ECLI:NL:RBGEL:2016:6233

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 november 2016
Publicatiedatum
17 november 2016
Zaaknummer
05/860342-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van hennepteelt en diefstal van elektriciteit met witwassen van opbrengsten

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 16 november 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van hennepteelt en diefstal van elektriciteit, alsook aan witwassen van de opbrengsten van deze criminele activiteiten. De verdachte, geboren in 1980, werd beschuldigd van het telen van hennep in twee verschillende kwekerijen, gelegen in Westervoort en Molenhoek, tussen 1 juni 2012 en 28 augustus 2013. In de eerste kwekerij werden 340 hennepplanten aangetroffen, terwijl in de tweede kwekerij 609 hennepplanten aanwezig waren. De verdachte en zijn medeverdachte maakten gebruik van illegale elektriciteitsaansluitingen om de kwekerijen van stroom te voorzien, wat resulteerde in diefstal van elektriciteit van de energieleveranciers Liander N.V. en Enexis B.V.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met zijn medeverdachte, op verschillende manieren betrokken was bij de opzet en exploitatie van de hennepkwekerijen. Dit omvatte het regelen van huurcontracten met vervalste loonstroken en het financieren van de benodigde apparatuur. De rechtbank achtte de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepteelt en de diefstal van elektriciteit wettig en overtuigend bewezen. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan witwassen van de opbrengsten uit de hennepteelt, waaronder de aankoop van garageboxen en personenauto's.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Tevens werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij Enexis B.V. voor de geleden schade door de diefstal van elektriciteit. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de criminele activiteiten, waarbij de schadelijke gevolgen van hennepteelt en witwassen voor de samenleving werden onderstreept.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/860342-14
Datum uitspraak : 16 november 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] , wonende aan de [adres 1] , te [woonplaats] .
raadsman: mr. G.F. Schadd, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 15 juni 2016 en 02 november 2016.
1. De inhoud van de tenlastelegging [1]
Aan verdachte wordt verweten dat hij zich:
  • samen met een of meer anderen dan wel alleen schuldig heeft gemaakt aan het bezitten van 340 hennepplanten in of omstreeks de periode van 1 mei 2012 tot en met 28 augustus 2013 – in ieder geval op of omstreeks 28 augustus 2013 – in Westervoort (feit 1);
  • samen met een of meer anderen dan wel alleen schuldig heeft gemaakt aan diefstal van elektriciteit in de voornoemde periode door middel van braak en/of verbreking in Westervoort (feit 2);
  • samen met een of meer anderen dan wel alleen schuldig heeft gemaakt aan het bezitten van 609 hennepplanten in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 26 februari 2013 – in ieder geval op of omstreeks 26 februari 2013 – in Molenhoek (feit 3);
  • samen met een of meer anderen dan wel alleen schuldig heeft gemaakt aan diefstal van elektriciteit in de voornoemde periode door middel van braak en/of verbreking in Molenhoek (feit 4);
- schuldig heeft gemaakt aan witwassen van één of meer garageboxen, personenauto(‘s) en geldbedrag(en).
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [2]
De rechtbank vindt op grond van de navolgende bewijsmiddelen, bewezen dat verdachte zich samen met [medeverdachte] heeft schuldig gemaakt aan het telen van hennep en de diefstal van elektriciteit voor deze teelt. Hierbij worden de bewijsmiddelen voor de twee kwekerijen in onderling verband bezien.
In het bijzonder ten aanzien van de feiten 1 en 2:
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 28 augustus 2013 is op de eerste verdieping van een woning gelegen aan [adres 2] te Westervoort een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. In deze kwekerij bevonden zich 340 hennepplanten. [3]
In voornoemde woning waren de zegels van de hoofdaansluitkast verbroken en was aan de bovenzijde van de zekeringhouders een illegale elektriciteitsaansluiting gemaakt, die buiten de elektriciteitsmeter om de hennepplantage voorzag van elektriciteit. Hierdoor werd de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet geregistreerd. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1 en 2.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is geen verweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
In het bijzonder ten aanzien van de hennepkwekerij Westervoort (feit 1):
[medeverdachte] heeft verklaard dat [verdachte] hem heeft aangeboden in een woning te gaan wonen waar hennep gekweekt werd. [verdachte] heeft de woning aan [adres 2] te Westervoort geregeld bij een makelaar. Hij heeft hiervoor alle papieren geregeld, zoals loonstroken en werkgeversverklaringen. Hiervoor gebruikte [verdachte] zijn oude loonstroken van [bedrijf 2] , die hij aanpaste. [medeverdachte] is in mei 2012 in de woning in Westervoort gaan wonen. Ongeveer een maand later heeft hij samen met [verdachte] in twee ruimtes in de woning een hennepkwekerij opgebouwd. De spullen hiervoor werden allemaal door [verdachte] aangeschaft. [medeverdachte] verzorgde de hennepkwekerij en [verdachte] hielp met knippen en nam de hennep vervolgens mee om te verkopen. [verdachte] betaalde de huur, het gas, water en elektra. [medeverdachte] heeft verklaard dat de kwekerij een jaar gedraaid heeft en zij vier keer geoogst hebben. Van de opbrengst was 60 procent voor [verdachte] en 40 procent voor [medeverdachte] . [5]
De rechtbank acht de verklaring van [medeverdachte] geloofwaardig en betrouwbaar, omdat zijn verklaring op verschillende punten wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen.
