ECLI:NL:RBGEL:2016:662

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 februari 2016
Publicatiedatum
8 februari 2016
Zaaknummer
05/841106-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor bedreiging, poging tot zware mishandeling en diefstal met een gestolen pinpas

Op 9 februari 2016 heeft de Rechtbank Gelderland een 49-jarige man uit Huissen veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, poging tot zware mishandeling en diefstal met een gestolen pinpas. De man bedreigde op 11 oktober 2015 zijn dochter en ex-schoonzoon met een hamer en een mes, waarbij hij dreigende woorden uitsprak. Hij heeft ook meermalen geld gepind van de rekening van een benadeelde partij met een gestolen bankpas. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast moet hij schadevergoedingen betalen aan de slachtoffers. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, waaronder een meldplicht en een behandelverplichting.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/841106-15
Datum uitspraak : 9 februari 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] 1967 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] , [woonplaats]
raadsman: mr. P.R.M. Noppen, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 26 januari 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 oktober 2015 te Velp, gemeente Rheden, (zijn
ex-schoonzoon) [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht, althans met zware mishandeling, hierin bestaande dat verdachte
opzettelijk een hamer (uit zijn auto) heeft gepakt en/of (vervolgens) met die
hamer in zijn (opgeheven) hand in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] is
gelopen en/of dreigend die [slachtoffer 1] mondeling heeft toegevoegd "ik
sla/maak je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 11 oktober 2015 te Velp, gemeente Rheden, ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan (zijn ex-schoonzoon) [slachtoffer 1]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
een hamer (uit zijn auto) heeft gepakt en/of (vervolgens) met die hamer in
zijn (opgeheven) hand in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] is gelopen
en/of (vervolgens) met die hamer eenmaal of meermalen (met kracht) slaande
bewegingen heeft gemaakt in de richting van die [slachtoffer 1] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 11 oktober 2015 te Velp, gemeente Rheden, (zijn dochter)
[slachtoffer 2] en/of (zijn ex-schoonzoon) [slachtoffer 1] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk met een mes, althans
met een op een mes gelijkend voorwerp, in zijn (opgeheven) hand in de richting
van voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] is gelopen en/of
(vervolgens) voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] dreigend mondeling
heeft toegevoegd "ik steek je kapot...kom dan hier [slachtoffer 1] ...ik steek eerst jou
kapot en daarna haar", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 08 t/m 11 juli
2015 te Warnsveld, gemeente Zutphen, en/of elders in Nederland, (telkens)
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een of meer
geldautomaat/-maten heeft weggenomen een of meer geldbedrag(en) (waaronder
(een) bedrag(en) van 1200 euro en/of 1000 euro en/of 250 euro), in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan " [benadeelde] ", in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een Rabo bankpas van
bankrekening [nr] met een bij die bankpas behorende pincode, tot
het gebruik waarvan verdachte niet gerechtigd en/of gemachtigd was.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1 en 2
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 11 oktober 2015 waren [slachtoffer 2] (de dochter van verdachte) en [slachtoffer 1] (de ex-schoonzoon van verdachte) aan het werk in de tuin van [slachtoffer 2] voornoemd aan de [adres 2] in Velp, gemeente Rheden. Op enig moment kwam verdachte in zijn auto langs de woning van [slachtoffer 2] gereden. Hij stopte, en stapte uit de auto. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten, gelet op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen. Met betrekking tot feit 2 merkt de officier van justitie op dat verdachte, door met een slagwapen boven het hoofd diverse keren proberen te slaan, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Derhalve kan een poging tot zware mishandeling worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de woorden zoals opgenomen in het onder 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Voor feit 2 ontbreekt het wettig en overtuigend bewijs.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de vraag wat wettig en overtuigend bewezen kan worden, acht de rechtbank het volgende van belang.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte uit de auto stapte en richting haar kwam lopen. [slachtoffer 1] ging er tussenin staan. Verdachte pakte daarop een hamer en hield deze omhoog. Hij liep naar [slachtoffer 1] toe. Verdachte maakte meerdere slaande bewegingen naar [slachtoffer 1] . Zij zag dat verdachte echt met kracht probeerde [slachtoffer 1] met de hamer te raken. [slachtoffer 1] kon nog net wegdraaien anders had hij de hamer vol in zijn gezicht gehad. Verdachte riep: ‘Ik sla je kapot, terwijl hij met de hamer sloeg, aldus nog steeds [slachtoffer 2] .’ [3]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte en hij op enig moment in conflict kwamen. [slachtoffer 1] liep daarop richting de woning van [slachtoffer 2] . Hij hoorde verdachte schreeuwen: ‘Ik maak je kapot’ of woorden van gelijke strekking. [slachtoffer 1] draaide zich om en hij zag dat verdachte een hamer in zijn hand hield. Verdachte maakte slagbewegingen richting [slachtoffer 1] . Verdachte kwam zo dichtbij dat hij [slachtoffer 1] kon raken. [slachtoffer 1] ontweek de slagen en rende weg. [4]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij zag dat verdachte een hamer uit de auto pakte. Hij hield de hamer boven zijn hoofd en riep: ‘Ik maak je kapot’ richting [slachtoffer 1] . Verdachte sloeg meermalen en [slachtoffer 1] kon de klappen net ontwijken. [5]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat ze zag dat een man een klauwhamer in zijn hand had en meermalen probeerde om [slachtoffer 1] te slaan. Het ging op het nippertje goed. [slachtoffer 1] rende daarop hard weg. [6]
In de auto waarin verdachte reed, zijn twee hamers aangetroffen. [7]
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde feit. Met betrekking tot feit 1 overweegt de rechtbank dat de woorden zoals door verdachte gebezigd, een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht opleveren. Met betrekking tot feit 2 overweegt de rechtbank dat door het meermalen met een hamer met kracht op korte afstand van [slachtoffer 1] , slaande bewegingen richting [slachtoffer 1] te maken, ook richting het gezicht van [slachtoffer 1] , verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Ten aanzien van feit 3
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 11 oktober 2015 waren [slachtoffer 2] (de dochter van verdachte) en [slachtoffer 1] (de ex-schoonzoon van verdachte) aan het werk in de tuin van [slachtoffer 2] voornoemd aan de [adres 2] in Velp, gemeente Rheden. Op enig moment kwam verdachte in zijn auto langs de woning van [slachtoffer 2] gereden. Hij stopte de auto. [8]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 3 tenlastegelegde feit, gelet op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde feit. Het mes is niet aangetroffen en alleen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] verklaren hierover. Zij hebben een belang om het verhaal aan te dikken.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de vraag wat wettig en overtuigend bewezen kan worden, acht de rechtbank het volgende van belang.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte schreeuwend aan kwam rennen. Hij had een lang smal mes in zijn hand. Hij hield het mes bovenhands vast met de punt naar beneden. Hij riep dat hij hen overhoop zou steken. Hij zei: ‘Ik steek eerst jou kapot en daarna haar.’ Ook zei hij dat hij dat zij, [slachtoffer 2] , eerst aan de beurt zou zijn en daarna hij, dus [slachtoffer 1] . [9]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij verdachte hoorde schreeuwen dat hij hen kapot zou steken. [slachtoffer 1] zag dat verdachte een mes vast hield met de scherpe zijde naar beneden en met zijn arm omhoog. [10] Getuige [getuige 3] hoorde verdachte roepen: “Ik steek je neer!’ Hij zag dat verdachte een mes had. [11]
Gelet op vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de woorden zoals op de tenlastelegging staan heeft gebezigd. Met betrekking tot het mes overweegt de rechtbank dat [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en getuige [getuige 3] hierover verklaren. De rechtbank acht, gelet op vorenstaande, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dreigend met een mes in zijn opgeheven hand op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] afliep. Aldus acht de rechtbank , gelet op vorenstaande, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte beide aangevers bedreigd heeft met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Ten aanzien van feit 4
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de periode van 8 tot en met 11 juli 2015 is er in Warnsveld, gemeente Zutphen, meermalen, bij een geldautomaat gepind van de rekening van ‘ [benadeelde] ’. Dit gebeurde zonder medeweten of toestemming van [benadeelde] . De bedragen die werden gepind, waren bedragen van € 1.200,- € 1.000,- en € 250,-. Het pinnen ging met een Rabo bankpas van [benadeelde] met bankrekeningnummer [nr] . De pincode werd ingetoetst, waarna de geldbedragen door de pinautomaten werden uitgegeven. [12]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 4 tenlastegelegde feit, gelet op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen. Er ligt een aangifte van [benadeelde] en er is een proces-verbaal van bevindingen. Verdachte is herkend door verbalisanten.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak van het onder 4 tenlastegelegde feit. De herkenning van verdachte door de agenten is niet overtuigend. Bovendien is het niet logisch dat de pinpas met de pincode bij verdachte terecht zijn gekomen.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de vraag wat wettig en overtuigend bewezen kan worden, acht de rechtbank het volgende van belang.
