ECLI:NL:RBGEL:2016:6686

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 november 2016
Publicatiedatum
13 december 2016
Zaaknummer
297609
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepsaansprakelijkheid van een notaris in het kader van fiscale bedrijfsopvolgingsregeling

In deze zaak vorderen eisers, de kinderen van een overleden erflater, schadevergoeding van de gedaagde notaris omdat hij de akte van verdeling niet tijdig heeft gepasseerd. De eisers wilden gebruik maken van de fiscale bedrijfsopvolgingsregeling, waarvoor de akte uiterlijk op 7 juni 2011 gepasseerd had moeten worden. De notaris, gedaagde, had de opdracht voor het opstellen en passeren van de akte aanvaard, maar de benodigde informatie van de accountant kwam pas op 6 juni 2011 binnen. Hierdoor kon de akte niet tijdig worden gepasseerd, wat leidde tot schade voor de eisers in de vorm van erfbelasting die zij niet konden besparen.

De rechtbank oordeelt dat de notaris niet onrechtmatig heeft gehandeld. De eisers hebben niet aangetoond dat er een specifieke afspraak was over de uiterste datum voor het passeren van de akte. De notaris mocht ervan uitgaan dat de eisers hun wensen over de fiscale regeling met hun accountant zouden bespreken. De rechtbank concludeert dat er geen tekortkoming in de uitvoering van de opdracht is en wijst de vorderingen van de eisers af. Tevens worden de eisers veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde notaris.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/297609 / HA ZA 16-71
Vonnis van 30 november 2016
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. J.F.E. van Halder te Nijmegen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. N.E.N. de Louwere te Waalre.
Partijen zullen hierna [eiser sub 1] , [eiser sub 2] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 11 mei 2016
  • het proces-verbaal van comparitie van 30 september 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers] zijn de kinderen, tevens erfgenamen van de op
7 juni 2009 overleden heer [erflater] (hierna: erflater). Tot de nalatenschap behoort een onderneming die [eisers] op fiscaal gunstige condities op hun naam wilden schrijven. Zij wilden gebruik maken van de fiscale bedrijfsopvolgingsregeling waarvoor een vereiste is dat de akte van verdeling binnen twee jaar na het overlijden wordt gepasseerd. Dit betekent dat de akte van verdeling uiterlijk op 7 juni 2011 gepasseerd had moeten worden.
2.2.
Op 2 oktober 2010 hebben [eisers] aan [gedaagde] opdracht gegeven voor het opstellen en passeren van de akte van verdeling, welke opdracht door [gedaagde] is aanvaard. In die tijd hadden [eisers] zich voor advisering over en uitvoering van de financiële en fiscale zaken met betrekking tot de verdeling tot een accountant gewend.
2.3.
[gedaagde] heeft in november 2010 aan deze accountant een concept van de verdelingsakte gezonden. Daarbij heeft hij hem verzocht om toezending van de voor het finaliseren van het concept benodigde jaarcijfers 2009 en het taxatierapport betreffende de waarde van de onderneming. De accountant heeft [gedaagde] daarop (telefonisch) laten weten dat deze stukken nog niet gereed waren.
2.4.
In februari en maart 2011 hebben [eisers] per e-mail bij [gedaagde] doen informeren naar de stand van zaken met betrekking tot de akte. [gedaagde] heeft hen daarop per e-mail geantwoord dat hij nog steeds in afwachting was van de hiervoor vermelde stukken van de accountant. In mei 2011 hebben partijen elkaar opnieuw gemaild. Er zijn toen over en weer voorstellen gedaan voor data voor het passeren van de akte, maar tot een uitgevoerde afspraak heeft dit niet geleid omdat de benodigde informatie nog niet van de accountant was ontvangen. Uiteindelijk heeft de accountant de informatie aan [gedaagde] gezonden in een e-mail van 6 juni 2011. [gedaagde] heeft die informatie op 7 juni 2011 in de concept akte verwerkt.
2.5.
Uiteindelijk is de akte niet, althans niet uiterlijk op 7 juni 2011 gepasseerd. [eisers] hebben daardoor geen gebruik kunnen maken van de hiervoor bedoelde fiscale regeling.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen na vermindering van eis samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 35.392,00 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 9 januari 2014 tot aan de dag van betaling en te vermeerderen met de buitengerechtelijke kosten die zij begroten op € 861,91.
3.2.
Zij stellen dat van [gedaagde] mocht worden verwacht dat hij de verdelingsakte tijdig, dat wil zeggen binnen twee jaar na het overlijden van erflater zou passeren, derhalve uiterlijk op 7 juni 2011, zodat zij gebruik konden maken van de fiscale bedrijfsopvolgingsregeling. De akte is niet uiterlijk op 7 juni 2011 gepasseerd. Zij vinden dat [gedaagde] daarmee niet heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam notaris verwacht mocht worden. Zij hebben hierdoor schade geleden, welke schade bestaat uit de erfbelasting die zij niet hebben bespaard doordat zij geen gebruik hebben kunnen maken van de fiscale bedrijfsopvolgingsregeling. Voor ieder van [eisers] gaat het om een schade van € 17.696,00, derhalve voor hen tezamen om € 35.392,00.