De huurovereenkomst voor de woning aan [adres 2] te Westervoort met als ingangsdatum 1 mei 2012 is ondertekend door [medeverdachte] . Hierbij zijn twee salarisstroken gevoegd op naam van [medeverdachte] van een bedrijf, genaamd [bedrijf 1] te Gaanderen, van de maanden februari en maart 2012. [6] Uit navraag door de politie blijkt bij dit bedrijf geen persoon bekend te zijn met de naam [medeverdachte] . [7] De politie heeft salarisstroken van [verdachte] opgevraagd bij [bedrijf 2] De salarisstrook van [verdachte] van de maand maart 2012 vertoont een zeer grote gelijkenis met de salarisstrook van de maand maart 2012 van [bedrijf 1] op naam van [medeverdachte] , die is gebruikt bij het sluiten van de huurovereenkomst. [8] Hieruit concludeert de rechtbank dat de salarisstroken die zijn gebruikt bij het sluiten van de huurovereenkomst vervalst zijn naar bovengenoemd voorbeeld. Dit bevestigt de verklaring van [medeverdachte] .
De verklaring van [medeverdachte] wordt ook ondersteund door een bestand dat is aangetroffen op zijn laptop. Dit betreft een video met kenmerk IMG_0070.MOV met de duur van 32.16 minuten, aangemaakt op 15 december 2013 om 09.31 uur. Het beeld op deze video is voornamelijk zwart, maar er is wel een gesprek te horen tussen twee mannen die elkaar ‘ [naam 1] ’ en ‘ [naam 2] ’ noemen. Dit gesprek is door een verbalisant van de politie uitgewerkt in een proces-verbaal.
Uit het opgenomen gesprek wordt het volgende vastgelegd.
[naam 2] : Kijk, weet je wat het is? [naam 3] heb mij die grote op de hals gehaald. Ik weet niet precies wat er aan de hand is geweest. Ja. Die heb me dat hok verlink in Zevenaar. En ik heb al eerder een keer een probleem gehad met [naam 3] . Dat hij mij het moederbord verkeerd heb gemaakt en dat is een hok met 1200 planten erin.
[naam 1] : Dat heb ik gehoord. Dat klokje ging naar de klote of zo.
[naam 2] : Klokje en nog wat andere dingen kortstuiting. En ik heb al vaker problemen met hem gehad. Ja. En toen heb ik hem ook al eens een keer, wou ik hem eens een keer… Wou ik hem als eens een keer wat doen. En toen heb [verdachte] mij altijd verboojen, laat zitten, laat zitten. Heb ik gezegd, weet je wat, ik laat het wel zitten. Maar we zijn hier niet met kinderspelletjes bezig.
(…)
[naam 1] : Maar weet je wat het is met [verdachte] ? Weet je die bracht die handel van jullie altijd naar mij toe…
[naam 2] : Ja.
(…)
[naam 2] : Zoiets heb ik ook wel in gedachten. Maar aan de andere kant dacht ik ook bij mezelf die vuile flikker die het dat gewoon op een bepaalde manier proberen te draaien. Ja. Dat, dat de boel bij [verdachte] een hak kan zetten. Maar hij zet [verdachte] der geen hak mee, hij zet mij der een hak mee. [verdachte] zit nou hele dagen te telen. Ik wil met [verdachte] helemaal niks meer te doen hebben. Ik ben er helemaal klaar mee, met [verdachte] ook. Luister ik heb afgelopen jaar heb ik ook zo’n actie met [verdachte] gehad. He. Dan laat tie je ook gewoon stikken. Ja, met zijn dubbel leven. He. Dat kan niet. Je doet het een of je doet het ander.
[naam 1] : Dat weet ik niet.
[naam 2] : Of je doet criminele dingen of je doet niet criminele dingen. [9]
Uit het hiervoor aangehaalde gesprek kan worden vastgesteld dat [verdachte] (rechtbank: [verdachte] ) zich bezig hield met de handel in hennep. In het gesprek zegt [naam 1] namelijk dat [verdachte] zijn handel altijd naar hem toe bracht en [naam 2] zegt dat [verdachte] hele dagen zit te telen. Uit de context van het gesprek, waarin onder meer ook wordt gesproken over een hok met 1200 planten, leidt de rechtbank af dat het hier gaat om het telen en verhandelen van hennep.
Bij de doorzoeking van de woning van [verdachte] aan de [adres 1] te Duiven is bovendien een slakkenhuis aangetroffen. [10] Een slakkenhuis wordt doorgaans gebruikt voor de afzuiging van lucht bij het telen van hennep in een hennepkwekerij. Ook dit wijst op betrokkenheid van [verdachte] bij hennepteelt.
