ECLI:NL:RBGEL:2016:6004

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 oktober 2016
Publicatiedatum
10 november 2016
Zaaknummer
307128
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over afgifte caravan en eigendomspretentie

In deze zaak, die op 26 oktober 2016 door de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om een kort geding waarin [eiseres in conventie] vordert dat [gedaagde in conventie] de caravan met kenteken [kenteken] aan haar afstaat. [Eiseres in conventie] stelt dat zij eigenaar is van de caravan, omdat zij deze van [betrokkene] heeft gekocht met toestemming van de rechter-commissaris. [Gedaagde in conventie] weigert echter de caravan af te geven, omdat hij stelt dat de caravan aan zijn dochter toebehoort en deze niet zonder haar medeweten verkocht had mogen worden. De voorzieningenrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Het blijkt dat [eiseres in conventie] op 5 november 2014 de caravan wilde kopen van [betrokkene], die in een schuldsaneringsregeling zat. De bewindvoerder heeft toestemming gegeven voor de verkoop. [Gedaagde in conventie] heeft de caravan in zijn stalling, maar heeft niet kunnen aantonen dat hij eigenaar is. De rechter oordeelt dat [betrokkene] als bezitter en rechthebbende van de caravan kan worden beschouwd, en dat [eiseres in conventie] recht heeft op afgifte van de caravan. De vordering tot betaling van schadevergoeding wordt afgewezen, omdat het spoedeisend belang niet voldoende is aangetoond. De rechter wijst de vorderingen in reconventie van [gedaagde in conventie] af, en veroordeelt hem tot betaling van de beslagkosten en proceskosten aan [eiseres in conventie].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/307128 / KG ZA 16-371
Vonnis in kort geding van 26 oktober 2016
in de zaak van
[eiseres in conventie],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. C.W. Langereis te Arnhem,
tegen
[gedaagde in conventie],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. R.C.H. Bruinier te Ede.
Partijen zullen hierna [eiseres in conventie] en [gedaagde in conventie] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de reconventionele vordering
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [eiseres in conventie]
  • de pleitnota van [gedaagde in conventie] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 5 november 2014 wilde [eiseres in conventie] van haar partner de heer [betrokkene] een caravan met kenteken [kenteken] kopen voor een bedrag van € 2.200,00. Omdat [betrokkene] is toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling op grond van de Wet schuldsanering natuurlijke personen, heeft [eiseres in conventie] op 11 maart 2015 de bewindvoerder van [betrokkene] bericht dat zij de caravan wilde kopen. Tevens heeft [eiseres in conventie] op die datum een verzekering voor de caravan afgesloten. De bewindvoerder heeft [eiseres in conventie] bij e-mailbericht van 23 april 2015 medegedeeld dat de rechter-commissaris toestemming had verleend voor de verkoop van de caravan aan [eiseres in conventie] voor een bedrag van € 2.200,00.
2.2.
De caravan stond gestald bij [gedaagde in conventie] , de ex-schoonvader van [betrokkene] . [gedaagde in conventie] heeft een eenmanszaak en houdt zich onder meer bezig met het fokken en houden van runderen. Tevens exploiteert hij een stalling voor caravans.
2.3.
[betrokkene] is op 19 december 1985 op huwelijkse voorwaarden gehuwd met de dochter van [gedaagde in conventie] , mevrouw [dochter van gedaagde in conventie] . Bij beschikking van 23 augustus 2013 van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, is de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 11 november 2013 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. In de akte huwelijkse voorwaarden van [betrokkene] en [dochter van gedaagde in conventie] was bepaald:
Artikel 1.
Er zal tussen de echtgenoten generlei gemeenschap van goederen bestaan. Ieder der echtgenoten blijft derhalve eigenaar van de goederen welke hij of zij ten huwelijk aanbrengt of staande huwelijk op welke wijze ook verkrijgt. (…)
Artikel 9.
a. Tussen de echtgenoten bestaat een deelgenootschap, inhoudende de verplichting om bij het einde van het deelgenootschap de vermogens van ieder der deelgenoten te verrekenen op basis van algemene gemeenschap van goederen, (…)
Bij beschikking van 3 april 2014 van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, is de verdeling tussen de ex-echtgenoten vastgesteld.
2.4.
Op 25 april 2015 wilde [eiseres in conventie] de caravan uit de stalling bij [gedaagde in conventie] ophalen. [gedaagde in conventie] en zijn dochter deelden [eiseres in conventie] mee dat zij de caravan niet mee mocht nemen, omdat de caravan volgens [gedaagde in conventie] aan zijn dochter zou toebehoren en deze niet zonder haar medeweten verkocht had mogen worden.
2.5.
