Uitspraak
1.De inhoud van de tenlastelegging
2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs
4.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan het primair en subsidiair tenlastegelegde feit;
niet-ontvankelijkin de vordering.
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland op 5 december 2016 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 20-jarige militair, die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling. De verdachte was aangeklaagd voor het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een slachtoffer met een deodorantbus, waarbij het uitstromende gas in combinatie met een aansteker vlam vatte. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte een wezenlijke bijdrage aan het strafbare feit had geleverd. Zowel de officier van justitie als de verdediging pleitten voor vrijspraak, en de militaire kamer concludeerde dat er geen sprake was van medeplegen, aangezien de medeverdachte de enige was die daadwerkelijk de handeling uitvoerde. De militaire kamer oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan het tenlastegelegde feit, en sprak hem vrij van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde feit. Daarnaast werd de benadeelde partij, het slachtoffer, niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken van de strafbare feiten.