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Hij stelt dat de overeenkomst van opdracht niet met hem is gesloten, maar met zijn notariskantoor als separate rechtspersoon, en hem reeds daarom geen aansprakelijkheid treft met betrekking tot de nakoming van deze overeenkomst. Hij erkent dat hij bekend was met de termijn waarbinnen de akte van verdeling moest worden gepasseerd om van de fiscale bedrijfsopvolgingsregeling gebruik te kunnen maken. Hij wist echter niet dat [eisers] daarvan gebruik wilden maken. Voor de financiële en fiscale advisering hadden zij zich tot hun accountant gewend. In de diverse contacten met [eisers] en hun accountant is de termijn van twee jaar die in verband met deze regeling van belang is niet genoemd of vermeld. Bovendien is de vertraging in het passeren van de akte niet aan hem te wijten, maar aan de accountant. De accountant heeft hem pas op 6 juni 2011 de voor het finaliseren van de akte benodigde stukken gezonden. Hij heeft deze op 7 juni 2011 in de concept akte verwerkt, maar toen was het te laat om de akte nog tijdig te passeren. [gedaagde] betwist de hoogte van de door [eisers] gestelde schade. Voor zover er sprake is van aansprakelijkheid beroept hij zich op eigen schuld.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De grondslag van de vordering is dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door de verdelingsakte niet uiterlijk op 7 juni 2011 te passeren. [eisers] vinden dat [gedaagde] hiermee niet heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam notaris mag worden verwacht.
4.2.
De door [eisers] aangehaalde maatstaf van een redelijk handelend en redelijk bekwaam notaris volgt uit de zwaarwegende zorgplicht die de notaris ten opzichte van, onder meer, zijn opdrachtgever heeft. Onder die zorgplicht valt de plicht van de notaris te informeren en te waarschuwen en onderzoek te doen naar de achtergrond van de transacties waarbij hij betrokken is en de hoedanigheid van partijen. In beginsel behoeft de notaris niet te informeren of te waarschuwen op voor belastingen van belang zijnde termijnen, immers is hij geen fiscalist en kan hij zich beperken tot de juridische kant van de zaak (vgl. D.T. Boks, Notariële Aansprakelijkheid (2002), p. 95). Dat laat echter onverlet dat een notaris zijn opdrachtgever moet informeren over in fiscaal opzicht van belang zijnde termijnen, voor zover die onder notarissen algemeen bekend zijn, en waarvan hij weet of behoort te weten dat deze voor zijn opdrachtgever van belang kunnen zijn, tenzij de opdrachtgever moet worden verondersteld daarmee reeds bekend te zijn, bijvoorbeeld omdat hij zich op fiscaal gebied al door een deskundige laat adviseren.
4.3.
[eiser sub 1] heeft tijdens de comparitie van partijen erkend dat hij bekend was met de termijn waarbinnen de akte moest worden gepasseerd. [eisers] verwijten [gedaagde] dan ook niet dat hij hen niet heeft geïnformeerd over de hiervoor bedoelde datum of termijn. Hun aan [gedaagde] gemaakte verwijt is uitsluitend dat hij de akte niet uiterlijk op 7 juni 2011 heeft gepasseerd, echter het gaat dan niet om een schending van een zorgplicht als hiervoor bedoeld, maar om het niet nakomen door [gedaagde] van de aan hem, althans aan zijn kantoor, gegeven opdracht. Het komt er daarom op aan wat partijen in het kader van die opdracht over een datum of termijn zijn overeengekomen. [eisers] hebben niet gesteld dat zij ten tijde van het geven van de opdracht of daarna aan [gedaagde] de instructie hebben gegeven het ertoe te leiden dat de akte uiterlijk op 7 juni 2011 zou worden gepasseerd. Ook hebben zij niet gesteld dat zij hun wens om gebruik te maken van de bedrijfsopvolgingsregeling op enig moment met [gedaagde] hebben besproken. Uit het enkele bestaan van de regeling volgt ook niet dat [gedaagde] wist of behoorde te weten dat zij daarvan gebruik wilden maken, in welk verband van belang is de onbestreden stelling van [gedaagde] dat er redenen kunnen zijn om het fiscale voordeel van de regeling niet als leidend te beschouwen. [gedaagde] behoefde ook niet te onderzoeken wat de wensen van [eisers] waren. Zij lieten zich voor hun financiële en fiscale advisering immers door een accountant bijstaan en [gedaagde] mocht ervan uitgaan dat zij met hem zouden bespreken of van de regeling gebruik zou worden gemaakt en, indien dat het geval zou zijn, hem dienovereenkomstig nadere instructies zouden geven gelet op de daarvoor geldende termijn. De conclusie uit het voorgaande is dat aan de opdracht tot het passeren van de akte geen uiterste datum was verbonden. Van een tekortkoming in de uitvoering van de opdracht is dan ook geen sprake. Reeds daarom is er ook geen sprake van een daarvan afgeleide aansprakelijkheid op grond van onrechtmatig daad.
4.4.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vorderingen worden afgewezen. De andere, hier niet beoordeelde, verweren van [gedaagde] behoeven daarmee geen bespreking meer.
4.5.
[eisers] . zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op € 885,00 voor het griffierecht en € 1.158,00 (2 punten x tarief) in verband met het salaris van de advocaat.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eisers] . in de kosten van de procedure, aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 2.043,00,
5.3.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Veerman en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2016.