Van de drie genoemde pintransacties bij de pinautomaat zijn de camerabeelden opgevraagd. De afdrukken van deze beelden zijn bij een briefing van de politie getoond. Verdachte is door twee verbalisanten, onafhankelijk van elkaar, herkend als de persoon op de foto die aan het pinnen was. De verbalisanten kennen verdachte ambtshalve. Voorts beschrijft verbalisant [verbalisant 1] op basis van welke specifieke gelaatskenmerken zij verdachte herkent. [13] De rechtbank heeft, gezien het vorenstaande, geen reden om aan de herkenning door verbalisanten te twijfelen. De rechtbank acht, gelet op vorenstaande, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, in de tenlastegelegde periode bedragen van € 1.200,-, € 1.000,- en € 250,- heeft gepind van de rekening van [benadeelde] door de pinpas met bijbehorende pincode van [benadeelde] te gebruiken. Met betrekking tot andere pintransacties in de tenlastegelegde periode overweegt de rechtbank dat niet wettig bewezen is dat verdachte deze pintransacties heeft gedaan.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks11 oktober 2015 te Velp, gemeente Rheden,
(zijn
ex-schoonzoon
)[slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht,
althans met zware mishandeling,hierin bestaande dat verdachte
opzettelijk een hamer
(uit zijn auto
)heeft gepakt en
/of (vervolgens
)met die
hamer in zijn
(opgeheven
)hand in de richting van [slachtoffer 1]
. [slachtoffer 1] mondeling heeft toegevoegd "ik
sla/maak je kapot"
, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op
of omstreeks11 oktober 2015 te Velp, gemeente Rheden, ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan
(zijn ex-schoonzoon
)[slachtoffer 1]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
een hamer
(uit zijn auto
)heeft gepakt en
/of (vervolgens
)met die hamer in
zijn
(opgeheven
)hand in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] is gelopen
en
/of (vervolgens
)met die hamer
eenmaal ofmeermalen
(met kracht
)slaande
bewegingen heeft gemaakt in de richting van die [slachtoffer 1] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op
of omstreeks11 oktober 2015 te Velp, gemeente Rheden,
(zijn dochter
)
[slachtoffer 2] en
/of (zijn ex-schoonzoon
)[slachtoffer 1] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware
mishandeling,hierin bestaande dat verdachte opzettelijk met een mes,
althans
met een op een mes gelijkend voorwerp,in zijn
(opgeheven
)hand in de richting
van voornoemde [slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 1] is gelopen en
/of
(vervolgens
)voornoemde [slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 1] dreigend mondeling
heeft toegevoegd "Ik steek je kapot... Kom dan hier [slachtoffer 1] ...Ik steek eerst jou
kapot en daarna haar"
, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op
een of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 08 t/m 11 juli
2015 te Warnsveld, gemeente Zutphen,
en/of elders in Nederland, (telkens
)
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit een
of meer
geldautomaat
/-matenheeft weggenomen
een of meergeldbedrag
(en
) (waaronder
(een) bedrag(en)van 1200 euro en
/of1000 euro en
/of250 euro
),
in elk geval
enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan " [benadeelde] ",
in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
waarbij verdachte
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/ofdie
/datweg te nemen geldbedrag
(en
)onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een Rabo bankpas van
bankrekening [nr] met een bij die bankpas behorende pincode, tot
het gebruik waarvan verdachte niet gerechtigd en
/ofgemachtigd was;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
‘bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht’
Ten aanzien van feit 2:
‘poging tot zware mishandeling’
Ten aanzien van feit 3:
‘bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd’
Ten aanzien van feit 4:
‘diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd’.

