ECLI:NL:RBGEL:2016:6862

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 december 2016
Publicatiedatum
20 december 2016
Zaaknummer
05/880771-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering en drugshandel door echtpaar uit Vaassen

Op 19 december 2016 heeft de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 48-jarige vrouw en een 43-jarige man uit Vaassen. De vrouw, hoofdcaissière bij een supermarkt in Heerde, werd beschuldigd van verduistering van ongeveer € 254.400,--. De rechtbank oordeelde dat niet bewezen kon worden dat zij het volledige bedrag had verduisterd, maar wel dat zij in totaal ongeveer € 45.000,-- had weggenomen over meerdere jaren. Daarnaast had zij 3,60 gram cocaïne in haar woning. De rechtbank legde haar een werkstraf van 180 uren op.

De man werd beschuldigd van het profiteren van de verduisterde gelden, aangezien hij vanaf januari 2013 op de hoogte was van de verduistering door zijn vrouw. De rechtbank oordeelde dat hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat zijn vrouw geld had verduisterd en dat hij voordeel had getrokken uit deze gelden. Ook had hij opzettelijk cocaïne en MDMA (XTC) aanwezig gehad. Voor deze feiten kreeg hij eveneens een taakstraf van 180 uren opgelegd.

De filiaalmanager van de supermarkt verzocht om schadevergoeding, maar de rechtbank oordeelde dat dit een te grote belasting voor het strafproces zou zijn en verwees de benadeelde partij naar de civiele rechter. De ontnemingsvordering tegen de vrouw werd toegewezen, terwijl die tegen de man werd afgewezen. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van de verdachten en het bewijs dat door de officier van justitie was aangedragen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/880771-14
Datum uitspraak : 19 december 2016
Tegenspraak (art. 279 Sv)
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte 1]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Raadsman: mr. S.B. Kleerekooper, advocaat te Hoenderloo.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 december 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari
2009 tot en met 30 april 2014, althans (in ieder geval) in of omstreeks de
periode van 01 juli 2012 tot en met 30 april 2014, in de gemeente Epe en/of
Heerde en/of (elders) in Nederland, opzettelijk uit de opbrengst van (een) door misdrijf verkregen geldbedragen voordeel heeft getrokken, immers heeft verdachte opzettelijk in die periode aangeschafte gemeenschappelijke (consumptie)goederen gebruikt of verbruikt
en/of een of meerdere (nieuwe) personenauto('s) (te weten: een Volkswagen Golf
voorzien van het kenteken [kenteken 1] en/of een BMW en/of een Audi) gekocht en/of
een nieuwe keuken en/of badkamer gekocht (en laten plaatsen) en/of (luxe)
vakanties gehouden en/of vele horloges en/of meerdere computers (merk: Apple)
gekocht en/of andere (luxe) goederen, welke (ten dele) waren bekostigd door
zijn echtgenote, althans zijn levensgezel, zulks terwijl verdachte wist,
althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat zijn echtgenote, althans
zijn levensgezel, deze geldbedragen door verduistering/diefstal, althans door
enig misdrijf had verkregen en dusdoende (telkens) opzettelijk voordeel heeft
getrokken uit de opbrengst van door verduistering/diefstal, althans door enig
misdrijf verkregen geldbedrag(en);
2.