Door een verbalisant werden in de kweekruimte in de woning een gebruikte hennepcutter en knipschaartjes met daarop THC-resten aangetroffen. Op de zolder bevonden zich droogrekken en in de kweekruimte was sprake van kalkafzetting op de muur. Bovendien was er veel stof aanwezig in de ruimte, terwijl de planten pas ongeveer twee weken oud waren en was het filter verkleurd. [11] Hieruit concludeert de rechtbank dat sprake is geweest van meerdere oogsten. Nu [medeverdachte] heeft verklaard dat hij en [verdachte] vier keer geoogst hebben in Westervoort en dat zij ongeveer een maand nadat [medeverdachte] de woning in mei 2012 had betrokken, zijn gestart met de opbouw van de kwekerij, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte] van 1 juni 2012 tot en met 28 augustus 2013 hennep aanwezig hebben gehad.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van [verdachte] bij het tenlastegelegde het volgende af.
[verdachte] zorgde voor de benodigde papieren (salarisstroken) ten behoeve van het huurcontract van de woning waarin de hennepkwekerij werd gehouden en hij betaalde de huur. Hij leverde en betaalde daarnaast de benodigde spullen om een hennepkwekerij op te zetten en bouwde deze samen met [medeverdachte] op. Samen hebben zij de hennep geknipt en [verdachte] verkocht de hennep vervolgens door. Samen met [medeverdachte] was [verdachte] van het begin tot het eind betrokken bij het hennepteeltproces en zij deelden ook in de opbrengst.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en [medeverdachte] die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het aanwezig hebben van 340 hennepplanten – zijnde een grote hoeveelheid hennep – aan [adres 2] te Westervoort.
In het bijzonder ten aanzien van de diefstal van elektriciteit in Westervoort (feit 2)
[verdachte] heeft zich samen met [medeverdachte] schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van hennep aan [adres 2] te Westervoort.
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij en [verdachte] samen de hennepplantage hebben opgezet en de stroom hebben aangelegd. Door [naam 3] , de elektricien van [verdachte] , werden vervolgens de kabels aangesloten van de meterkast naar de schakelkast. [12]
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte] zich schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van diefstal van elektriciteit door verbreking ten behoeve van de hennepkwekerij in dezelfde periode als bij feit 1, zijnde 1 juni 2012 tot en met 28 augustus 2013.
In het bijzonder ten aanzien van de feiten 3 en 4:
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 26 februari 2013 is in een vrijstaande bedrijfs-/werkruimte gelegen aan [adres 3] te Molenhoek een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen, verdeeld over twee ruimtes. In deze kwekerij bevonden zich 609 hennepplanten. [13]
In voornoemd pand was een illegale aansluiting aangebracht boven de zekeringen, waarbij het zegel was verbroken. Hierdoor werd de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet geregistreerd. [14]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 3 en 4.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is geen verweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
In het bijzonder ten aanzien van de hennepkwekerij Molenhoek (feit 3):
[medeverdachte] heeft verklaard dat [verdachte] naast de hennepkwekerij in Westervoort nog een kwekerij wilde opzetten en [verdachte] hiervoor de woning aan het [adres 3] te Molenhoek had gevonden. Voor het huurcontract heeft [verdachte] loonstroken vervalst. De investeringen werden betaald door [verdachte] en de opbrengst van de kwekerij werd 50/50 verdeeld na aftrek van de kosten. [medeverdachte] heeft de woning samen met [verdachte] ingericht. Begin januari 2013 zijn zij samen begonnen met het opbouwen van de hennepkwekerij in het bijgebouw van de woning. Half februari 2013 was de kwekerij volledig ingericht en zijn de stekken er door [verdachte] en [medeverdachte] ingezet. Hierbij leverde [verdachte] de stekken aan. [15] Er is niet geoogst in de kwekerij in Molenhoek, omdat het fout ging. [verdachte] had iemand geregeld voor het moederbord dan wel de schakelkast en deze werkte niet goed. Hierdoor is een lekkage ontstaan, die door iemand is gemeld aan de eigenaar van het pand. [16] Toen de kwekerij werd ontdekt stonden de plantjes er één week in. [17]
De verklaring van [medeverdachte] wordt ondersteund door een audiobestand dat is aangetroffen op de iPhone van [medeverdachte] . Het betreft bestand 52 met een duur van 4 minuten waarop een gesprek te horen is tussen twee mannen die de verbalisant herkent als zijnde [verdachte] (man 1) en [medeverdachte] (man 2). Dit gesprek is door de verbalisant uitgewerkt in een proces-verbaal.
Uit het opgenomen gesprek wordt het volgende vastgelegd.
1e M: kijk, die Boer, hij heeft goeie dingen maar hij heeft de laatste tijd heeft ie zoveel
ellende veroorzaakt voor ons dat hem dit toekomt punt zo denk ik erover, en zo denkt die kleine er ook over en jij denk ik ook. Bedoel euh Had hij een goed bord geleverd dan was ellende in Molenhoek misschien ook anders afgelopen.
2e M: ja, duizend (1000) procent.
1e M: kijk we hadden daar gewoon één (1) of twee (2) of drie (3) keer kunnen draaien
dat had gewoon gekund, dan was waarschijnlijk uiteindelijk wel een keer de eigenaar langsgekomen van He, ik wil even kijken dan hadden we het af moeten breken.
