ECLI:NL:RBGEL:2016:639

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 februari 2016
Publicatiedatum
8 februari 2016
Zaaknummer
05/277613-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van telefoon en mishandeling in relatie tot noodtoestand

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 4 februari 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 27-jarige man uit Nijmegen. De verdachte werd beschuldigd van mishandeling van zijn ex-partner en diefstal van haar telefoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 14 september 2014 in Groesbeek zijn ex-vriendin heeft mishandeld door haar te slaan en te bedreigen, maar heeft deze beschuldigingen niet bewezen kunnen verklaren. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster en getuigen niet voldoende steun boden voor de tenlastelegging van mishandeling. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de mishandeling en bedreiging, omdat de bewijsvoering niet wettig en overtuigend was.

Ten aanzien van de diefstal van de telefoon, die de verdachte had meegenomen zonder toestemming, heeft de rechtbank wel vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal. De verdachte had de telefoon van zijn ex-vriendin gepakt in haar woning, en hoewel hij later aanvoerde dat hij dit deed uit noodtoestand, oordeelde de rechtbank dat hij al in het bezit van de telefoon was voordat hij de inhoud van de berichten had gelezen die hem zouden kunnen bedreigen. De rechtbank legde een geldboete op van € 400,- voor de diefstal van de telefoon, maar sprak de verdachte vrij van de andere tenlastegelegde feiten. De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen 23, 24, 24c en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/277613-14
Datum uitspraak : 4 februari 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , [woonplaats] .
Raadsman: mr. A.M. Smetsers, advocaat te Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 januari 2016, na verwijzing door de politierechter op 1 april 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 september 2014 te Groesbeek zijn (ex)levensgezel, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 1]
- vast te pakken bij de haren en over de grond te slepen en/of vast te houden
terwijl hij, verdachte wegrijdt op een scooter en/of
- ( meermalen) te slaan met een helm en/of
- ( meermalen) te stompen/slaan (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond ligt);
2.
hij op of omstreeks 14 september 2014 te Groesbeek met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon (merk: Samsung)
en/of een pinpas en/of een rijbewijs, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte;
3.
hij op of omstreeks 15 september 2014 te Nijmegen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
opzettelijk dreigend een snijbeweging langs de keel gemaakt en/of (daarbij)
die [slachtoffer 2] achtervolgd in een auto en/of met de auto die [slachtoffer 2] klemgereden;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat [slachtoffer 1]
(hierna: aangeefster)verdachte heeft vastgepakt en dat verdachte toen met zijn scooter is weggereden waardoor aangeefster over de grond is gesleept. Dit levert mishandeling van [slachtoffer 1] op. De officier van justitie acht het onder het tweede en derde gedachtestreepje tenlastegelegde slaan/stompen niet wettig en overtuigend bewezen, omdat de verklaringen van aangeefster en die van getuige [getuige] over hoe dit gegaan is en in welke volgorde dit heeft plaatsgevonden, niet met elkaar stroken.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte van dit feit vrij te spreken, omdat voldoende (overtuigend) bewijs voor de tenlastegelegde handelingen ontbreekt. De verklaringen in het dossier zijn tegenstrijdig. Niet ten laste is gelegd dat aangeefster verdachte heeft vastgepakt en verdachte daarna met de scooter is weggereden.
Beoordeling door de rechtbank
Onder het eerste gedachtestreepje is ten laste gelegd dat verdachte aangeefster bij de haren heeft gepakt en haar over de grond heeft gesleept en/of dat hij aangeefster heeft vastgehouden terwijl hij op de scooter is weggereden. Dit is gebaseerd op de verklaring van aangeefster. Die verklaring vindt naar het oordeel van de rechtbank op dit punt onvoldoende steun in enig ander bewijsmiddel in het dossier. Dat getuige [getuige] bebloede benen bij aangeefster gezien heeft toen aangeefster bij haar aanbelde, biedt onvoldoende ondersteuning voor de verklaring van aangeefster. Niet uitgesloten kan worden dat al eerder enig letsel veroorzaakt is door de worsteling om de telefoon die eerder plaats heeft gevonden in de woning van aangeefster. De verklaring van getuige [getuige] houdt in dat aangeefster, op een later moment dan waar aangeefster zelf over verklaart, toen verdachte wegreed op de scooter een stukje is meegesleept. [getuige] denkt dat dit gebeurde doordat aangeefster met haar kleding aan het spatbord vast zat. [getuige] heeft derhalve niet verklaard dat dit was omdat verdachte aangeefster (al dan niet bij haar haren) had vastgepakt.
De verklaring van verdachte dat aangeefster hem vastgepakt heeft om zijn middel en dat hij toen weggereden is, waardoor zij één of twee meter is meegesleept, is niet op die manier ten laste gelegd en kan ook niet in de tenlastelegging ingelezen worden.
De rechtbank acht dit gedeelte van de tenlastelegging dan ook niet wettig en overtuigend bewezen.
Met de raadsman en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat ook het onder het tweede en derde gedachtestreepje tenlastegelegde slaan/stompen niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, nu de aangifte op die punten onvoldoende ondersteuning vindt in enig ander bewijsmiddel in het dossier. Hoewel ook getuige [getuige] verklaard heeft gezien te hebben dat aangeefster geslagen is door verdachte, terwijl aangeefster op de grond lag, ziet dit op een ander moment dan waar aangeefster over heeft verklaard. Dit moment waarover [getuige] heeft verklaard, komt wel overeen met het moment waarover verdachte heeft verklaard. Verdachte heeft verklaard dat aangeefster haar telefoon van hem af had gepakt, er toen een worsteling ontstond en dat zij beiden in die worsteling om de telefoon zijn gevallen en verdachte toen de telefoon van aangeefster uit haar handen heeft gegrepen. De rechtbank acht niet uitgesloten dat [getuige] dit heeft geïnterpreteerd als slaan door verdachte van aangeefster.
Ook deze gedeeltes van de tenlastelegging acht de rechtbank derhalve niet wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank zal verdachte daarom van dit feit integraal vrijspreken.
Ten aanzien van feit 2
Met de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank de tenlastegelegde diefstal van de pinpas en het rijbewijs van aangeefster niet wettig en overtuigend bewezen en zal zij verdachte daarvan vrijspreken.
Ten aanzien van de tenlastegelegde diefstal van de telefoon is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 105, 106;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 73;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 januari 2016.
Ten aanzien van feit 3
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Dat [slachtoffer 2] klem zou zijn gereden, vindt geen steun in het dossier. Dat verdachte en/of anderen een snijbeweging langs de keel zouden hebben gemaakt, wordt alleen door [slachtoffer 2] verklaard en vindt eveneens geen steun in enig ander bewijsmiddel. Dat verdachte rijdend in een auto met anderen [slachtoffer 2] heeft achtervolgd, kan op basis van het dossier wel bewezen worden, maar niet dat dit op zodanige wijze is gebeurd dat [slachtoffer 2] daardoor met enig misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling is bedreigd. Daarvoor vindt de verklaring van [slachtoffer 2] onvoldoende steun in enig ander bewijsmiddel.
De rechtbank zal verdachte daarom ook van dit feit vrijspreken.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
2.
hij op
of omstreeks14 september 2014 te Groesbeek met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon (merk: Samsung)
en/of een pinpas en/of een rijbewijs, in elk geval enig goed, geheel of ten
deletoebehorende aan [slachtoffer 1] .
in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 2:
diefstal

