ECLI:NL:RBGEL:2016:6944

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 december 2016
Publicatiedatum
22 december 2016
Zaaknummer
AWB - 14 _ 6526
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging ziekengeld en geschiktheid voor maatgevende arbeid van maatschappelijk werkster

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 22 december 2016 uitspraak gedaan over de beëindiging van het ziekengeld van eiseres, die als maatschappelijk werkster werkzaam was. Eiseres had zich ziekgemeld vanwege psychische klachten en de beëindiging van het ziekengeld door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen werd betwist. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op de data in geding, 20 juni 2014 en 9 januari 2015, niet geschikt was voor haar maatgevende arbeid. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat er in de functie van maatschappelijk werkster geen stress en conflicten voorkwamen, wat essentieel is voor de geschiktheid van eiseres. De rechtbank heeft de bestreden besluiten vernietigd en bepaald dat eiseres recht heeft op ziekengeld vanaf de data in geding. Tevens is verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: 14/6526 en 15/2021

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaken tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.A.H. Theunissen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringente Arnhem, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 19 juni 2014 (het primaire besluit I) heeft verweerder het ziekengeld van eiseres op grond van de Ziektewet (ZW) met ingang van 20 juni 2014 (hierna: datum in geding) beëindigd.
Bij besluit van 9 januari 2015 (het primaire besluit II) heeft verweerder het ziekengeld van eiseres op grond van de Ziektewet (ZW) met ingang van 9 januari 2015 (hierna: datum in geding) beëindigd.
Bij besluit van 31 juli 2014 (het bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit I ongegrond verklaard.
Bij besluit van 11 maart 2015 (het bestreden besluit II) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit II ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 mei 2015. Beide zaken zijn gevoegd behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L. Smid.
Op 2 juni 2015 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en verweerder verzocht een nadere – medische - reactie in te dienen.
Bij brief van 15 juni 2015 heeft verweerder een rapport ingezonden van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (va b&b) van 12 juni 2015.
Eiseres heeft hierop bij brief van 2 juli 2015 gereageerd.
Na van partijen toestemming te hebben verkregen voor het achterwege laten van een nadere zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten, maar dit op 26 augustus 2015 weer heropend in verband met de benoeming van een medisch deskundige.
Op 15 oktober 2015 heeft de rechtbank psychiater N.J. de Mooij als deskundige benoemt.
Op 25 februari 2016 heeft deskundige De Mooij rapport uitgebracht.
Eiseres heeft bij brief van 11 april 2016 te kennen gegeven zich te kunnen vinden in de conclusies van de deskundige.
Verweerder heeft bij brief van 13 april 2016 een reactie van de va b&b van 4 april 2016 ingebracht en de bestreden besluiten gehandhaafd.
Bij brief van 17 mei 2016 heeft eiseres gereageerd op verweerders brief van 13 april 2016.
Op 3 juni 2016 heeft verweerder te kennen gegeven zijn standpunt te handhaven.
Na van partijen toestemming te hebben verkregen voor het achterwege laten van een nadere zitting heeft de rechtbank het onderzoek in beide zaken op 31 oktober 2016 gesloten.

Overwegingen

Het bestreden besluit I (zaaknummer 14/6526)
1. Eiseres is laatstelijk van 5 februari 2012 tot en met 31 augustus 2012 in een dienstverband met [bedrijf] gedurende gemiddeld 21,23 uur per week werkzaam geweest als maatschappelijk werkster. Met ingang van 3 september 2012 is aan haar een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) toegekend. Vanuit deze uitkeringssituatie heeft eiseres zich ziekgemeld per 27 december 2012 vanwege vermoeidheid en psychische klachten. Verweerder heeft eiseres per deze datum ziekengeld toegekend. Na een onderbreking in verband met een uitkering ingevolge de Wet arbeid en zorg van 26 juni 2013 tot en met 14 oktober 2013 (eiseres is op 7 augustus 2013 bevallen van een dochter) is het ziekengeld met ingang van 15 oktober 2013 voortgezet omdat eiseres ziek was ten gevolge van bekken- en psychische klachten. Op 19 juni 2014 heeft verweerders verzekeringsarts eiseres met ingang van 20 juni 2014 hersteld verklaard, hetgeen heeft geleid tot de bestreden besluiten.
