procedure

De raadkamer heeft kennis genomen van de op 26 november 2015 ter griffie van deze rechtbank ingekomen vordering van de officier van justitie in dit arrondissement, welke vordering strekt tot verlenging met 12 (twaalf) maanden van de bij arrest van het Gerechtshof Arnhem d.d. 27 augustus 2013 opgelegde maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met betrekking tot:
[verdachte],voornoemd.
De raadkamer heeft verder kennis genomen van de processtukken, waaronder:
  • de aantekeningen als bedoeld in artikel 77t, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, en
  • het advies van [instelling], hierna te noemen: [instelling], gedateerd 11 november 2015. In het advies wordt geadviseerd tot verlenging van de maatregel met een periode van 12 (twaalf) maanden.
In raadkamer van 26 januari 2016 zijn gehoord:
  • de veroordeelde, hierna te noemen betrokkene;
  • haar raadsman, mr. S.F.J. Smeets, advocaat te Amsterdam;
  • de deskundige drs. [deskundige], als orthopedagoog/gedragswetenschapper verbonden aan [instelling];
  • de vader van veroordeelde, bijgestaan door mevrouw [tolk], tolk, en
  • de officier van justitie, mr. J. Kolkman.
De officier van justitie heeft de vordering toegelicht en daarbij gepersisteerd.
De deskundige heeft het advies toegelicht.
Betrokkene en haar raadsman verzetten zich tegen toewijzing van de vordering. De raadsman verzoekt primair de vordering af te wijzen, subsidiair de PIJ-maatregel voorwaardelijk te beëindigen en meer subsidiair de maatregel met 6 (zes) maanden te verlengen.

