In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een geschil over de deugdelijkheid van een spuitadvies dat door DLV B.V. aan de eiser is gegeven voor onkruidbestrijding in een tulpengewas. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.M.M. Pater, heeft DLV B.V. aangeklaagd, omdat hij van mening is dat het advies gebrekkig was en heeft geleid tot aanzienlijke teeltschade. De rechtbank heeft in eerdere tussenvonnissen deskundigenonderzoek gelast naar de deugdelijkheid van het spuitadvies. Het deskundigenbericht, dat op 20 november 2015 is uitgebracht, concludeert dat de schade aan het gewas het gevolg is van het spuiten met Chloor, dat niet van het gewas is afgeregend, waardoor de schimmel botrytis vrij spel kreeg.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het spuitadvies van DLV B.V. voldoende duidelijk was, mits de gespoten middelen direct afregenen. De eiser heeft niet kunnen bewijzen dat het advies gebrekkig was, en de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen sprake is van een toerekenbare tekortkoming of onrechtmatige daad van DLV B.V. De vordering van de eiser is dan ook afgewezen. De eiser is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 10.223,50.
De rechtbank heeft in haar vonnis van 23 november 2016 de vordering van de eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten, met wettelijke rente vanaf 8 december 2016. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. K. van Vlimmeren-van Ommen.