In deze zaak, die op 26 oktober 2016 door de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om een kort geding waarin [eiseres in conventie] vordert dat [gedaagde in conventie] de caravan met kenteken [kenteken] aan haar afstaat. [Eiseres in conventie] stelt dat zij eigenaar is van de caravan, omdat zij deze van [betrokkene] heeft gekocht met toestemming van de rechter-commissaris. [Gedaagde in conventie] weigert echter de caravan af te geven, omdat hij stelt dat de caravan aan zijn dochter toebehoort en deze niet zonder haar medeweten verkocht had mogen worden. De voorzieningenrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Het blijkt dat [eiseres in conventie] op 5 november 2014 de caravan wilde kopen van [betrokkene], die in een schuldsaneringsregeling zat. De bewindvoerder heeft toestemming gegeven voor de verkoop. [Gedaagde in conventie] heeft de caravan in zijn stalling, maar heeft niet kunnen aantonen dat hij eigenaar is. De rechter oordeelt dat [betrokkene] als bezitter en rechthebbende van de caravan kan worden beschouwd, en dat [eiseres in conventie] recht heeft op afgifte van de caravan. De vordering tot betaling van schadevergoeding wordt afgewezen, omdat het spoedeisend belang niet voldoende is aangetoond. De rechter wijst de vorderingen in reconventie van [gedaagde in conventie] af, en veroordeelt hem tot betaling van de beslagkosten en proceskosten aan [eiseres in conventie].