[eiseres in conventie] heeft [gedaagde in conventie] meerdere malen verzocht om de caravan af te geven, maar daar heeft hij niet mee ingestemd.
2.6.
Op 10 augustus 2016 heeft [eiseres in conventie] na daartoe verleend verlof ten laste van [gedaagde in conventie] conservatoir beslag tot afgifte gelegd op de caravan, waarna de caravan in gerechtelijke bewaring is genomen.
2.7.
In het kentekenregister van de Rijksdienst voor het wegverkeer (RDW) is vermeld dat op 31 december 2001 het kenteken voor de caravan is afgegeven en dat de caravan van 25 januari 2003 tot 5 november 2014 op naam stond van [betrokkene] .

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiseres in conventie] vordert in conventie dat de voorzieningenrechter
[gedaagde in conventie] veroordeelt tot onverwijlde afgifte aan [eiseres in conventie] van de caravan met kenteken [kenteken] ,
[gedaagde in conventie] veroordeelt tot betaling aan [eiseres in conventie] van een voorschot op de door haar geleden en nog te lijden schade, zowel materieel als immaterieel ter hoogte van € 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro),
[gedaagde in conventie] veroordeelt tot de kosten in dit geding, die van beslag daaronder begrepen.
3.2.
[eiseres in conventie] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij eigenaar is geworden van de caravan, nu zij deze van [betrokkene] , die eigenaar van de caravan was, met toestemming van de rechter-commissaris heeft gekocht en hij de caravan aan haar heeft geleverd door haar de beschikking over de bij [gedaagde in conventie] gestalde caravan te geven. Omdat [gedaagde in conventie] de caravan niet wil afgeven, lijdt zij schade. Zo heeft zij andere vakanties moeten boeken, omdat zij niet met de caravan kon gaan.
3.3.
[gedaagde in conventie] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[gedaagde in conventie] vordert in reconventie dat de voorzieningenrechter
I. het gelegde conservatoire beslag van 10 augustus 2016 op de caravan met kenteken [kenteken] opheft,
II. [eiseres in conventie] tot retournering gebiedt van de caravan met kenteken [kenteken] , alsook de zich daarin bevindende roerende zaken aan het woonadres van [gedaagde in conventie] te [woonplaats] , over te gaan en wel binnen 24 uur na betekening van dit vonnis,
III. [eiseres in conventie] veroordeelt om aan [gedaagde in conventie] ten titel van dwangsom te voldoen een bedrag van € 500,00 per dag of dagdeel dat [eiseres in conventie] met het hiervoor onder II. gevorderde in gebreke blijft, waarbij het maximum te verbeuren bedrag ter zake van dwangsommen € 50.000,00 bedraagt,
IV. [eiseres in conventie] veroordeelt in de kosten van deze procedure en bepaalt dat [eiseres in conventie] de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd zal zijn als zij niet binnen 14 dagen na dagtekening van dit vonnis heeft betaald.
4.2.
[gedaagde in conventie] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat hij eigenaar is van de caravan en dat zijn dochter en [betrokkene] deze mochten gebruiken voor vakanties.
4.3.
[eiseres in conventie] voert verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Aangezien de vorderingen in conventie en in reconventie nauw met elkaar samenhangen, bespreekt de voorzieningenrechter deze gezamenlijk.
5.2.
Het spoedeisend belang bij afgifte van de caravan vloeit in voldoende mate voort uit de stellingen van [eiseres in conventie] . [eiseres in conventie] wil de caravan gaan gebruiken om daarin tijdelijk te wonen, nu zij vanaf 5 november 2016 te werk zal worden gesteld in Amsterdam. Dat zij ook dagelijks op en neer kan reizen en dat het in de winter minder comfortabel is om in een caravan te wonen, mag zo zijn, maar dit is een keuze/afweging die [eiseres in conventie] zelf maakt.
5.3.