2.1
Verweerder heeft de beëindiging van het ziekengeld gebaseerd op de vaststelling dat eiseres op de datum in geding niet (meer) ongeschikt is voor haar maatgevende arbeid ingevolge de ZW. Aan deze vaststelling ligt een onderzoek van de verzekeringsarts M.P.F. Klerkx van 19 juni 2014 en van de verzekeringsarts bezwaar en beroep R. van den Enden van 29 juli 2014 ten grondslag.
2.2
Klerkx heeft het dossier bestudeerd en eiseres op 19 juni 2014 op het spreekuur gezien. Klerkx schrijft dat eiseres nog steeds bekkenklachten, concentratieproblemen en overgevoeligheid voor prikkels ervaart. Eiseres heeft op advies van de verzekeringsarts een training gevolgd bij [naam] (gesprekken met een psycholoog en bekkenbodemtraining). Daarnaast is zij bij een haptonoom onder behandeling geweest. Uit informatie van [naam] blijkt dat de bekkenproblemen inmiddels geen belemmering meer vormen in het dagelijks leven en dat alle behandelingen zijn afgesloten. Klerkx neemt geen concentratieproblemen waar, ziet geen medische argumenten voor een psychische stoornis en wijst er op dat eiseres de hele dag bezig is met de zorg voor haar gezin met twee jonge kinderen, waarbij zij veel wordt blootgesteld aan prikkels.
2.3
Van den Enden heeft het dossier bestudeerd en eiseres gezien op zijn spreekuur van 29 juli 2014. Van den Enden vat samen dat eiseres in het verleden meerdere langdurige perioden van ziekte heeft doorgemaakt. Van maart 2004 tot september 2005 was er bij eiseres sprake van angstklachten bij relatieproblematiek. Van mei 2006 tot november 2007 was eiseres ziek ten gevolge van chronische vermoeidheid en een depressie. In 2008 is er sprake geweest van een periode waarin eiseres chronisch vermoeid was. Deze ziektehistorie wordt door eiseres op het spreekuur bevestigd. Eiseres is inmiddels wel weer bij de haptonoom onder behandeling. Fysiek zou zij het werk nu wel weer aankunnen, echter de psychische problemen vormen een belemmering. Van den Enden conformeert zich aan de bevindingen van Klerkx.
3. Eiseres voert als beroepsgrond aan dat verweerder ten onrechte niet is ingegaan op de inhoud van de maatgevende arbeid. Eiseres was maatschappelijk werkster en begeleidde vrouwen in de vrouwenopvang. Het is een pittige functie in soms hectische omstandigheden, waarin eiseres vrouwen met ernstige psychische problemen dient te begeleiden. Het moge duidelijk zijn dat in deze functie goede sociale vaardigheden en een goede concentratie zijn vereist en dat eiseres adequaat moet kunnen handelen. Eiseres heeft cognitieve klachten en is uitermate prikkelgevoelig. Daarnaast heeft zij nog steeds bekkenklachten.
Eiseres heeft een verklaring van haar behandelend psycholoog C. van Embden van 4 februari 2015 ingebracht, waarin deze melding maakt van een gegeneraliseerde angststoornis bij eiseres. In verband hiermee vindt Van Embden het werken als maatschappelijk werkster niet verantwoord.
4. De rechtbank stelt voorop dat voor de werkloze verzekerde als maatgevende arbeid heeft te gelden werkzaamheden die bij een soortgelijke werkgever gewoonlijk kenmerkend zijn voor de laatstelijk voor de ziekmelding feitelijk verrichte arbeid. In geschil is of eiseres daarvoor geschikt is op de datum in geding. Voor eiseres is dat de functie van maatschappelijk werkster.
5. Het beroep is op 19 mei 2015 ter zitting behandeld. Op 2 juni 2015 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en verweerder verzocht de volgende vragen te beantwoorden:
-Behandelend psycholoog C. van Emden schrijft in haar brief van 4 februari 2015 dat er bij eiseres sprake is van een gegeneraliseerde angststoornis. Verweerders verzekeringsarts bezwaar en beroep (va b&b) stelt in zijn rapport van 10 maart 2015 dat eiseres weliswaar spanningsklachten heeft, maar dat deze klachten niet het gevolg zijn van ziekte of gebrek. De rechtbank stelt de va b&b in de gelegenheid (aanvullend) te motiveren waarom er, in tegenstelling tot de visie van de psycholoog, bij eiseres geen sprake is van ziekte in de vorm van een gegeneraliseerde angststoornis;
-De maatstaf zijn arbeid voor de Ziektewet is in dit geval de functie van maatschappelijk werkster. Door verweerder is niet betwist dat voor het uitoefenen van een dergelijke functie de nodige stabiliteit is vereist. De rechtbank stelt de va b&b in de gelegenheid te motiveren dat eiseres in psychisch opzicht over voldoende stabiliteit beschikt om de functie van maatschappelijk werkster te kunnen vervullen.