hij op of omstreeks 06 oktober 2014 te Vaassen, gemeente Epe, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
* ongeveer 35 pillen en/of 7,41 gram zogenaamde XTC, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDA (metamfetamine) en/of MDMA en/of MMDA en/of N-ethyl MDA en/of N-hydroxy MDA en/of MDEA (methyleendioxyethylamfetamine) en/of 4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine (2CB), zijnde MDA (metamfetamine) en/of MDMA en/of MMDA en/of N-ethyl MDA en/of N-hydroxy MDA en/of MDEA (methyleendioxyethylamfetamine) en/of 4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine (2CB) en/of
* ongeveer 10,06 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne zijnde cocaïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde. De partner van verdachte, [medeverdachte] , heeft geld verduisterd bij de [naam 1] in Heerde. [medeverdachte] heeft verklaard dat verdachte daar al anderhalf jaar van op de hoogte was. Dat zou vanaf 1 januari 2013 zijn. Ook de contante storingen op de bankrekening zijn volgens de officier van justitie indicaties voor het feit dat verdachte van het handelen van [medeverdachte] op de hoogte was. De officier van justitie vindt dat bewezen kan worden dat verdachte opzettelijk uit de opbrengst van een door misdrijf verkregen geldbedrag voordeel heeft getrokken door (consumptie)goederen te gebruiken of verbruiken en door een personenauto (Volkswagen Golf, hierna: VW Golf) te kopen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 aan hem ten laste gelegde. Het enige bewijsmiddel dat het dossier bevat, is de verklaring van [medeverdachte] . Dat is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Verder heeft de raadsman aangevoerd dat de Audi en BMW tweedehands en gefinancierd waren. Ook de VW Golf is gefinancierd. De reden dat de politie niet heeft kunnen constateren dat de VW Golf geleased was, is omdat onderzoek is gedaan bij de verkeerde financieringsmaatschappij. De raadsman heeft ter terechtzitting diverse bijlagen overgelegd waaruit volgens hem volgt dat de keuken en badkamer met opnames uit een doorlopend krediet zijn gekocht. In de ten laste gelegde periode is verdachte vier keer op vakantie naar Turkije geweest. Dat waren geen luxe vakanties. Evenmin had verdachte andere luxe goederen. Verdachte betwijfelt – aldus de raadsman - of het door zijn partner weggenomen geld in de huishouding is gevloeid en als dat het geval was, dan wist hij daar niet van.
De beoordeling door de rechtbank
[medeverdachte] was hoofdcaissière bij de [naam 1] in Heerde. Zij heeft tijdens haar verhoor bij de politie verklaard dat zij in de jaren 2009 t/m 2014 in totaal een geldbedrag van ongeveer
€ 40.000,-- bij die [naam 1] heeft weggenomen. [2] Op 3 juni 2014 heeft [medeverdachte] in een gesprek met onder meer aangever en in een door haar op schrift gestelde verklaring te kennen gegeven dat haar partner, verdachte, anderhalf jaar daarvoor (
opmerking rechtbank: ongeveer januari 2013)heeft ontdekt dat zij geld wegnam en dat hij haar toen heeft gezegd dat ze daarmee moest stoppen. [3] Ook heeft ze dat bij de politie verklaard. [4] Zoals hiervoor vermeld, heeft [medeverdachte] echter ook daarna, in de periode tot en met halverwege 2014, nog geld weggenomen bij de [naam 1] . [5] [medeverdachte] heeft verder verklaard dat zij en verdachte in overleg spullen aanschaften. [6] Volgens [medeverdachte] is het totale door haar weggenomen geldbedrag uitgegeven. [7]
[medeverdachte] heeft verklaard dat zij samen met verdachte een Audi heeft gereden en daarna heeft besloten om een BMW te rijden. Na een korte periode is de BMW omgeruild voor een VW Golf. [8]
De raadsman heeft ter terechtzitting stukken overgelegd waaruit volgt dat op 19 september 2011 een leaseovereenkomst is gesloten voor een Audi A4 op naam van verdachte en [medeverdachte] voor een maandelijks termijnbedrag van € 153,77. [9] Uit die stukken volgt ook dat verdachte en [medeverdachte] de overeenkomst voortijdig hebben opgezegd en dat zij daarom per 20 juli 2013 waren gehouden een openstaand saldo van € 4951,11 en de laatste maandelijkse termijnbetaling te voldoen aan de financieringsmaatschappij. [10]
Verder volgt uit de door de raadsman overgelegde stukken dat op 5 februari 2014 een financieringsovereenkomst voor een BMW met kenteken [kenteken 2] is gesloten op naam van verdachte en [medeverdachte] (contractnummer [nummer] ). [11] Onder hetzelfde contract is de BMW in april 2014 verruild voor een VW Golf met kenteken [kenteken 1] . [12] [medeverdachte] en verdachte waren op basis van het contract gehouden om maandelijks de financieringsmaatschappij af te betalen. [13]
Verdachte heeft geen verklaring willen afleggen.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte betwijfelt dat het geld in de huishouding is gevloeid en dat, als dat wel het geval was, hij daar niets van wist.