[eiseres in conventie] stelt dat zij eigenaar is geworden van de caravan. De vraag die allereerst beantwoord dient te worden is of [betrokkene] eigenaar/bezitter was van de caravan en daarmee of hij de caravan aan [eiseres in conventie] mocht/kon overdragen. In dit verband stelt [eiseres in conventie] allereerst dat [betrokkene] de caravan in eigendom had verkregen, terwijl [gedaagde in conventie] dit bestrijdt door te stellen dat hij de caravan heeft gekocht en niet [betrokkene] . Hoe dit ook zij, [gedaagde in conventie] heeft ter zitting als eerste reactie op de vraag van de voorzieningenrechter wie de caravan heeft gekocht geantwoord “zij”, waarmee hij refereerde aan zijn dochter en [betrokkene] . Van een koop door [gedaagde in conventie] is niet gebleken. Dat [gedaagde in conventie] later heeft verklaard dat hij en zijn echtgenote de caravan hadden gekocht, is door hem niet, bijvoorbeeld met een aankoopbewijs, onderbouwd. Hier staat tegenover dat de caravan naar ook [gedaagde in conventie] erkent, door [betrokkene] en zijn toenmalige gezin gebruikt is en sinds 2003 bij de RDW op naam van [betrokkene] geregistreerd staat. Als [gedaagde in conventie] en wijlen zijn echtgenote al eigenaar van de caravan zouden zijn, dan is het vreemd dat de tenaamstelling bij de RDW al die tijd, en dus ook na de echtscheiding, is getolereerd door [gedaagde in conventie] . Daar komt bij dat [gedaagde in conventie] aanvankelijk heeft gesteld dat hij de sleutels van de caravan heeft afgegeven op het moment dat beslag ter afgifte werd gelegd en heeft weersproken dat [eiseres in conventie] al in april 2015 de sleutels van de caravan van [betrokkene] had gekregen, maar later heeft aangegeven dat hij, [gedaagde in conventie] , niet meer weet hoe het is gegaan met de overdracht van de sleutels. Dat
[gedaagde in conventie] en/of zijn dochter over de sleutels van de caravan beschikte(n) is niet aannemelijk geworden, terwijl wel aannemelijk is dat [betrokkene] daarover beschikte.
5.4.
Het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien maakt dat voorshands geoordeeld voldoende aannemelijk is geworden dat [betrokkene] bezitter en daarmee rechthebbende was van de caravan vanaf op zijn laatst 2003. Dat [gedaagde in conventie] later bezitter is geworden dan wel een beter recht op de caravan heeft verkregen dan [betrokkene] is niet gebleken. Dat in de beschikking van 3 april 2014 niet wordt gesproken over de caravan en deze daarom niet tot het tussen [betrokkene] en [dochter van gedaagde in conventie] te verrekenen vermogen behoorde, betekent nog niet dat deze eigendom zou zijn van [gedaagde in conventie] . Ook om andere redenen kan de caravan buiten de procedure zijn gebleven/gehouden.
5.5.
[betrokkene] moet, gelet op het voorgaande, voorshands worden geacht beschikkingsbevoegd te zijn geweest over de caravan. Hij heeft hem in zoverre aan [eiseres in conventie] kunnen leveren. Nu ook aan de overige vereisten van artikel 3:84 BW is voldaan, is de vordering in conventie tot afgifte van de caravan toewijsbaar. De reconventionele vorderingen onder I. t/m III. (opheffing beslag en retournering van de caravan op straffe van verbeurte van een dwangsom) zullen worden afgewezen. Weersproken is dat er zich in de caravan roerende zaken bevinden die eigendom zijn van [gedaagde in conventie] . Bovendien heeft [gedaagde in conventie] nagelaten te benoemen om welke zaken het precies gaat.
5.6.
[eiseres in conventie] vordert in conventie ook een veroordeling tot betaling van een voorschot op de door haar geleden en nog te lijden schade, zowel materieel als immaterieel, van
€ 5.000,00. Een geldvordering is in kort geding alleen toewijsbaar, indien voldoende aannemelijk is dat de vordering in een eventuele bodemprocedure zal worden toegewezen en indien van de eisende partij niet gevergd kan worden dat hij de afloop van de bodemprocedure afwacht. Aan dit criterium is hier niet voldaan. [eiseres in conventie] heeft nagelaten te stellen wat het spoedeisend belang bij haar geldvordering is, zodat alleen daarom de vordering al niet toewijsbaar is.
5.7.
[eiseres in conventie] vordert [gedaagde in conventie] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op € 831,87 voor verschotten (€ 288,00 griffierecht en € 543,87 explootkosten) en € 816,00 voor salaris advocaat (1 rekest x € 816,00), aldus in totaal € 1.647,87.
5.8.
[gedaagde in conventie] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie en in reconventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres in conventie] in conventie worden begroot op:
- dagvaarding € 96,02
- griffierecht 597,00 (€ 885,00 -/- € 288,00)
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.509,02
De kosten aan de zijde van [eiseres in conventie] in reconventie worden begroot op:
- salaris advocaat
408,00(0,5 x € 816,00)
Totaal € 408,00

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
veroordeelt [gedaagde in conventie] tot afgifte aan [eiseres in conventie] van de caravan met kenteken [kenteken] ,
6.2.
veroordeelt [gedaagde in conventie] in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 1.647,87,
6.3.
veroordeelt [gedaagde in conventie] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres in conventie] tot op heden begroot op € 1.509,02,
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.6.
wijst de vorderingen af,
6.7.
veroordeelt [gedaagde in conventie] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres in conventie] tot op heden begroot op € 408,00,
6.8.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. B.J.M. Vermulst op 26 oktober 2016.