ECLI:NL:RBGEL:2016:6852

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 december 2016
Publicatiedatum
19 december 2016
Zaaknummer
C/05/311297/ KG RK 16/1020
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens gebrek aan aanwijzingen voor vooringenomenheid rechter

Op 1 december 2016 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, die betrokken was bij een procedure onder de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv), stelde dat de rechter vooringenomen was. Dit zou blijken uit de weigering van de rechter om compensatie te bieden voor extra kosten die verzoeker had moeten maken, en het negeren van verzoeken om verbalisanten te horen. Daarnaast was er bezorgdheid over de aanwezigheid van de rechter en de officier van justitie in de zittingszaal voordat de zitting begon.

De wrakingskamer oordeelde dat er geen concrete feiten of omstandigheden waren die de vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd maakten. De rechter had de inhoudelijke behandeling van de zaak aangehouden om verzoeker de gelegenheid te geven zich voor te bereiden, en had geen afwijzende beslissing genomen over de vergoeding van kosten. De beslissing om verbalisanten niet te horen werd als een procesbeslissing beschouwd, die niet door de wrakingskamer kon worden beoordeeld. De wrakingskamer concludeerde dat de enkele aanwezigheid van de rechter en de officier van justitie in de zittingszaal niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid.

Uiteindelijk werd het wrakingsverzoek afgewezen, en de rechtbank benadrukte dat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstond.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/311297/ KG RK 16/1020
Beschikking van 1 december 2016
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. [naam],
rechter in deze rechtbank
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van 12 november 2016, ontvangen op 14 november 2016
  • het schriftelijke verweer van de rechter van 21 november 2016, waarin hij voorts heeft laten weten niet bij de behandeling van het wrakingsverzoek aanwezig te kunnen zijn
  • het emailbericht van 27 november 2016 van verzoeker, waarin hij heeft laten weten niet bij de behandeling van het wrakingsverzoek aanwezig te kunnen zijn.
Verzoeker is per emailbericht van 22 november 2016 op de hoogte gesteld dat het wrakingsverzoek op 1 december 2016 om 15.30 uur zou worden behandeld. De oproep is op 24 november 2016 per aangetekende post naar verzoeker gestuurd.
Ter zitting van 1 december 2016, waar het wrakingsverzoek is behandeld, is niemand
verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter als rechter in de zaak met nummer
[nummer 1] betreffende de behandeling van een beroep van [verzoeker] ingevolge de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) met het cjib-nummer [nummer 2] .
De wrakingskamer heeft kennisgenomen van het dossier van de zaak tegen verzoeker, waarin zich onder meer bevindt het proces-verbaal van de behandeling van 11 november 2016. Ter zitting is de inhoudelijke behandeling van de zaak voor onbepaalde tijd aangehouden.
2.2
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek, zo begrijpt de wrakingskamer, het volgende aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd. Volgens verzoeker heeft de rechter geweigerd om aan verzoeker enige compensatie toe te kennen vanwege het feit dat verzoeker door fouten van de rechtbank gedwongen is extra kosten te maken voor een nieuwe zitting. Daarnaast heeft de rechter het herhaalde verzoek van verzoeker, om in de gelegenheid te worden gesteld om vragen aan de verbalisant(en) te kunnen stellen, zonder enige verklaring genegeerd. Ten slotte is gebleken dat voorafgaand aan de zitting van 11 november 2016 de officier van justitie samen met de rechter en de griffier al geruime tijd in de rechtszaal aanwezig waren zonder dat enig ander persoon in de rechtszaal aanwezig was terwijl verzoeker buiten die rechtszaal moest afwachten en pas later in die rechtszaal daarbij werd geroepen.
2.3
De rechter heeft aan de wrakingskamer laten weten dat hij niet in de wraking berust en heeft verweer gevoerd. Dat verweer wordt hierna zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1
De wrakingskamer stelt allereerst vast dat het wrakingsverzoek tijdig is ontvangen en dat verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoek tot wraking.
3.2