2e M: ja natuurlijk. [18]
Voorgaande passage bevestigt de verklaring van [medeverdachte] dat het moederbord in Molenhoek niet goed werkte, als gevolg waarvan de hennepkwekerij uiteindelijk is ontdekt. Uit deze passage in samenhang met de verklaring van [medeverdachte] stelt de rechtbank vast dat met ‘draaien’ wordt bedoeld het telen van hennep. De rechtbank concludeert dat [verdachte] samen met [medeverdachte] de hennepkwekerij in Molenhoek heeft ingericht en de hennepstekjes heeft geplant.
Gelet op al het voorgaande, acht de rechtbank het feit wettig en overtuigend bewezen.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van [verdachte] bij het tenlastegelegde het volgende af.
[verdachte] zorgde voor de benodigde papieren (salarisstroken) ten behoeve van het huurcontract van de woning waarin de hennepkwekerij werd gehouden. Hij deed daarnaast alle investeringen in de hennepkwekerij en de opbrengst werd tussen hem en [medeverdachte] verdeeld. Samen hebben zij de hennepkwekerij opgebouwd en ingericht, waarbij [verdachte] de stekken aanleverde.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en [medeverdachte] die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het aanwezig hebben van 609 hennepplanten – zijnde een grote hoeveelheid hennep – aan [adres 3] te Molenhoek.
In het bijzonder ten aanzien van de diefstal van elektriciteit in Molenhoek (feit 4):
[verdachte] heeft zich samen met [medeverdachte] schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van hennep aan [adres 2] te Westervoort.
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij samen met [verdachte] een kabel heeft gelegd van de woning naar het bijgebouw en dat zij deze kabel daar hebben aangesloten op de schakelkast. [verdachte] heeft in de woning de gaten geboord waar deze kabel doorheen liep. Vervolgens is zijn (rechtbank: [verdachte] ’s) man gekomen om alles aan te sluiten op de meterkast. [19]
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte] zich schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van diefstal van elektriciteit door verbreking ten behoeve van de hennepkwekerij in dezelfde periode als bij feit 3.
Ten aanzien van feit 5:
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen in de zin van artikel 420bis, eerste lid, sub b, van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Aan [verdachte] is tenlastegelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een zevental garageboxen, vijf personenauto’s en diverse geldbedragen. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Garageboxen
Uit gegevens van het Kadaster blijkt dat [verdachte] eigenaar was van zeven garageboxen te Zevenaar en dat deze boxen in de periode van 29 februari 2012 tot en met 27 augustus 2012 zijn aangekocht voor een totaalbedrag van € 57.100,-. [20] [verdachte] heeft verklaard een aantal garageboxen in Zevenaar te hebben. Eén daarvan was voor eigen gebruik en de andere garageboxen werden door hem verhuurd. [21] [medeverdachte] heeft verklaard dat [verdachte] hem in augustus 2013 had verteld dat hij zijn zevende garagebox had gekocht. [22]
Uit voorgaande leidt de rechtbank af dat [verdachte] deze garageboxen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en er gebruik van heeft gemaakt door één box zelf te gebruiken en door de andere boxen aan derden te verhuren. De rechtbank stelt vast dat deze zeven garageboxen door [verdachte] zijn aangeschaft in de periode dat hij zich bezig hield met de exploitatie van twee hennepkwekerijen, zoals bewezenverklaard onder de feiten 1 en 3.
Personenauto’s
[verdachte] had vijf personenauto’s op zijn naam, te weten:
  • per 16 juli 2012 een Mercedes-Benz 280 SL met kenteken [kenteken 1] ;
  • per 19 april 2013 een Mercedes-Benz 280 SL met kenteken [kenteken 2] ;
  • per 23 augustus 2012 een Mercedes-Benz 280 S met kenteken [kenteken 3] ;
  • per 4 juli 2013 een Mazda RX-7 met kenteken [kenteken 4] ;
  • per 10 oktober 2012 een Volvo S70 met kenteken [kenteken 5] .
De rechtbank stelt vast dat deze vijf auto’s door [verdachte] zijn aangeschaft in de periode dat hij zich bezig hield met de exploitatie van twee hennepkwekerijen, zoals bewezenverklaard onder de feiten 1 en 3.
[verdachte] heeft verklaard gebruik te maken van drie auto’s, te weten een Volvo, een Mercedes en een Mazda. [24] [verdachte] heeft niet verklaard over de andere twee auto’s. De rechtbank acht echter niet aannemelijk dat hij van deze auto’s geen gebruik heeft gemaakt. De rechtbank stelt dan ook vast dat [verdachte] deze vijf personenauto’s heeft verworven, voorhanden heeft gehad en er gebruik van heeft gemaakt.