6. In reactie op de heropeningsbeslissing van de rechtbank heeft verweerder een rapport ingezonden van Van den Enden. In dit rapport benadrukt Van den Enden dat eiseres op de spreekuren van 29 juli 2014 en 2 maart 2015 (zaaknummer 15/20210 een in psychisch opzicht volstrekt ongestoorde indruk maakte. Dit is geheel in lijn met de informatie van de huisarts. Eiseres is niet depressief, reageert vlot en is voldoende assertief, zij presenteert geen cognitieve problemen. Er zijn met name geen tekenen van angst of somatische equivalenten daarvan (vegetatieve verschijnselen). Zij heeft geen thuis-ondersteuning nodig van enige instantie en zij gebruikt geen psychomedicatie. Eiseres oogt kerngezond, niet vermoeid, en eerder strijdvaardig dan angstig.
7.1
De rechtbank heeft hierop het onderzoek gesloten, maar vervolgens op 26 augustus 2015 heropend omdat, gelet op het fundamentele verschil in beoordeling van de psychische klachten door verweerders verzekeringsarts en de behandelend psycholoog van eiseres, een deskundige benoemt dient te worden. De rechtbank heeft psychiater N.J. de Mooij benoemd als deskundige.
7.2
De Mooij heeft eiseres onderzocht op 9 december 2015 en 6 januari 2016 en vervolgens op 25 februari 2016 een psychiatrisch rapport uitgebracht. De Mooij schrijft dat hij zich niet kan verenigen met de bevindingen van psycholoog Van Embden dat bij eiseres sprake is van een gegeneraliseerde angststoornis. De Mooij komt tot de conclusie dat bij eiseres sprake is van een persoonlijkheidsstoornis, waardoor zij kan decompenseren met een aanpassingsstoornis. Op de data in geding 20 juni 2014 en 9 januari 2015 stelt De Mooij op
As I een aanpassingsstoornis met gemengde angstige en depressieve stemming vast. Daarnaast concludeert De Mooij dat er op As II sprake is van een persoonlijkheidsstoornis NAO (met vermijdende en afhankelijke trekken), op As IV psychosociale stress: financiële krapte en op As V een GAF van 65.
Op grond van de persoonlijkheidsstoornis is eiseres volgens De Mooij beperkt ten aanzien van stress, leidinggeven en conflicthantering.
8.1
Eiseres heeft bij brief van 11 april 2016 te kennen gegeven zich te kunnen vinden in de conclusies van De Mooij. Verweerders va b&b Van den Enden schrijft in een reactie van 4 april 2016 eveneens dat hij zich volledig kan vinden in de rapportage van De Mooij.
8.2
Van den Enden schrijft in zijn rapport van 4 april 2016 dat de maatgevende arbeid van maatschappelijk werker een varia kent qua (mentale) belasting). De ene functie van maatschappelijk werker is de andere niet. Eiseres moest vrouwen en kinderen opvangen die hun toevlucht zochten vanuit een onveilige situatie in een safe-house setting. Er is dus sprake van een toedekkende, rustige en empathische omgeving, stress- en conflictarm, qua veiligheid gegarandeerd door Justitie. Van eiseres werd met name het volgende verwacht: emotionele problemen van anderen hanteren, kunnen omgaan met patiënten, aandacht kunnen richten en verdelen, empathie kunnen tonen, herinneren en concentreren. Leidinggeven, stress en conflicthantering komt in de maatgevende arbeid volgens Van den Enden niet voor, zodat eiseres op de data in geding geschikt is voor deze arbeid.
8.3
Eiseres benadrukt in een brief van 17 mei 2016 dat zij moest werken met een zeer kwetsbare, vaak zeer getraumatiseerde en laag opgeleide groep vrouwen en hun getraumatiseerde kinderen. De werkzaamheden waren veelal hectisch: het betrof crisissituaties, dreigingen van ex-partners en psychische instabiliteit. Geen enkele dienst was hetzelfde. Veel vrouwen woonden onder geheimhouding maar soms kwam de (ex-) partner achter de gegevens van de verblijfplaats. Het moge duidelijk zijn dat het hanteren van stress en conflicten een belangrijke belasting is in de maatgevende arbeid. Het is zwaar werk en eiseres functioneerde op de toppen van haar kunnen. Zij acht zich op data in geding dan ook niet in staat tot het verrichten van deze arbeid.
