Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 november 2016
[verzoeker], te [woonplaats], verzoeker,
Procesverloop
Overwegingen
Bij besluit van 31 mei 2016 is aan verzoeker (een Syrische vluchteling) vanaf
14 april 2016 een uitkering ingevolge de Participatiewet (Pw) toegekend naar de verlaagde norm van alleenstaande schoolverlater. Verweerder heeft daarbij op grond van artikel 12, eerste lid van de Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Oost Gelre (hierna: de Verordening) een maatregel opgelegd van 25% over de periode van
14 april 2016 tot 14 juni 2016 omdat verzoeker een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid heeft getoond voor de voorziening in het bestaan: verzoeker is vanwege zijn buitensporig en ongeoorloofde absentie van school gestuurd en heeft daarom geen recht meer op studiefinanciering.
“ik heb geen geld en mijn fiets is kapot; ik ben vergeten u te appen via de telefoon”.Op 22 augustus 2016 heeft verzoeker wel met mw. Moors gesproken.
Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat verzoeker op
3 augustus 2016 en op 10 augustus 2016, zonder bericht van verhindering niet is verschenen op een ingepland gesprek met mw. Moors. Verweerder verwijt verzoeker dat hij geen contact met haar heeft opgenomen. Verzoeker had dit moeten doen want hierdoor is een ingepland gesprek niet doorgegaan en verzoekers traject richting betaalde arbeid en scholing werd hierdoor opgeschoven. Door verzoekers houding en gedrag is het traject om zijn financiën op orde te krijgen vertraagd. Het besluit is gebaseerd op artikel 18, vierde lid, aanhef en onder h van de Pw.
10. Ingevolge artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, van de PW, stelt de gemeenteraad bij verordening regels met betrekking tot het verlagen van de bijstand, bedoeld in artikel 18, tweede lid en de periode van de verlaging van de bijstand, bedoeld in artikel 18, vijfde en zesde lid.
Als een belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarmee een verlaging is toegepast vanwege een gedraging als bedoeld in artikel 18, vierde lid, van de Pw, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging bedraagt de verlaging op grond van artikel 16, derde lid van de Verordening honderd procent van de bijstandsnorm gedurende twee maanden.
- schorst het primaire besluit tot zes weken na verzending van de beslissing op bezwaar;
- gelast dat verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht groot € 46,00 aan hem vergoedt.