De rechtbank overweegt als volgt.
[medeverdachte] heeft verklaard dat verdachte rond januari 2013 ontdekte dat zij geld wegnam bij de [naam 1] en dat hij haar toen heeft gezegd dat ze daarmee moest stoppen. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan deze verklaring. Na januari 2013 heeft [medeverdachte] echter nog geld weggenomen bij de [naam 1] . Op basis van de verklaring van [medeverdachte] , inhoudende dat zij en verdachte in overleg spullen aanschaften, concludeert de rechtbank dat [medeverdachte] en verdachte een gezamenlijke huishouding hadden. Ook na januari 2013 moet hun gezamenlijke besteedbare budget dus aanzienlijk hoger zijn geweest dan dat het was op basis van het salaris van [medeverdachte] en het inkomen van [verdachte 2] . [medeverdachte] heeft verklaard dat het gehele door haar weggenomen geldbedrag uitgegeven is. Door of namens verdachte is daarnaast niet gesteld dat (een deel van) het geld nog over zou zijn. Dit komt evenmin naar voren uit het procesdossier. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verdachte vanaf januari 2013 redelijkerwijs had moeten vermoeden dat [medeverdachte] diverse geldbedragen door verduistering had verkregen. Door daarna gezamenlijk met [medeverdachte] uitgaven te blijven doen, waaronder het maandelijks afbetalen van leasecontracten ten behoeve van het gebruik van auto’s (tot juli 2013 voor de Audi A4 en van februari 2014 t/m april 2014 voor de BMW), heeft verdachte voordeel getrokken uit de opbrengst van die geldbedragen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode 1 januari 2013 tot en met 30 april 2014 uit de opbrengst van door misdrijf verkregen geldbedragen voordeel heeft getrokken, door opzettelijk gemeenschappelijke (consumptie)goederen te gebruiken of verbruiken.
Niet kan worden vastgesteld dat de ten laste gelegde Audi, BMW en VW Golf door verdachte en [medeverdachte] zijn gekocht. Zoals hiervoor is beschreven, volgt uit de door de raadsman overgelegde stukken dat deze auto’s zijn geleased.
Met betrekking tot de VW Golf overweegt de rechtbank als volgt. Uit het dossier volgt dat de VW Golf op naam van verdachte stond, maar niet wanneer de tenaamstelling heeft plaatsgevonden. Uit de door de raadsman overgelegde stukken volgt dat de VW Golf per 29 april 2014 op naam van verdachte is gekomen (bijlage 6a, p. 8). Pas vanaf dat moment waren verdachte en [medeverdachte] gehouden aan het maandelijks afbetalen van de VW Golf. Uit bijlage 6a, p. 3 volgt dat elke 14e van de maand een geldbedrag van € 149,-- betaald moest worden. De ten laste gelegde periode loopt tot en met 30 april 2014. De maandelijkse betaling voor de VW Golf, die voor het eerst op de 14e van de maand mei 2014 plaats moet hebben gevonden, valt daarom buiten de ten laste gelegde periode
.Het uitgeven van geldbedragen voor het gebruik van die VW Golf, kan naar het oordeel van de rechtbank daarom niet meewegen voor het bewijs.
De keuken en de badkamer zijn volgens de stukken van de raadsman vóór januari 2013 aangekocht en geleverd. Overige aanknopingspunten over de aankoop van de keuken en badkamer ontbreken in het dossier. Het dossier bevat geen aanknopingspunten op grond waarvan kan worden vastgesteld dat verdachte toen wist, of redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat [medeverdachte] door middel van verduistering geldbedragen onder zich had. Het dossier bevat daarnaast onvoldoende aanknopingspunten voor de aan verdachte ten laste gelegde luxe vakanties. Verdachte zal ten aanzien van het voorgaande worden vrijgesproken van het onder 1 aan hem ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde feit. Volgens de officier van justitie had verdachte beschikkingsmacht over de in de kluis en de in de slaapkamer aangetroffen drugs.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich – zakelijk weergegeven – gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat slechts minder dan 4 gram cocaïne kan worden bewezen.