9. De rechtbank stelt vast dat beide partijen zich kunnen vinden in de conclusies van De Mooij, zodat het geschil zich beperkt tot de vraag wat de conclusies van De Mooij betekenen voor de door verweerder vastgestelde geschiktheid tot het uitvoeren van de maatgevende arbeid.
De rechtbank overweegt als volgt. De Mooij schrijft in zijn rapport dat de anamnese betreffende de klachten consistent is en overeenkomt met de rapportages en de brieven in het dossier. Er is volgens De Mooij sprake van een langdurig patroon bij eiseres waarbij zij een aantal malen is gedecompenseerd met psychische klachten (stemmingsklachten, angstklachten en verhoogde prikkelbaarheid). Bij al te veel druk en stress kan zij decompenseren met psychische klachten, die de vorm van een aanpassingsstoornis kunnen aannemen.
De Mooij stelt bij eiseres beperkingen vast voor stress, leidinggeven en conflicthantering. Uit de stukken leidt de rechtbank af dat partijen met name verdeeld zijn over de vraag of in de maatgevende arbeid stress en conflicten voorkomen. Volgens Van den Enden is conflicthantering in de maatgevende arbeid niet aan de orde omdat er bij de vrouwen/kinderen geen sprake is van structurele agressiviteit en/of onredelijkheid jegens eiseres, omdat de slachtoffers juist een dergelijke situatie zijn ontvlucht. De rechtbank kan deze redenering niet volgen. De rechtbank acht zeker niet uitgesloten dat mensen die een bepaalde (onveilige) situatie zijn ontvlucht daardoor zozeer belast zijn dat zij zich onredelijk of agressief kunnen opstellen. Nog afgezien daarvan overweegt de rechtbank dat de door de cliënten van eiseres ervaren onveilige en stressvolle situaties impact kunnen hebben op de relatie met eiseres in haar functie als maatschappelijk werkster. Kort gezegd: eiseres moet in haar functie deze cliënten kunnen begeleiden wat van haar in ieder geval psychische stabiliteit vergt. Daarnaast komen volgens eiseres conflictsituaties voor indien de (ex-) partner toch de verblijfplaats van de vrouw of de kinderen weet te achterhalen. De rechtbank acht dit niet onaannemelijk en komt dan ook tot het oordeel dat ook gelet hierop onvoldoende vast staat dat zich in de maatgevende arbeid geen conflicten voor doen.
Volgens Van den Enden kent de maatgevende arbeid geen stress, omdat het werk niet wisselde qua werkomstandigheden en/of inhoud. Ook was er volgens Van den Enden geen sprake van een frequent optredende situatie waarbij de werktaak onverwacht moest worden afgebroken ter omschakeling naar een andersoortige taak. Van deadlines/productiepieken was ook geen sprake, er was geen sprake van werk dat (minstens eenmaal per week) persé op een bepaalde tijd af moest zijn. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende draagkrachtig heeft gemotiveerd dat in de maatgevende arbeid geen stress voor komt. De rechtbank heeft bij haar oordeelsvorming mede betrokken dat eiseres schrijft dat mensen binnenkomen in een crisissituatie en dat geen enkele dienst hetzelfde was. Gezien de aard van de functie acht de rechtbank dit niet onaannemelijk.
Samenvattend is de rechtbank van oordeel dat in onvoldoende mate is komen vast te staan dat in de maatgevende arbeid conflicten en stress niet voor komen, hetgeen er toe leidt dat eiseres op de datum in geding ongeschikt is tot het verrichten van de maatgevende arbeid.
Het bestreden besluit II (zaaknummer 15/2021)
10. Na de beëindiging van het ziekengeld met ingang van 20 juni 2014 is de uitkering ingevolge de WW van eiseres voortgezet. Kort voor het bereiken van de maximale uitkeringsduur in het kader van deze wet heeft eiseres zich met ingang van 21 november 2014 ziekgemeld. Met ingang van 26 november 2014 (de einddatum van de WW-uitkering) heeft verweerder aan eiseres ziekengeld ingevolge de ZW toegekend. Op 9 januari 2015 heeft verweerders verzekeringsarts eiseres met ingang van 16 januari 2015 hersteld verklaard, hetgeen heeft geleid tot de bestreden besluitvorming.