De overwegingen

In het advies, d.d. 11 november 2015, van [instelling] is onder meer vermeld:
“(…) Uit de beoordeling van de SAVRY valt op te maken dat bij [betrokkene] (rechtbank: betrokkene) een aantal van de kritische (statische) historische risicofactoren als matig zijn gescoord. (…) Wat betreft de (dynamische) sociale/contextuele/individuele factoren is een positieve ontwikkeling te zien wat maakt dat één factor hoog-kritisch is gescoord en drie factoren als matig-kritisch zijn gescoord. (…) Samenvattend wordt het risico op herhaling van gewelddadig gedrag aan de hand van de SAVRY van 23 oktober 2015 op matig geschat. (…) Het risico op recidive en het onttrekkingsrisico worden verhoogd wanneer [betrokkene] tijdens haar verlof veelvuldig drugs en alcohol gebruikt en wanneer zij terechtkomt in riskante situaties met delinquente leeftijdsgenoten. (…)
De duidelijke afspraken over de invulling van de verloven, waarbij de verloven worden voorgestructureerd, hebben een verlagende werking op het recidiverisico. (…) Gesteld kan worden dat de geboden behandeling tot nu toe een positief verloop heeft gekend, in die zin dat het risico op herhaling van een geweldsincident sinds de start van de PIJ-maatregel is teruggebracht van matig-hoog naar matig. [betrokkene] is vanaf de start van haar behandeling gemotiveerd geweest te werken aan haar behandeldoelen. Binnen de verschillende interventies heeft zij de gestelde doelen behaald, dan wel een positieve ontwikkeling laten zien. De tot nu toe genoten verloven zijn tevens allen probleemloos verlopen. De reeds behaalde behandeldoelen en het verlaagde recidiverisico maken dat de prognose ten aanzien van het zich verder te ontwikkelen gedrag als gunstig wordt ingeschat. (…) Binnen de voortgang van het behandeltraject van [betrokkene] is het wenselijk dat zij kan laten zien dat zij zich zonder directe begeleiding aan de afspraken kan houden tijdens verlof. (…) Van belang is dat zij de komende periode de gelegenheid krijgt het ingezette proces van resocialisatie verder voort te zetten buiten de instelling, zodat zij kan laten zien dat zij met vrijheden en verantwoordelijkheden weet om te gaan. (…) Deze toename in vrijheden doen nog meer een beroep op de interne sturing van [betrokkene] en het maken van zelfstandige, bewuste en weloverwogen beslissingen.
Gezien de duur van de behandeling en de ernst van de problematiek, is -na de meerdaags onbegeleide verlofstatus- ondersteuning van [betrokkene] middels een STP van minstens zes maanden geïndiceerd. (…) Gelet op de aard en de omvang van het recidiverisico is het noodzakelijk dat -in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling- [betrokkene] de komende tijd verder gaat werken aan de genoemde behandeldoelen. Om deze doelen te behalen heeft [betrokkene] zeker nog 12 maanden nodig (…) Het toewerken naar het verkrijgen en behouden van een goede dagbesteding en woonplek, waarbij [betrokkene] begeleiding en ondersteuning kan ontvangen, die aansluit bij haar capaciteiten en waar zij gemotiveerd voor is, heeft een verlagende werking op het recidiverisico. (…)”
In raadkamer van 26 januari 2016 heeft de deskundige het advies nader toegelicht en onder meer het volgende verklaard. Betrokkene heeft binnen de JJI laten zien dat zij vaardigheden beheerst en veel van haar behandeldoelen heeft gehaald. In de komende periode zal doorgegaan worden met resocialisatie, hetgeen een cruciaal onderdeel in de behandeling is. Er moet een transitie plaatsvinden van wat betrokkene binnen de JJI heeft geleerd naar de situatie in de maatschappij. Gekeken zal moeten worden hoe het met betrokkene gaat wanneer de kaders wegvallen en de vrijheden en verantwoordelijkheden toenemen. Het is belangrijk dat betrokkene een persoon heeft om haar te begeleiden of om op terug te vallen wanneer het moeilijk wordt of het mis lijkt te gaan. Er is een periode van zes maanden nodig voor het meerdaags onbegeleid verlof. Vervolgens is een periode van zes maanden nodig voor het STP-traject. Dit zijn de termijnen in het gunstigste geval; het verlof moet in dat geval goed verlopen. Wanneer alles goed verloopt zou na 12 maanden overgegaan kunnen worden op de verplichte nazorg. Gelet op de situatie van betrokkene is het niet reëel te denken dat het sneller kan. Er is sprake van een mediagevoelige zaak. Het ministerie van Veiligheid en Justitie, afdeling individuele jeugdzaken, heeft toestemming gegeven voor het meerdaags onbegeleid verlof. Gewacht wordt op toestemming van de staatssecretaris. Het verleden heeft uitgewezen dat bericht van de staatsecretaris even op zich laat wachten.
De deskundige adviseert tot verlenging van de PIJ-maatregel.
De raadsman heeft aangevoerd dat betrokkene de behandeling succesvol heeft doorlopen. Wanneer alle partijen hun verantwoordelijkheid zouden hebben genomen, was er een reële kans dat de PIJ-maatregel binnen twee jaar zou zijn afgerond. Het ministerie van Veiligheid en Justitie heeft er echter voor gezorgd dat de maatregel bijna een jaar is vertraagd. Omdat sprake is (geweest) van veel media-aandacht wordt de zaak van betrokkene anders beoordeeld dan andere zaken. Het ministerie speelt een uitermate kwestieuze rol in de uitvoering van deze PIJ-maatregel. Er worden oneigenlijke bezwaren opgeworpen en het ministerie laat betrokkene onnodig lang op beslissingen wachten. Door toedoen van het ministerie heeft betrokkene niet in september 2015 kunnen starten met een opleiding. Het argument dat sprake is van een mediazaak is volstrekt oneigenlijk. Door de overplaatsing van betrokkene naar De Hunnerberg is wederom vertraging ontstaan in het traject. In het verlengingsadvies wordt nauwelijks uitgelegd waarom verlenging van de maatregel precies noodzakelijk is. Er is geen noodzaak meer de PIJ-maatregel te verlengen. Er is een aantal aspecten niet doorlopen; dat ligt niet aan betrokkene maar aan het ministerie en aan de gebrekkig functionerende PIJ-maatregel. Verlenging van de maatregel is niet in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van betrokkene. De PIJ-maatregel dient beëindigd te worden, althans voorwaardelijk beëindigd te worden, dan wel voor een kortere periode te worden verlengd. Op die wijze ontstaat er daadwerkelijk druk om in actie te komen.