De beoordeling door de rechtbank
Op 6 oktober 2014 is de woning van verdachte en [medeverdachte] doorzocht.
In een kluis werden diverse pillen en poeders aangetroffen (registratienummer A2222). [14]
De pillen en poeders zijn later voorzien van de volgende nummers: [15]
AAFR7977NL: 10 blauwe pillen in de vorm van een granaat
AAFR7973NL: 10 witte pillen in de vorm van dominosteentjes
AAFR7972NL: 2 donkergroene pillen met partyflock logo en 5 lichtgroene pillen
AAFR7971NL: 4 witte pillen
AAFR7970NL: 2 bruine pillen en gruis afkomstig van de pillen
AAFR7969NL: 2 rode vierkante pillen met opdruk ‘Youtube’
AAFR7968NL: gripzakje met wit poeder
AAFR7967NL: gripzakje met groen poeder
AAHB5621NL: 2 gripzakjes met bruine kristallen
AAFR7975NL: flesje met crèmekleurige kristallen
De pillen en poeders zijn onderzocht door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI).
Dat heeft geresulteerd in de volgende conclusies: [16]
AAFR7977NL: 10 gleuftabletten in de vorm van een handgranaat, bevatten MDMA
AAFR7973NL: 10 gleuftabletten in de vorm van een dominosteen, bevatten MDMA
AAFR7972NL: onderzocht zijn
5lichtgroene pillen, bevatten MDMA
AAFR7971NL: 4 pillen, bevatten MDMA
AAFR7970NL: 2 pillen en poeder, bevatten MDMA
AAFR7969NL: 2 vierkante pillen met Youtube logo, bevatten MDMA
AAFR7968NL: wit poeder, 0,18 gram
,bevat cocaïne
AAFR7967NL: groen poeder, 4,81 gram, bevat MDMA
AAHB5621NL: bruin poeder en kristallen, 2,32 gram, bevatten MDMA
AAFR7975NL: crèmekleurig poeder in buisje, 0,79 gram, bevat MDMA
Verdachte heeft geen verklaring afgelegd. Het dossier bevat een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant Deelen waarin staat beschreven dat verdachte een aantal opmerkingen had over de wijze van doorzoeking in zijn woning. Verdachte gaf toen aan dat uit zijn kluis meer was weggenomen dan dat op de aan hem gegeven beslaglijst beschreven stond. [17] De rechtbank maakt uit het voorgaande op dat verdachte de inhoud van de kluis kende en ook toegang had tot de kluis. Hij heeft daarmee wetenschap en beschikkingsmacht gehad over de in de kluis aangetroffen drugs. Dat maakt dat verdachte deze drugs opzettelijk aanwezig heeft gehad.
De rechtbank merkt nog het volgende op.
Van de 35 aangetroffen pillen, zijn 33 pillen door het NFI getest. Al deze pillen zijn, zoals hiervoor beschreven, positief op MDMA getest. Gelet op deze geringe afwijking, zal de rechtbank bewezen verklaren dat verdachte opzettelijk ‘ongeveer 35 pillen’ bevattende MDMA aanwezig heeft gehad, zoals ook aan hem ten laste is gelegd. Daarnaast is in totaal 7,92 gram poeder bevattende MDMA aangetroffen. Nu ten laste is gelegd dat verdachte opzettelijk 7,41 gram poeder bevattende MDMA aanwezig heeft gehad, zal de rechtbank daar in het voordeel van verdachte bij aansluiten. Het is een feit van algemene bekendheid dat MDMA de werkzame stof in XTC is.
Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten om vast te kunnen stellen dat de medeverdachte [medeverdachte] wetenschap en beschikkingsmacht had over de in de kluis aangetroffen drugs. Daarom acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte voornoemde drugs alleen aanwezig heeft gehad.
