ECLI:NL:RBGEL:2016:6078

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 november 2016
Publicatiedatum
11 november 2016
Zaaknummer
5116567
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cessie van vorderingsrecht in het kader van zorgverzekeringsgeschillen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 9 november 2016 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eisende partij], vertegenwoordigd door mr. E. Aartsen, en VGZ Zorgverzekeraar N.V., vertegenwoordigd door mr. M.H.P. Claassen. De zaak betreft een vordering van [eisende partij] op VGZ tot betaling van een bedrag van € 1.267,62, voortvloeiend uit een door [handelsnaam] verleende zorg aan [persoon A]. De vordering is gebaseerd op een cessie van de vordering van [handelsnaam] op VGZ, die zou zijn overgedragen door de curator van [handelsnaam] aan [eisende partij].

De procedure is gestart na een tussenvonnis van 29 juni 2016 en diverse processtukken, waaronder brieven en producties van beide partijen. De rechtbank heeft vastgesteld dat [handelsnaam] een raamovereenkomst had met [eisende partij] voor het verlenen van speltherapie aan [persoon A], die verzekerd was bij VGZ. Na het faillissement van [handelsnaam] heeft de curator de vorderingen op VGZ aan [eisende partij] gecedeerd. Echter, VGZ betwistte de rechtsgeldigheid van deze cessie en stelde dat de vordering niet rechtsgeldig was overgedragen.

De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was dat [persoon A] haar vorderingsrecht op VGZ aan [handelsnaam] had gecedeerd, waardoor de cessie niet rechtsgeldig was. De rechtbank wees de vordering van [eisende partij] af en veroordeelde haar in de proceskosten. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door kantonrechter mr. E. Horsthuis.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 5116567 \ CV EXPL 16-8806 \ 512 \ 918
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
[eisende partij] h.o.d.n. [handelsnaam]
wonende te [woonplaats]
eisende partij
gemachtigde mr. E. Aartsen
tegen
de naamloze vennootschap
VGZ Zorgverzekeraar N.V.
gevestigd te Arnhem
gedaagde partij
gemachtigde mr. M.H.P. Claassen
Partijen worden hierna [eisende partij] en VGZ genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 29 juni 2016 en de daarin genoemde processtukken
- de brief van 30 september 2016 met productie 10 van de zijde van VGZ
- de brief van 3 oktober 2016 met productie 5 tot en met 10 van de zijde van
[eisende partij]
- de comparitie van partijen van 11 oktober 2016, mede inhoudende de aantekeningen van de gemachtigden van partijen.