De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat is voldaan aan alle formaliteiten en dat aan de wettelijke criteria voor verlenging van de maatregel wordt voldaan. Dat blijkt uit de adviezen die er liggen, met name ten aanzien van het recidivegevaar. Het gaat goed met betrokkene. Ze heeft veel geleerd en zet zich goed in. De behandeling verloopt positief. Er wordt nu toegekomen aan de fase van resocialisatie. De volgende stappen zijn meerdaags onbegeleid verlof en het STP-traject. Er is nog een periode van 12 maanden nodig. De officier van justitie verzoekt de vordering toe te wijzen.
De raadkamer neemt, gezien de stukken en gelet op het in raadkamer verhandelde, het advies van de inrichting om de maatregel te verlengen met 12 (twaalf) maanden over. |
De raadkamer benadrukt dat zij zich bij haar beslissing heeft te baseren – en dat ook doet – op de wet, in het bijzonder op de artikelen 77s en 77t van het Wetboek van Strafrecht.
Naar het oordeel van de raadkamer is voldoende onderbouwd waarom verlenging van de PIJ-maatregel voor de duur van twaalf maanden noodzakelijk is.
De raadkamer stelt vast dat betrokkene een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Ze heeft de gestelde doelen grotendeels behaald en het recidiverisico wordt thans als ‘matig’ ingeschat.
De raadkamer stelt vast dat de verlofaanvragen vertraging hebben opgelopen, hetgeen valt te betreuren. De raadsman heeft aangevoerd dat beslissingen op verlofaanvragen vanuit het ministerie te laat worden genomen, in ieder geval met meer vertraging dan in andere minder mediagevoelige zaken, en niet valt uit te sluiten dat hij daar een punt heeft. De deskundige heeft dat ter zitting ook niet weersproken. Hoewel de raadkamer de frustratie van betrokkene en haar raadsman over die gang van zaken kan invoelen, laat dat echter onverlet dat de behandeling van betrokkene nog niet is afgerond.
Betrokkene moet nog starten met het meerdaags onbegeleid verlof. Wanneer het meerdaags onbegeleid verlof kan starten, kan de behandeling van betrokkene de benodigde voortgang krijgen. Tijdens het onbegeleide verlof zullen zich telkens nieuwe situaties voordoen, waarbij betrokkene zelfstandig de juiste keuzes dient te maken. Het is dan ook van belang te bezien of zij het geleerde in de praktijk zal weten te brengen. Gekeken zal moeten worden hoe betrokkene omgaat met de situatie waarin de kaders wegvallen en de vrijheden en verantwoordelijkheden toenemen. Ter voorkoming van recidive is het van belang dat dit proces nauwlettend gevolgd zal worden. Wanneer het meerdaags onbegeleid verlof naar behoren verloopt, zal na een periode van zes maanden worden gestart met het STP-traject (scholings- en trainingsprogramma). Binnen het STP-traject kan verder worden gewerkt aan de opbouw van een grotere zelfstandigheid.
De raadkamer is gelet op vorenstaande van oordeel dat verlenging van de PIJ-maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van betrokkene.
In de komende periode dient te worden bezien of betrokkene zich buiten de JJI in de maatschappij staande kan houden en of de positieve ontwikkeling van betrokkene zich verder bestendigt. De raadkamer is gelet op de noodzaak tot verdere uitbreiding van de behandeling in de externe fase en de daarbij behorende begeleiding van oordeel dat de verzochte periode voor verlenging realistisch is. De raadkamer ziet onvoldoende aanknopingspunten om de termijn op korter dan 12 maanden te stellen. Vaststaat immers dat een periode van zes maanden nodig is voor het meerdaags onbegeleid verlof en vervolgens een periode van zes maanden voor het STP-traject. Betrokkene heeft de tijd nodig voor de afronding van haar programma en de noodzakelijke opbouw naar zelfstandigheid. Gelet op de persoon van betrokkene en de aard en ernst van het indexdelict is het van belang dat de resocialisatie van betrokkene uitvoerig begeleid wordt. Betrokkene dient tevens gefaseerd te worden voorbereid op een terugkeer in de samenleving.
Gelet op het hiervoor overwogene alsmede op grond van de omstandigheden dat:
1. de maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar
veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen;
2. er bij de betrokkene tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of
ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond;
3. de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van de maatregel eist;
4. de verlenging van de maatregel in het belang is voor een zo gunstig mogelijke verdere
ontwikkeling van betrokkene;
zal de raadkamer beslissen als hierna te melden.
[Verlenging pij  eisen:
  • artikel 77t lid 3: maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meerder personen;
  • artikel 77t lid 3 jo 77s lid 1 onder b en c

onder b: de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist

onder c: de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte
Artikel 77t lid 2: verlenging kan voor maximaal 4 jaar, echter maximaal 6 jaar mogelijk als de maatregel is opgelegd aan een verdachte als bedoeld in artikel 77s lid 3 2e volzin:
Indien bij de verdachte tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond.]
De raadkamer neemt bij haar beslissing de desbetreffende wetsartikelen in aanmerking.

De beslissing

Verlengtde termijn van de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van [verdachte], voornoemd, voor een periode van
12 (twaalf) maanden.
Deze beschikking is gegeven in raadkamer op 9 februari 2016 door
mr. S. Kuypers, kinderrechter, als voorzitter,
mr. A.G. Broek de Stigter, kinderrechter,
mr. E. de Boer, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.A. Sluijters, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 februari 2016.