Geldbedragen
[medeverdachte] heeft verklaard dat [verdachte] de huur van de woning aan [adres 2] te Westervoort betaalde. [medeverdachte] kreeg het geld voor de huur contant van [verdachte] en stortte dit op zijn eigen bankrekening, waarna de huur van de bankrekening van [medeverdachte] werd afgeschreven. [25] Uit de huurovereenkomst met betrekking tot voornoemde woning blijkt dat de woning met ingang van 1 mei 2012 werd verhuurd aan [medeverdachte] en dat de huur € 700,- per maand bedroeg. [26] Zoals onder feit 1 overwogen, acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennep in de woning aan [adres 2] te Westervoort. Deze hennepkwekerij is op 28 augustus 2013 ontmanteld. Uit het voorgaande concludeert de rechtbank dat [verdachte] gedurende zestien maanden huur heeft betaald ten behoeve van deze woning, met als totaalbedrag
(16 x € 700,- =) € 11.200,-. Dit bedrag heeft [verdachte] verworven en voorhanden gehad en hij heeft er ook gebruik van gemaakt door dit bedrag aan te wenden voor de huur van de woning.
Uit de gegevens van het Kadaster blijkt dat [verdachte] zeven garageboxen heeft aangeschaft voor (in totaal) een bedrag van € 57.100,-. [27] [verdachte] heeft ook verklaard een aantal garageboxen in Zevenaar te hebben. [28] Hieruit concludeert de rechtbank dat [verdachte] een geldbedrag van € 57.100,- heeft verworven, voorhanden heeft gehad en er gebruik van heeft gemaakt door het geld aan te wenden voor de aanschaf van de garageboxen.
Het tenlastegelegde geldbedrag van € 25.000,- ziet op het bedrag dat [verdachte] aan [medeverdachte] zou hebben betaald.
[verdachte] heeft verklaard dat [medeverdachte] een bedrag van € 25.000,- wilde hebben. Hij heeft vervolgens verklaard dat hij een bedrag van € 1.000,- met zijn mobiele telefoon heeft overgemaakt naar [medeverdachte] . Ook heeft hij verklaard een bedrag van € 12.500,- naar [medeverdachte] te hebben overgemaakt met een laptop. [29] [medeverdachte] heeft verklaard dat [verdachte] voor de huur en voor [medeverdachte] zelf een bedrag van € 13.500,- heeft overgemaakt op de bankrekening van [medeverdachte] . [30]
Uit voorgaande concludeert de rechtbank dat [verdachte] een bedrag van € 13.500,- heeft verworven en voorhanden heeft gehad. Ook heeft [verdachte] gebruik gemaakt van dit bedrag door het geld over te maken naar [medeverdachte] . Nu alleen [verdachte] heeft verklaard dat hij de resterende € 11.500,- later bij elkaar heeft gesprokkeld en via [naam 2] aan [medeverdachte] heeft betaald, acht de rechtbank niet bewezen dat [verdachte] het gehele bedrag van € 25.000,- heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of er gebruik van heeft gemaakt, maar slechts € 13.500,-.
De tenlastegelegde geldbedragen van € 35.000,- en/of € 40.000,- betreffen de bedragen die [verdachte] zou hebben geïnvesteerd in de hennepkwekerij aan de [adres 3] te Molenhoek. De tenlastegelegde geldbedragen, te weten € 22.000,- en € 18.000,- zien op de bedragen waarvoor [verdachte] zijn oldtimers zou hebben gerestaureerd.
Nu alleen [medeverdachte] hierover heeft verklaard en het dossier ten aanzien hiervan voor het overige geen bewijsmiddelen bevat, acht de rechtbank niet bewezen dat [verdachte] deze bedragen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of er gebruik van heeft gemaakt.
Inkomsten en uitgaven [verdachte]
heeft verklaard op het moment van zijn aangifte op 20 december 2013 geen werk te hebben en geen bijstandsuitkering te ontvangen. Op 1 augustus 2012 is hij uit dienst gegaan bij [bedrijf 2] . [31] In de periode van september 2012 tot en met september 2013 ontving hij een uitkering van het UWV. Toen hij geen uitkering meer kreeg leefde hij op de zak van zijn vriendin. Ook heeft [verdachte] verklaard dat zijn vaste lasten zo hoog waren dat hij maar 100 tot 200 euro per maand over hield. [32] Dit laatste wordt ondersteund door een Excel-bestand dat is aangetroffen op een harde schijf die in de woning van [verdachte] is aangetroffen en in beslag genomen. Volgens dit Excel-document met de titel ‘Maandlasten’ bedragen de totale maandelijkse inkomsten € 2.260,- en de vaste lasten € 1.941,26. [33]
Aangeefster [aangever] – de vriendin van [verdachte] – heeft verklaard dat [verdachte] tot 1 april 2012 in dienst was bij [bedrijf 2] en hij zijn contract heeft beëindigd met wederzijds goedvinden van zijn werkgever. De eerste maanden kreeg [verdachte] doorbetaald en daarna is hij in de WW gegaan. Sinds vorige maand (rechtbank: november 2013) ontvangt hij geen WW-uitkering meer. Daarnaast heeft zij verklaard dat zij en [verdachte] hun financiën gescheiden houden. [34]
Uit gegevens van de Belastingdienst blijkt dat [verdachte] de afgelopen jaren de volgende inkomsten heeft ontvangen:
2009: € 27.366,-;
2010: € 27.790,-;
2011: € 39.856,-;
2012: € 33.891,-;
2013: € 17.061,-. [35]
Uit voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte in de periode dat hij de garageboxen en de personenauto’s aankocht en gebruik maakte van de eerder genoemde geldbedragen slechts de beschikking had over een gering inkomen.