11.1
Verweerder heeft de beëindiging van het ziekengeld gebaseerd op de vaststelling dat eiseres op de datum in geding niet (meer) ongeschikt is voor haar maatgevende arbeid ingevolge de ZW. Aan deze vaststelling ligt een onderzoek van de verzekeringsarts B. Balata van 9 januari 2015 en van de verzekeringsarts bezwaar en beroep R. van den Enden van 10 maart 2015 ten grondslag.
11.2.
Balata heeft het dossier bestudeerd en eiseres op 9 januari 2015 op het spreekuur gezien. Balata schrijft dat het volgens eiseres niet goed met haar gaat. Zij ervaart voortdurend stress, spanning en teveel prikkels waardoor zij veel gaat piekeren en angstig wordt. Haar echtgenoot is minder gaan werken om de situatie thuis leefbaar te maken. Eind november 2014 is zij onder behandeling gekomen bij psycholoog Van Emden, waar zij inmiddels drie afspraken heeft gehad. Er is geen concreet plan gemaakt. Wel heeft de psycholoog een keer EMDR gegeven in verband met spuugangst. Eiseres ervaart veel klachten, bijvoorbeeld met de telefoon opnemen of onder de mensen komen. Zij kan moeilijk uitleggen wat zij precies heeft. Balata schrijft dat hij eiseres niet echt depressief vindt. Zij kan wat emotioneel raken maar het gesprek verloopt verder goed en er is goed contact. Ondanks haar klachten kan zij goed voor haar kinderen zorgen en het feit dat zij haar taken als moeder moeilijk met werken als maatschappelijk werkster kan combineren is geen reden om haar arbeidsongeschikt te beschouwen.
11.3.
Van den Enden heeft het dossier bestudeerd en eiseres op 2 maart 2015 op zijn spreekuur gezien. Van den Enden schrijft dat de psychische klachten van eiseres in juli 2014 ook aanwezig waren, maar sindsdien zijn toegenomen. Als reden voor deze toename geeft eiseres aan de confrontatie met het verlies aan werk en de daling van inkomen, alsmede de druk om vanuit de WW te moeten solliciteren. Het klachtenbeeld is volgens eiseres nogal moeilijk uit te leggen. Van den Enden ziet geen verschijnselen van een significante angststoornis en conformeert zich aan de beoordeling door Balata.
12. De beroepsgronden van eiseres tegen het bestreden besluit II zijn nagenoeg gelijkluidend aan de beroepsgronden tegen het bestreden besluit I. Nu beide zaken ter zitting gevoegd zijn behandeld, verweerder in beroep rapporten heeft ingediend betrekking hebbend op beide zaken en deskundige De Mooij zich heeft uitgelaten over de gezondheidstoestand van eiseres op zowel 20 juni 2014 als 16 januari 2015, volstaat de rechtbank met een verwijzing naar hetgeen met betrekking tot het bestreden besluit I (zaaknummer 14/6526) is overwogen.
Conclusie
13. De beroepen zijn gegrond. De rechtbank ziet aanleiding het geschil finaal te beslechten door te bepalen dat op de data in geding eiseres in aanmerking komt voor ziekengeld. De rechtbank zal de bestreden besluiten vernietigen en de primaire besluiten herroepen. Verweerder hoeft dus geen nieuwe besluiten te nemen. Er bestaat aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte (proces)kosten van het bezwaar en het beroep. Voor het bezwaar stelt de rechtbank deze kosten vast op € 992 (2x het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde van € 496 per punt). Aangezien er in beroep sprake is van samenhangende zaken stelt de rechtbank de kosten in beroep vast op € 992 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting). Tevens dient verweerder eiseres het door haar betaalde griffierecht in beide zaken (2x € 45) te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
-verklaart de beroepen tegen het bestreden besluit I (zaaknummer 14/6526) en het bestreden besluit II (zaaknummer 15/2021) gegrond en vernietigd deze besluiten;
-herroept de primaire besluiten I en II van 19 juni 2014 en 9 januari 2015;
-bepaalt dat eiseres per 20 juni 2014 en 9 januari 2015 in aanmerking komt voor ziekengeld;
-veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte kosten van het bezwaar tot een bedrag van € 992 en in de door eiseres gemaakte proceskosten in beroep tot een bedrag van € 992;
-gelast dat verweerder eiseres het door haar betaalde griffierecht van in totaal € 90 vergoedt
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Klein Egelink, rechter, in tegenwoordigheid van
J. de Graaf, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.