In een sieradendoosje in de slaapkamer is daarnaast nog 3,60 gram cocaïne aangetroffen. Het dossier bevat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten om vast te kunnen stellen dat verdachte wetenschap en beschikkingsmacht had over de in het sieradendoosje aangetroffen drugs. Verdachte heeft geen verklaring afgelegd en van verder onderzoek aan het sieradendoosje, bijvoorbeeld dactyloscopisch onderzoek, is niet gebleken. Verdachte zal ten aanzien daarvan worden vrijgesproken.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
een of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van
01 januari
2009 tot en met 30 april 2014, althans (in ieder geval) in of omstreeks de
periode van01 juli 2012 tot en met 30 april 2014, in de gemeente Epe en/of
Heerde en/of (elders) in Nederland,
opzettelijkuit de opbrengst van
(een)door misdrijf verkregen geldbedragen voordeel heeft getrokken, immers heeft verdachte opzettelijk in die periode aangeschafte gemeenschappelijke (consumptie)goederen gebruikt of verbruikt
en/of een of meerdere (nieuwe) personenauto('s) (te weten: een Volkswagen Golf
voorzien van het kenteken [kenteken 1] en/of een BMW en/of een Audi) gekocht en/of
een nieuwe keuken en/of badkamer gekocht (en laten plaatsen) en/of (luxe)
vakanties gehouden en/of vele horloges en/of meerdere computers (merk: Apple)
gekocht en/of andere (luxe) goederen, welke
(ten dele
)waren bekostigd door
zijn echtgenote, althans zijn levensgezel, zulks terwijl verdachte
wist,
althansredelijkerwijs had moeten vermoeden, dat zijn echtgenote, althans
zijn levensgezel, deze geldbedragen door verduistering
/diefstal, althans door
enig misdrijfhad verkregen en dusdoende
(telkens
) opzettelijkvoordeel heeft
getrokken uit de opbrengst van door verduistering
/diefstal, althans door enig
misdrijfverkregen geldbedrag
(en
);
2.
hij op
of omstreeks06 oktober 2014 te Vaassen, gemeente Epe,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,opzettelijk aanwezig heeft gehad
* ongeveer 35 pillen en
/of7,41 gram zogenaamde XTC, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
MDA (metamfetamine) en/ofMDMA
en/of MMDA en/of N-ethyl MDA en/of N-hydroxy MDA en/of MDEA (methyleendioxyethylamfetamine) en/of 4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine (2CB), zijnde MDA (metamfetamine) en/of MDMA en/of MMDA en/of N-ethyl MDA en/of N-hydroxy MDA en/of MDEA (methyleendioxyethylamfetamine) en/of 4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine (2CB)en
/of
*
ongeveer 10,06 gram, in elk gevaleen hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne zijnde cocaïne,
(telkens)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Schuldheling, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis. De tijd die verdachte in verzekering gesteld is geweest, dient op die straf in mindering te worden gebracht. Bij het bepalen van de eis heeft de officier van justitie rekening gehouden met het feit dat verdachte langere tijd heeft geprofiteerd van de gelden die zijn partner, [medeverdachte] , heeft verduisterd bij de [naam 1] in Heerde. Ook heeft de officier van justitie rekening gehouden met het feit dat verdachte geen relevante justitiële documentatie heeft en met de ouderdom van de feiten. Daarnaast gaat de officier van justitie ervan uit dat verdachte een relatief aanzienlijke hoeveelheid harddrugs aanwezig heeft gehad.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen over de strafmaat.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 25 oktober 2016; en
- een advies van Reclassering Nederland, gedateerd 28 september 2016.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het volgende.
Verdachte heeft gedurende een periode van 1 jaar en 4 maandenvoordeel getrokken uit geldbedragen, terwijl hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat zijn partner die geldbedragen had verduisterd. Hij heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan schuldheling. Daarnaast heeft hij opzettelijk cocaïne en pillen en poeders met MDMA aanwezig gehad.
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening met het feit dat hij in de jaren voorafgaand aan de bewezenverklaarde feiten en ook na het bekend worden van die strafbare feiten, niet in aanraking is gekomen met politie en justitie.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het feit dat de redelijke termijn is overschreden.