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Ten aanzien van de diefstal van de telefoon heeft de raadsman verzocht verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging vanwege overmacht in de zin van noodtoestand. Verdachte had in de telefoon van aangeefster gelezen dat bij aangeefster het plan bestond om hem iets aan te laten doen. Om de telefoon veilig te stellen en aan de politie te kunnen overhandigen, kon verdachte op dat moment niet anders dan zonder toestemming de telefoon van aangeefster meenemen.
De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij al in de woning van aangeefster haar telefoon had gepakt, omdat hij uit berichten die daarin stonden en ook uit omstandigheden in de woning, afleidde dat zij iets met een ander had. Verdachte is toen met de telefoon naar buiten gegaan, is een stukje met de scooter weggereden en heeft toen de berichten gelezen waarin stond dat er plannen waren hem iets aan te doen. Hij is toen teruggereden naar aangeefster en heeft gezegd dat hij met de telefoon naar de politie zou gaan. Ook in zijn aangifte op 16 september 2014 heeft verdachte verklaard dat hij pas later, toen hij al in het bezit was van de telefoon van aangeefster, de berichten had gelezen over de plannen om hem iets aan te doen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte dus al voordat hij de inhoud van díe berichten had gelezen, als heer en meester over de telefoon van aangeefster beschikte. De rechtbank verwerpt daarom het verweer.
Verdachte is strafbaar, nu ook voor het overige geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van 40 uren werkstraf, te vervangen door 20 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
Er is door de verdediging geen strafmaatverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer acht is geslagen op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 9 december 2015;
- een beknopt reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, gedateerd 9 februari 2015.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het volgende.
Verdachte heeft in de woning van aangeefster, zijn ex-vriendin, zonder toestemming haar telefoon gepakt en deze mee naar buiten genomen. Buiten is een worsteling tussen hen ontstaan om de telefoon. Aangeefster heeft haar telefoon terug kunnen pakken, maar in de worsteling zijn beiden gevallen en heeft verdachte haar telefoon weer teruggegrepen. Daarmee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal.
De rechtbank houdt rekening met de omstandigheid dat verdachte na 2004 niet vaker veroordeeld is voor het plegen van soortgelijke feiten.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de oplegging van een geldboete van € 400,- passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 Spreekt verdachte vrij van de onder 1 en 3 tenlastegelegde feiten.
 verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
geldboetevan
€ 400,- (vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
8 (acht) dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.E. Lagarde (voorzitter), mr. J.M. Klep en mr. M.A. Jansen-van Leeuwen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. ter Horst, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 februari 2016.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, Gelderland-Zuid, district Stad Nijmegen, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0800-2014110477, gesloten op 22 december 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.