2.De feiten

2.1.
[handelsnaam] is een door de minister erkende GGZ-instelling. [eisende partij] heeft op 26 september 2009 met [handelsnaam] een raamovereenkomst ter behandeling van cliënten in de tweede lijn gesloten.
2.2.
In het kader van de raamovereenkomst heeft [handelsnaam] [eisende partij] ingeschakeld voor het verlenen van speltherapie aan [persoon A] in de periode 3 april 2012 tot 31 mei 2012.
[eisende partij] heeft op haar beurt speltherapeute [persoon B] ingeschakeld.
2.3.
[persoon A] heeft een zorgverzekering bij VGZ. [handelsnaam] heeft haar kosten bij factuur van 14 december 2012 rechtstreeks bij VGZ gedeclareerd.
2.4.
In artikel 23 van de Verzekeringsvoorwaarden VGZ Zorgverzekering 2012 staat onder meer het volgende:
“(…) U hebt recht op geneeskundige zorg zoals psychiaters/zenuwartsen en klinisch psychologen deze plegen te bieden, met inbegrip van de daarmee gepaard gaande geneesmiddelen, hulpmiddelen en verbandmiddelen. Onder deze zorg wordt verstaan diagnostiek en specialistische behandeling van complexe psychische aandoeningen/stoornissen.
Begeleidingsactiviteiten kunnen onderdeel zijn van de geneeskundige zorg als deze onlosmakelijk onderdeel zijn van uw behandeling. De activiteiten moeten dan voortvloeien uit het behandelplan en noodzakelijk zijn om het behandeldoel te bereiken. Ook moeten de activiteiten gebeuren onder aansturing van uw behandelaar. Uw behandelaar krijgt terugkoppeling over deze activiteiten. Voor de activiteiten is deskundigheid op het niveau van de behandelaar noodzakelijk. U kunt hierbij denken aan (para)medische of gedragswetenschappelijke deskundigheid.
(…)
Door
Psychiater/zenuwarts, klinische psycholoog, psychotherapeut en GGZ-instelling.
(…)
Gaat u naar een zorgaanbieder met wie wij geen overeenkomst hebben gesloten? Houdt u er dan rekening mee dat u waarschijnlijk een deel van de kosten zelf moet betalen. Kijk voor meer informatie in artikel 1.4 en 1.6 van deze verzekeringsvoorwaarden.
(…)”
Artikel 1.4. van de Verzekeringsvoorwaarden bepaalt onder meer het volgende:
“(…) Specialistische GGZ zoals omschreven in artikel 23. Gaat u voor deze zorg naar een GGZ-instelling waarmee wij geen overeenkomst hebben gesloten? U ontvangt dan maximaal 60% van de geldende Wmg-tarieven. (…)”
2.5.
In februari 2012 heeft VGZ, tezamen met andere zorgverzekeraars, haar betalingen aan [handelsnaam] gestaakt. [handelsnaam] is op 5 juni 2012 in staat van faillissement verklaard.
2.6.
De curator van [handelsnaam] heeft in een door [eisende partij] op 19 november 2013 en door de curator op 14 maart 2014 ondertekende vaststellingsovereenkomst de vorderingen van [handelsnaam] op zorgverzekeraars ter zake van door [eisende partij] verleende zorg aan [eisende partij] overgedragen.
2.7.
[eisende partij] heeft op 1 december 2013 een factuur (declaratienummer 10536) ter zake het verlenen van speltherapie ter hoogte van € 2.112,70 verzonden aan [persoon A] . [persoon A] heeft deze factuur bij VGZ ingediend, maar niet betaald gekregen.
2.8.
Vervolgens heeft [eisende partij] de factuur verzonden aan VGZ.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eisende partij] vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis de veroordeling van VGZ tot betaling aan haar van:
1. een bedrag van € 1.267,62;
2. de buitengerechtelijke kosten van € 230,07;
3. de wettelijke handelsrente tot aan de dag van de dagvaarding van € 251,31 en de wettelijke handelsrente over € 1.267,62 vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling;
4. de proceskosten;
5. de nakosten ten bedrage van een half salarispunt van het in hoofdzaak toegewezen salaris tot een maximum van € 100,00.
3.2.
[eisende partij] legt aan haar vordering ten grondslag dat [handelsnaam] van 3 april 2012 tot 31 mei 2012 een behandeling bestaande uit speltherapie heeft verstrekt aan [persoon A] . [handelsnaam] heeft voor deze behandeling [eisende partij] ingeschakeld. [persoon A] heeft een zorgverzekering bij VGZ. [handelsnaam] heeft de kosten voor de verleende zorg ad € 2.112,70 rechtstreeks bij VGZ gedeclareerd. [handelsnaam] is op 5 juni 2012 in staat van faillissement verklaart. De curator heeft de vordering van [handelsnaam] op VGZ aan [eisende partij] gecedeerd. In verband met het bepaalde in artikel 1.4. van de verzekeringsvoorwaarden heeft [eisende partij] haar vordering gematigd tot 60% van het gefactureerde bedrag, zijnde
€ 1.267,62. VGZ heeft de vordering onbetaald gelaten. Nu VGZ de vordering niet tijdig heeft betaald, is zij hierover de wettelijke handelsrente verschuldigd geworden die, berekend tot aan de dag van de dagvaarding, € 251,31 bedraagt. Voorts legt [eisende partij] aan haar vordering ten grondslag dat zij deze uit handen heeft gegeven. Zij houdt VGZ aansprakelijk voor de hieraan verbonden kosten ad € 230,07.
3.3.
VGZ voert hiertegen verweer waarop hierna, waar nodig voor de behandeling van de zaak, wordt ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
VGZ bestrijdt in de eerste plaats dat de vordering rechtsgeldig aan [eisende partij] is overgedragen, althans dat [eisende partij] door middel van cessie eigenaar van de vordering is geworden.
Volgens [eisende partij] heeft zij de vordering van [handelsnaam] door middel van de met de curator gesloten vaststellingsovereenkomst (r.o. 2.6.) gecedeerd gekregen. [handelsnaam] mocht op grond van een mondelinge betaalovereenkomst tussen haar en VGZ de behandelingen rechtstreeks aan VGZ declareren. VGZ heeft in het verleden naar aanleiding van rechtstreekse declaraties ook vele honderdduizenden euro’s aan [handelsnaam] voldaan, zodat sprake was van een gewoonte als bedoeld in artikel 6:2 lid 2 BW, aldus [eisende partij] .
Dit betoog gaat niet op. [handelsnaam] heeft voor de verleende zorg aan [persoon A] een vordering op laatstgenoemde, terwijl [persoon A] een vorderingsrecht heeft op VGZ. Nu gesteld noch gebleken is dat [persoon A] haar vorderingsrecht aan [handelsnaam] heeft gecedeerd, is niet komen vast te staan dat de vordering op VGZ rechtsgeldig door de curator van [handelsnaam] aan [eisende partij] is overgedragen. Aldus kan niet worden vastgesteld dat [eisende partij] als gerechtigde tot de vordering heeft te gelden. De stelling van [eisende partij] dat tussen [handelsnaam] en VGZ mondeling was overeengekomen dat de facturen rechtstreeks aan VGZ zouden worden gestuurd en dat vervolgens betaling door VGZ aan [handelsnaam] zou plaatsvinden, heeft niet het gewenste resultaat. Een dergelijke betalingsafspraak kan immers niet als cessie worden aangemerkt.
4.2.
Dit betekent dat het gevorderde niet voor toewijzing in aanmerking komt.
4.3.
[eisende partij] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eisende partij] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van VGZ begroot op € 300,00 aan salaris voor de gemachtigde;
5.3.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. E. Horsthuis en in het openbaar uitgesproken op