Uit bankgegevens van [verdachte] blijkt dat hij in de periode van 30 december 2011 tot en met 28 augustus 2013 in totaal een bedrag van € 30.675,40 aan contante stortingen heeft gedaan op zijn rekening met rekeningnummer 6749253. [36] Gelet op het geringe inkomen van [verdachte] in de jaren 2009 tot en met 2013 concludeert de rechtbank dat deze stortingen niet kunnen worden verantwoord uit een (bekende) legale inkomstenbron.
Uit de opgemaakte kasopstelling blijkt vervolgens dat gedurende de periode van 1 januari 2011 tot en met 1 februari 2014 door [verdachte] voor een bedrag van € 83.055,10 aan contante uitgaven werden gedaan die hij niet kon verantwoorden uit een legale (bekende) inkomstenbron. [37]
Voor wat betreft het geconstateerde verschil in die kasopstelling van € 83.055,10 heeft verdachte geen verklaring gegeven. Verdachte heeft zich steeds beroepen op zijn zwijgrecht.
Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van een onverklaarbaar bedrag aan inkomsten dat als afkomstig uit enig misdrijf moet worden aangemerkt, nu het – bij het ontbreken van een andersluidende verklaring – niet anders kan zijn dan dat dit uit enig misdrijf afkomstig is. Voor zover verdachte legale inkomsten heeft genoten is dit in verhouding zeer geringe deel door vermenging besmet.
Zoals door de rechtbank eerder bewezenverklaard onder de feiten 1 en 3 heeft [verdachte] zich bezig gehouden met een hennepkwekerij in Westervoort en een hennepkwekerij in Molenhoek. [verdachte] was hierbij onder meer verantwoordelijk voor de verkoop van de hennep. Het is een feit van algemene bekendheid dat hier grote (contante) geldbedragen mee gemoeid zijn.
Gelet op voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de onder feit 5 ten laste gelegde voorwerpen en geldbedragen afkomstig zijn uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf en verklaart zij bewezen dat verdachte deze heeft witgewassen. De rechtbank gaat er hierbij van uit dat de bewezen feiten ook kunnen worden gekwalificeerd als witwassen, nu, naast het verwerven en voorhanden hebben van de voorwerpen en geldbedragen ook kan worden bewezen dat daarvan gebruik is gemaakt en ook overigens sprake is geweest van verhullingshandelingen door omzetting van door misdrijf verkregen geldbedragen. De rechtbank acht daarmee het bewezenverklaarde feit strafbaar.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1.
hij in
of omstreeksde periode van 1 juni 2012 tot en met 28 augustus 2013,
althans (in ieder geval) op of omstreeks 28 augustus 2013,in de gemeente Westervoort, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
(in een pand, gelegen aan [adres 2]
), een hoeveelheid
/hoeveelhedenvan meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep
(te weten
(ongeveer)340 hennepplanten
), althans een (groot) aantal hennepplanten en/of delen van hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2.
hij in
of omstreeksde periode van 1 juni 2012 tot en met 28 augustus 2013, in de gemeente Westervoort, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan Liander N.V.,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,waarbij verdachte en
/ofzijn mededader
(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijf heeft/hebben verschaft en/ofde weg te nemen elektriciteit onder
zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van
braak en/ofverbreking.
3.
hij in
of omstreeksde periode van 1 januari 2013 tot en met 26 februari 2013,
althans (in ieder geval) op of omstreeks 26 februari 2013,te Molenhoek, gemeente Mook en Middelaar, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
(in een pand, gelegen aan het [adres 3]
), een hoeveelheid
/hoeveelhedenvan meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep
(te weten
(ongeveer)609 hennepplanten
), althans een (groot) aantal hennepplanten en/of delen van hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
4.
hij in
of omstreeksde periode van 1 januari 2013 tot en met 26 februari 2013, te Molenhoek, gemeente Mook en Middelaar, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan Enexis B.V.,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,waarbij verdachte en
/ofzijn mededader
(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/ofde weg te nemen elektriciteit onder
zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van
braak en/ofverbreking.
5.
hij op
een of meertijdstip
(pen
)in
of omstreekshet tijdvak van 1 januari 2011 tot en met 2 juni 2014, in de gemeente Duiven en
/ofde gemeente (oud-)Zevenaar,
althans (in ieder geval) (elders) in Nederland, (telkens
) (van) (een)voorwerp
(en
), te weten
(van):
-
één of meergaragebox
(en
)(
(allen
)gelegen aan de [adres 4] te Zevenaar) en
/of;
-
één of meer (personen
)auto
(’s
) (te weten een Mercedes-Benz 280 SL; kenteken [kenteken 1] en/of een Mercedes-Benz 280 SL; kenteken [kenteken 2] en/of een Mercedes-Benz 280 S; kenteken [kenteken 3] en/of een Mazda RX-7; kenteken [kenteken 4] en/of een Volvo 870; kenteken [kenteken 5]
)en
/of;
-
één of meergeldbedrag
(en
) (te weten 11.200 euro en
/of57.100 Euro en
/of
13.500 Euro
en/of 35.000 Euro en/of 40.000 Euro en/of 22.000 Euro en/of 18.000
Euro), althans (een) (grote/groot) (hoeveelheid) geld(bedrag)(en);
a. (telkens) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of

(telkens) verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat/die voorwerp(en) was en/of bovenomschreven voorwerp(en) (telkens) voorhanden heeft gehad en/of

b.