In dit geval is de redelijke termijn aangevangen met de aanhouding en inverzekeringstelling van verdachte op 6 oktober 2014. Als uitgangspunt dient te gelden dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is gaan lopen. Een uitzondering op dit uitgangspunt zou kunnen worden gevonden in – onder meer – de ingewikkeldheid van de zaak. In dit geval is van een dergelijke uitzondering geen sprake. Dat maakt dat de redelijke termijn naar het oordeel van de rechtbank is overschreden met twee maanden.
In het nadeel van verdachte houdt de rechtbank sterk rekening met het feit dat een relatief grote hoeveelheid drugs onder verdachte is aangetroffen. Hoewel dat niet aan verdachte ten laste is gelegd, zou dit een indicatie kunnen zijn voor het verhandelen van harddrugs.
De aard en de ernst van de feiten rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank een forse taakstraf. De rechtbank komt tot een hogere taakstraf dan door de officier van justitie is geëist, omdat zij meer dan de officier van justitie gewicht toekent aan de relatief grote hoeveelheid aangetroffen harddrugs. De rechtbank zal aan verdachte een taakstraf van 180 uren opleggen. De tijd die verdachte in verzekering gesteld is geweest, zal daarop in mindering worden gebracht.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer] heeft zich namens de benadeelde partij [naam 1] Heerde in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 76.125,--.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, nu de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Ter terechtzitting heeft [slachtoffer] aangegeven dat de verzekering over een periode van twee jaren een vergoeding heeft uitgekeerd. Uitgerekend zou moeten worden welk deel van die vergoeding ziet op het handelen van verdachte. Dat is te complex voor het strafgeding. [naam 1] kan de vordering op een andere manier aanhangig maken.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman vindt dat de vordering moet worden afgewezen, nu verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit niet heeft begaan. Als de rechtbank wel vindt dat verdachte schuldig is aan het onder 1 ten laste gelegde, maakt dat nog niet dat de benadeelde partij door het handelen van verdachte schade heeft geleden.
De beoordeling door de rechtbank
Ter terechtzitting heeft [slachtoffer] aangegeven dat de verzekering over een periode van twee jaren een vergoeding heeft uitgekeerd. Voor een juiste beoordeling van de vordering, moet worden berekend welk deel van die vergoeding ziet op het handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank zou dat een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Daarom zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De benadeelde partij kan de vordering aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 27, 57, 91 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 13 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
taakstrafgedurende
180 (honderdtachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 (negentig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 verklaart de
benadeelde partij [naam 1] Heerde niet-ontvankelijkin de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw (voorzitter), mr. J.B.J. Driessen en mr. D.S.M. Bak, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Kolkman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 december 2016.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2014071810, gesloten op 19 december 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] , p. 502, p. 503, p. 507 en p. 516.
3.Aangifte door J.W. Vermaat namens [slachtoffer] , p. 132 en bijlage 12, p. 279.
4.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] , p. 508.
5.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] , p. 516.
6.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] , p. 501.
7.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] , p. 508.
8.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] , p. 501.
9.Ter terechtzitting door de raadsman overgelegde stukken, bijlage 1, p. 1 en 2, inhoudende een leaseovereenkomst met nummer 465715.
10.Ter terechtzitting door de raadsman overgelegde stukken, bijlage 6a, p. 1 en 1.1., inhoudende een brief van [naam 2] .
11.Ter terechtzitting door de raadsman overgelegde stukken, bijlage 3 inhoudende een pandakte d.d. 5 februari 2014 (contractnummer [nummer] ).
12.Ter terechtzitting door de raadsman overgelegde stukken, bijlage 5 inhoudende een omwisselakte (contractnummer [nummer] ).
13.Ter terechtzitting door de raadsman overgelegde stukken, bijlage 6a, p.3 inhoudende een rekeningoverzicht (contractnummer [nummer] ).
14.Kennisgeving van inbeslagneming, p. 4 t/m 10 en proces-verbaal van doorzoeking door de rechter-commissaris d.d. 10 oktober 2014.
15.Het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, p. 357 t/m 361.
16.Het rapport Identificatie van drugs en precursoren van het Nederlands Forensisch Instituut, p. 366a en p.
17.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 370.