Wraking van een rechter is slechts mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan sprake zijn indien de rechter jegens een partij vooringenomen is of indien de vrees van een partij daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Bij de beoordeling daarvan moet voorop staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (HR 24 oktober 1995 NJ 1996,484). Uit de artikelen 36 en 37 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv)/ 512 en 513 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv)/ 8:15 en 8:16 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat de verzoeker concrete feiten en omstandigheden moet aanvoeren waaruit objectief afgeleid moet worden dat de rechter jegens een partij vooringenomen is of de vrees van een partij dat dat zo is objectief gerechtvaardigd is. Met inachtneming hiervan overweegt de rechtbank het volgende.
Vergoeding van reis- en verloskosten
3.2
Uit het proces-verbaal van de zitting van 11 november 2016 komt naar voren dat de rechter heeft besloten om de inhoudelijke behandeling van de zaak aan te houden om verzoeker in de gelegenheid te stellen zijn zaak voor te voorbereiden. De rechter heeft te kennen gegeven dat pas bij einduitspraak een beslissing kan worden genomen over de vergoeding van de reis- en verletkosten en alleen indien het beroep gegrond zal worden verklaard. De wrakingskamer constateert dat de rechter over de reis- en verletkosten nog geen beslissing heeft genomen, dat wil zeggen ook geen afwijzende beslissing.
Horen van de verbalisant(en)
3.3.
Vervolgens komt uit het proces-verbaal van de zitting van 11 november 2016 naar voren dat de rechter het verzoek tot het horen van de verbalisant heeft afgewezen. Naar het oordeel van de wrakingskamer is de beslissing van de rechter om de verbalisant niet als getuige op te roepen aan te merken als een procesbeslissing. De vraag of een procesbeslissing inhoudelijk al of niet juist moet worden geacht, leent zich niet voor een oordeel door de wrakingskamer en kan slechts in hoger beroep worden getoetst. Alleen indien de beslissing een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij hem bestaande vrees daarvoor naar objectieve maatstaven is gerechtvaardigd, kan dit tot een ander oordeel leiden. Deze situatie doet zich naar het oordeel van de wrakingskamer echter niet voor. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat sprake is van een beslissing die bij de verzoeker bestaande vrees voor vooringenomenheid naar objectieve maatstaven rechtvaardigen. De wrakingskamer neemt hierbij nog in aanmerking dat de rechter, verzoeker de mogelijkheid heeft geboden om door de desbetreffende verbalisant naar aanleiding van vragen van verzoeker een aanvullend proces-verbaal op te laten maken. Omdat verzoeker op het moment van de zitting nog geen vragen had heeft de rechter hem de mogelijkheid geboden om na bestudering van de gedingstukken vragen schriftelijk in te sturen zodat deze alsnog aan de verbalisant kunnen worden voorgelegd. Aldus heeft verzoeker vooralsnog voldoende gelegenheid bij hem levende vragen beantwoord te krijgen.
Aanwezigheid in de zittingszaal
3.4
De rechter heeft bevestigd dat de rechter en de griffier samen met de officier van justitie enige tijd buiten aanwezigheid van derden in de zittingszaal aanwezig waren. De rechter heeft hierbij opgemerkt dat dit enkel de tijd was om na de uitspraak van de voorafgaande zaak, waarin de desbetreffende partij was verschenen, de bode te waarschuwen en de volgende zaak uit te laten roepen. Feiten of omstandigheden die op iets anders wijzen zijn niet naar voren gebracht of aannemelijk geworden. De wrakingskamer is van oordeel dat enkel uit het feit dat de rechter en de griffier al voor de behandeling van de zaak van verzoeker samen met de officier van justitie in de zittingszaal aanwezig waren, geenszins kan worden afgeleid dat er sprake zou zijn van samenspanning tussen de rechter en de officier van justitie. Daarbij overweegt de wrakingskamer dat beroepszittingen ingevolgde de Wahv openbaar zijn. Het staat betrokkenen vrij om de gehele zitting bij te wonen, derhalve ook de behandeling van andere zaken en de korte wachtperiodes tussen de diverse zaken door. Controle op verboden vooroverleg ter zitting tussen rechter en openbaar ministerie is dus mogelijk.
3.5
Andere gronden voor wraking zijn niet aangevoerd. Derhalve is de wrakingskamer niet gebleken van één of meer omstandigheden die een concrete aanwijzing zouden kunnen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de vrees van verzoeker daarvoor objectief is gerechtvaardigd.
3.6
De slotsom is dan ook dat het wrakingsverzoek zal worden afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beschikking is gegeven door de mrs. F.M.T. Quaadvliet (voorzitter), T.P.E.E. van Groeningen en F.J.H. Hovens, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.S. Verhagen en in openbaar uitgesproken op 1 december 2016
- de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.