5.De strafbaarheid van het feit

De bewezenverklaarde feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie eist verder dat aan het voorwaardelijk strafdeel bijzondere voorwaarden gekoppeld worden, te weten een meldplicht en een ambulante behandelverplichting. De officier van justitie vordert voorts dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
Verder vordert de officier van justitie dat aan verdachte een maatregel ex artikel 38v Wetboek van Strafrecht (Sr.)wordt opgelegd voor de duur van twee jaren, inhoudende dat verdachte zich niet zal bevinden in de [adres 2] te Velp en voorts dat verdachte op geen enkele wijze –direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . De officier van justitie vordert dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is, waarbij elke overtreding een week hechtenis inhoudt.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de onder verdachte inbeslaggenomen goederen, te weten twee hamers (goednummer PL0600-2015496841-920982) onttrokken worden aan het verkeer.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de strafeis van de officier van justitie hoog is. Verdachte komt niet bij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , hij zal het contact niet opzoeken. In zijn strafblad is geen lijn van hevige geweldsdelicten te zien. De raadsman van verdachte ziet meerwaarde in een meldplicht bij de reclassering.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 15 december 2015;
- een voorlichtingsrapportage van IrisZorg Reclassering, gedateerd 12 januari 2016;
Verdachte heeft op één dag drie levensbedreigingen geuit tegen zijn dochter en ex-schoonzoon, waarbij hij een mes en een hamer in zijn opgeheven hand had. Op diezelfde dag heeft hij geprobeerd om zijn ex-schoonzoon zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door meermalen met een hamer uit te halen. Uit de slachtofferverklaringen blijkt dat deze strafbare feiten een grote impact hebben gehad op niet alleen de slachtoffers, maar ook op hun minderjarige kinderen. Dit neemt de rechtbank verdachte zeer kwalijk.
Ook heeft verdachte geld gestolen door met een pinpas van [benadeelde] in een tijdsbestek van drie dagen een totaalbedrag van € 2.450,- van de rekening van Groep Bello te pinnen.
Verdachte heeft een 31 pagina’s tellend strafblad met daarop voornamelijk vermogensdelicten, maar ook met geweldsfeiten.
Niets lijkt verdachte ervan te weerhouden om strafbare feiten te plegen en het maakt verdachte kennelijk niet uit wat zijn gedrag bij anderen teweeg brengt.
Hoewel ook de reclassering geen mogelijkheden meer ziet om verdachte te helpen, hoopt de rechtbank dat het stellen van voorwaarden aan een voorwaardelijk strafdeel er toe bijdraagt dat er een positieve gedragsverandering zal ontstaan bij verdachte.
De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf opleggen zoals geëist door de officier van justitie, namelijk 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank alle bijzondere voorwaarden, zoals genoemd in het reclasseringsrapport d.d. 12 januari 2016, koppelen.
Uit het reclasseringsadvies blijkt dat bij verdachte op alle besproken gebieden problemen zijn. Het recidiverisico wordt dan ook ingeschat als hoog. Voorts blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen (p. 51 en p. 52) dat verdachte vaker bij [slachtoffer 2] voor de deur staat. Verdachte heeft in oktober 2015 verklaard dat hij niet meer bij [slachtoffer 2] kwam en dat hij haar met rust zou laten. Op 29 oktober 2015 is de voorlopige hechtenis van verdachte geschorst onder voorwaarden van een contactverbod met [slachtoffer 2] en een locatieverbod voor het adres van [slachtoffer 2] . Begin december 2015 is verdachte desondanks in de straat geweest waar [slachtoffer 2] woont.
Gezien het voorgaande, houdt de rechtbank er ernstig rekening mee dat veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank zal daarom bepalen dat de bijzondere voorwaarden op grond van artikel 14e Sr. dadelijk uitvoerbaar zijn.
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten twee hamers (goednummer PL0600-2015496841-920982), zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het 1 en 2 bewezenverklaarde is begaan.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.197,38, bestaande uit € 197,38 aan materiele schade en € 2.000,- aan immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe te wijzen tot het bedrag van € 1.197,38, vermeerderd met de wettelijke rente, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 21 dagen hechtenis. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht om het bedrag (van
€ 1.000,- immateriële schade) niet-ontvankelijk te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de vordering af te wijzen omdat verdachte niet de agressor was.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het 3 bewezen verklaarde handelen tot een bedrag van
€ 1.197,38, schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
Dit bedrag ziet op het geheel aan materieel gevorderde kosten. Ten aanzien van het immaterieel gevorderde bedrag heeft de rechtbank gebruikt gemaakt van haar schattingsbevoegdheid voor het vaststellen van de hoogte van het toe te kennen bedrag. De rechtbank heeft de hoogte vastgesteld op € 1.000,-. Wat betreft het meer gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de behandeling van dat deel van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 11 oktober 2015.
[slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde feiten. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.572,84, bestaande uit € 572,84 aan materiele schade en € 1.000,- aan immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe te wijzen tot het bedrag van € 1.170,59, vermeerderd met de wettelijke rente, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 21 dagen hechtenis. Ten aanzien van het bedrag van € 402,25 immateriële schade voor de vakantie, heeft de officier van justitie opgemerkt dat dit niet-ontvankelijk verklaard moet worden omdat dit geen rechtstreeks gevolg is van de bewezenverklaarde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de vordering af te wijzen omdat [slachtoffer 1] de agressor was. Uit zijn handelen blijkt dat hij niet bang was voor verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde handelen tot een bedrag van € 1.032,56 schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
Dit bedrag ziet op het gehele immaterieel gevorderde bedrag. Ten aanzien van het materieel gevorderde bedrag overweegt de rechtbank dat zowel de kosten van een vakantie ad € 402,25 als de kosten van het camerasysteem ad € 138,03 geen rechtstreeks gevolg zijn van bewezenverklaarde feiten. De rechtbank zal dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 11 oktober 2015.
[benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] namens [benadeelde] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 3.510,65.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] namens [benadeelde] toe te wijzen tot het bedrag van € 2.450,-, vermeerderd met de wettelijke rente, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 34 dagen hechtenis. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Verdachte is bij de drie pintransacties op de camerabeelden te zien. Wat betreft de overige transacties kan niet vastgesteld dat dit verdachte betreft. Dit deel van de vordering moet niet-ontvankelijk worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de vordering af te wijzen omdat gebleken is dat [benadeelde] zelf de schade aan [benadeelde] heeft vergoed. [benadeelde] heeft derhalve geen schade meer.
Beoordeling door de rechtbank
Met betrekking tot de vraag of [benadeelde] zelf schade heeft geleden, overweegt de rechtbank als volgt. Gebleken is dat dhr. [benadeelde] de liquide middelen van [benadeelde] heeft aangevuld vanuit zijn eigen vermogen. Dit bedrag, ofwel deze lening, moet door [benadeelde] aan [benadeelde] worden terugbetaald. Groep Bello is derhalve de benadeelde, zij is degene die de schade heeft geleden.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 bewezen verklaarde handelen tot een bedrag van € 2.450,- schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Dit omvat de drie bedragen die door verdachte zijn gepind. De overige schade is geen rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde feit, zodat dit deel van de vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij(en).
De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 9 juli 2015, zijnde het midden van de bewezenverklaarde periode.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 24c, 36b, 36c, 36f, 45, 57, 285, 302, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen vijf dagen na invrijheidstelling zal melden bij de Reclassering IrisZorg te Arnhem, [locatie] . Veroordeelde zal zich gedurende een door de reclassering IrisZorg bepaalde periode zo frequent en zo lang blijven melden als reclassering IrisZorg dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van (forensische)verslavingszorg IrisZorg te Arnhem of soortgelijke ambulante forensische zorg op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor middelenproblematiek en psychische problematiek;
- zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van verdovende middelen en alcohol en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 2] ( [geboortedatum 2] ) en [slachtoffer 1] ( [geboortedatum 3] ), zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd niet zal bevinden in de [adres 2] te Velp, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
- Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
- Beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: twee hamers (goednummer PL0600-2015496841-920982).
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 3 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 2], van een bedrag van
€ 1.197,38 (zegge: duizendhonderdzevenennegentig euro en achtendertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 oktober 2015 tot de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1, 2 en 3 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 1], van een bedrag
€ 1.032,56 (zegge: duizendtweeëndertig euro en zesenvijftig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 oktober 2015 tot de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 4 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 1], van een bedrag van
€ 2.450,- (zegge: tweeduizendvierhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2015 tot de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.S. Croll (voorzitter), mr. J. Barrau en mr. D.R. Sonneveldt, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.L. Miedema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 februari 2016.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2015501652 z, gesloten op 15 oktober 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 34; het proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p. 57, 4e alinea; het proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p. 59, 7e alinea.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 23, en het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 2] , p. 28.
4.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 35, 4e alinea in combinatie met het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] , p. 38, 3e alinea.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 42 onderaan en p. 43.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 40.
7.Kennisgeving van inbeslagneming, p. 64.
8.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 34; het proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p. 57, 4e alinea.
9.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 23 onderaan en p. 24 bovenaan.
10.Het proces-verbaal van verhoor aangever van [slachtoffer 1] , p. 38.
11.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 44.
12.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] namens Groep Bello56, p. 66-67 en het proces-verbaal aanvraag vordering verstrekking historische gegevens, p. 74, 75.
13.Het proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar, p. 79 en een proces-verbaal van bevindingen, p. 82