(telkens)heeft verworven en
/ofvoorhanden gehad en
/ofvan
één of meervoorwerp
(en
), te weten
één of meergarageboxen
)en
/of één of meerpersonenauto’s
)en
/of één of meergeldbedrag
(en
), gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij
(telkens
)wist
of redelijkerwijs had moeten vermoedendat
dat/die voorwerp
(en
)- onmiddellijk of middellijk afkomstig
was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van de feiten 1 en 3 telkens:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van de feiten 2 en 4 telkens:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldigen het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking.
Ten aanzien van feit 5:
Witwassen, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de feiten 1 tot en met 5 wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden en tevens wordt veroordeeld tot het verrichten van een werkstraf voor de duur van 240 uur, te vervangen door 120 dagen hechtenis. Hierbij is rekening gehouden met de ernst van de feiten en de bijbehorende richtlijnen. Ook is rekening gehouden met het feit dat verdachte wel een strafblad heeft, maar dit alleen oudere feiten betreft en hij niet in voorlopige hechtenis heeft verbleven. Tenslotte heeft de officier van justitie rekening gehouden met het tijdsverloop.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 22 september 2016.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van 340
hennepplanten in de periode van 1 mei 2012 tot en met 28 augustus 2013 en 609 hennepplanten in de periode van 1 januari 2013 tot en met 26 februari 2013. Ook heeft verdachte zich samen met een ander schuldig gemaakt aan de diefstal van elektriciteit (door middel van verbreking) ten behoeve van de aanwezigheid van deze hennepplanten. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen van onder andere aanzienlijke bedragen geld.
Hennep, in de vorm van een verdovend middel, betreft een schadelijke stof voor de
gezondheid. De verspreiding en handel van hennep gaan gepaard met vele andere vormen van
criminaliteit. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hebben samen met enige hulp voor de stroomaanleg de hennepplantages opgebouwd. De woningen waarin de hennepkwekerijen zijn aangetroffen werden door verdachte uitgezocht. Vervolgens heeft verdachte [medeverdachte] benaderd om deze woningen op zijn naam te huren. Om dit te realiseren is gebruik gemaakt van vervalste loonstroken. Verdachte heeft de opbouw van de kwekerijen gefinancierd en afspraken met [medeverdachte] gemaakt over de verdeling van de opbrengst. Ook hebben zij afgesproken dat [medeverdachte] in geval van ontdekking de schuld op zich zou nemen.
In Westervoort is viermaal geoogst, ter waarde van gemiddeld € 30.000,- per oogst. Verdachte was daarbij verantwoordelijk voor de verkoop van de hennep. De opbrengst werd verdeeld. Deze winst heeft verdachte aangewend voor de aankoop van onder meer luxe goederen, zoals diverse personenauto’s. Verdachte heeft zich hiermee ook schuldig gemaakt aan witwassen.
Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Verdachte heeft door zijn handelen hieraan bijgedragen.
Weliswaar is verdachte niet recent voor soortgelijke feiten veroordeeld, echter gelet op zijn leidende rol bij het opbouwen en in stand houden van de hennepkwekerijen acht de rechtbank – in tegenstelling tot de officier van justitie – alleen een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. Gelet op de criminele levensstijl van verdachte acht de rechtbank daarbij een stok achter de deur noodzakelijk. Een werkstraf doet naar het oordeel van de rechtbank geen recht aan de ernst van de feiten en de rol die verdachte daarin heeft gespeeld.
Gelet op al dit voorgaande zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van acht maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht. Aan deze voorwaardelijke straf zal de rechtbank een proeftijd van twee jaar verbinden.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij Enexis B.V. heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 4 bewezenverklaarde. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.459,57 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 februari 2013, oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor het bedrag van € 1.459,57 en een veroordeling in de kosten rechtsbijstand ter hoogte van € 768,00.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering hoofdelijk toe te wijzen met vermeerdering van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De schadeposten zijn door de verdediging niet betwist. Nu deze posten naar het oordeel van de rechtbank voldoende zijn onderbouwd en redelijk voorkomen, is zij van oordeel dat de vordering in haar geheel kan worden toegewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder feit 4 bewezen verklaarde handelen tot een bedrag van € 1.459,57 schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is. De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededader is of wordt voldaan.
De benadeelde partij vordert verder vergoeding van de rechtsbijstandskosten die zij heeft gemaakt ter verkrijging van schadevergoeding in de onderhavige strafprocedure. Deze kosten, die toewijsbaar zijn op de voet van artikel 592a Sv, worden naar maatstaven van billijkheid gesteld op twee punten van het kantonliquidatietarief en worden derhalve begroot op € 768,00.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partijen, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De gevorderde en deels toegewezen vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 26 februari 2013.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 36f, 47, 57, 91, 311 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3, 11 en 13 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot 4 (vier) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
o dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij Enexis B.V.:
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 4 tot betaling van
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • verstaat dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.H. van Laethem (voorzitter), mr. R.S. Croll en mr. W.A. Holland, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.T.P.J. Damen en mr. A.I. Warringa, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 november 2016.
BIJLAGE I:
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2012 tot en met 28 augustus 2013, althans (in ieder geval) op of omstreeks 28 augustus 2013, in de gemeente Westervoort, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand, gelegen aan [adres 2] ), een hoeveelheid/hoeveelheden van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep (te weten (ongeveer) 340 hennepplanten), althans een (groot) aantal hennepplanten en/of delen van hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2012 tot en met 28 augustus 2013, in de gemeente Westervoort, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijf heeft/hebben verschaft en/of de weg te nemen elektriciteit onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 26 februari 2013, althans (in ieder geval) op of omstreeks 26 februari 2013, te Molenhoek, gemeente Mook en Middelaar, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand, gelegen aan het [adres 3] ), een hoeveelheid/hoeveelheden van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep (te weten (ongeveer) 609 hennepplanten), althans een (groot) aantal hennepplanten en/of delen van hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 26 februari 2013, te Molenhoek, gemeente Mook en Middelaar, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de weg te nemen elektriciteit onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
5.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks het tijdvak van 1 januari 2011 tot en met 2 juni 2014, in de gemeente Duiven en/of de gemeente (oud-)Zevenaar, althans (in ieder geval) (elders) in Nederland, (telkens) (van) (een) voorwerp(en), te weten (van):
- één of meer garagebox(en) ((allen) gelegen aan de [adres 4] te Zevenaar) en/of;
- één of meer (personen)auto(’s) (te weten een Mercedes-Benz 280 SL; kenteken [kenteken 1] en/of een Mercedes-Benz 280 SL; kenteken [kenteken 2] en/of een Mercedes-Benz 280 S; kenteken [kenteken 3] en/of een Mazda RX-7; kenteken [kenteken 4] en/of een Volvo 870; kenteken [kenteken 5] ) en/of;
- één of meer geldbedrag(en) (te weten 11.200 euro en/of 57.100 Euro en/of
25.000 Euro en/of 35.000 Euro en/of 40.000 Euro en/of 22.000 Euro en/of 18.000
Euro), althans (een) (grote/groot) (hoeveelheid) geld(bedrag)(en);
a. (telkens) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of
(telkens) verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat/die voorwerp(en) was en/of bovenomschreven voorwerp(en) (telkens) voorhanden heeft gehad en/of
b. (telkens) verworven en/of voorhanden gehad en/of van één of meer voorwerp(en), te weten één of meer garageboxen) en/of één of meer personenauto’s) en/of één of meer geldbedrag(en), gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij (telkens) wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit enig misdrijf.

Voetnoten

1.De volledige tenlastelegging is als bijlage І aan het vonnis gehecht.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 07RDR13043 CASCADA, gesloten op 31 juli 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2497-2499; proces-verbaal Opiumwet, p. 2513-2514.
4.Proces-verbaal van aangifte Liander, p. 2576-2577.
5.Proces verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 2412-2413, 2421.
6.Schriftelijk bescheid, te weten een huurovereenkomst met bijlagen, p. 2601-2609.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2517.
8.De rechterlijke waarneming ter terechtzitting van de schriftelijke bescheid en op pagina’s 2573 en 2574.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2549, 2550, 2558.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2739-2740.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2499.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 2446-2447.
13.Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, p. 2096-2100.
14.Proces-verbaal van aangifte Enexis, p. 2146-2147.
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 2223-2227.
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 2233.
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 2226.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2319.
19.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 2227.
20.Een schriftelijk bescheid, te weten gegevens uit het Kadaster, p. 2797-2844.
21.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 3331.
22.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 2881.
23.Een schriftelijk bescheid, te weten gegevens van de Rijksdienst voor het Wegverkeer, p. 2847-2857.
24.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 3330.
25.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 2867.
26.Een schriftelijk bescheid, te weten een huurovereenkomst, p. 2601-2605.
27.Een schriftelijk bescheid, te weten gegevens uit het Kadaster, p. 2797-2844.
28.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 3331.
29.Proces-verbaal van aangifte door [verdachte] , p. 2783.
30.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 2869-2870.
31.Proces-verbaal van aangifte door [verdachte] , p. 2786.
32.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 2786.
33.Proces-verbaal van bevindingen, p. 3626-3627.
34.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [aangever] , p. 2863.
35.Een schriftelijk bescheid, te weten gegevens van de Belastingdienst, p. 2928-2932.
36.Een schriftelijk bescheid, te weten een overzicht van de transacties met betrekking tot rekeningnummer 6749253, p. 3022-3047.
37.Een schriftelijk bescheid, te weten een kasopstelling, p. 3615-3617; proces-verbaal van relaas, p. 2760.