ECLI:NL:RBGEL:2016:5997

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 november 2016
Publicatiedatum
10 november 2016
Zaaknummer
294765
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenbenoeming in civiele procedure tussen SHP Bouwbedrijven BV en Liander NV

In deze civiele procedure, aangespannen door SHP Bouwbedrijven BV tegen Liander NV, heeft de Rechtbank Gelderland op 2 november 2016 een vonnis gewezen met betrekking tot de benoeming van een deskundige. De zaak betreft een geschil over de kosten die SHP heeft gemaakt in verband met de aansluiting op een trafo. De rechtbank heeft vastgesteld dat er behoefte is aan deskundigenonderzoek om de noodzaak en hoogte van bepaalde kosten in de schadeopstelling van SHP te beoordelen. De heer P. Sietsma is benoemd als deskundige en zal de vragen beantwoorden die door de rechtbank zijn geformuleerd. SHP is verplicht om een voorschot van € 5.000,00 te deponeren voor de kosten van de deskundige, vermeerderd met btw. De rechtbank heeft ook benadrukt dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De deskundige moet binnen twee weken na ontvangst van het voorschot een afspraak maken voor het onderzoek. De rechtbank heeft de zaak verwezen naar de rolzitting van vier weken na indiening van het definitieve rapport voor verdere conclusies of het nemen van een datum voor vonnis.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/294765 / HA ZA 15-708
Vonnis van 2 november 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SHP BOUWBEDRIJVEN BV,
gevestigd te Grou,
eiseres,
advocaat mr. S.A. Roodhof te Grou,
tegen
naamloze vennootschap
LIANDER NV,
gevestigd te Arnhem,
gedaagde,
advocaat mr. K. Harmsen te Arnhem.
Partijen zullen hierna SHP en Liander genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 13 juli 2016
  • de aktes van SHP en Liander van 27 juli 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Partijen kunnen zich vinden in de overweging van de rechtbank dat een deskundige moet worden benoemd. Van de door partijen voorgestelde deskundigen heeft (van ACI Drachten) de heer P. Sietsma de rechtbank te kennen gegeven als deskundige te kunnen optreden. De kosten voor het onderzoek en de rapportage worden door hem begroot op
€ 5.000,00 te vermeerderen met btw.
2.2.
In het tussenvonnis zijn de volgende vragen voorgesteld:
1. Wat is uw oordeel over de noodzaak en de hoogte van de in de schadeopstelling onder “verzwaren trafo” vermelde kosten, uitgezonderd de daar genoemde
€ 40.728,00 en € 10.809,00?
2. Moesten die kosten ook, geheel of gedeeltelijk, worden gemaakt indien de aansluiting zonder verzwaring van de trafo kon worden gerealiseerd?
3. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen?
2.3.
SHP stelt voor om in aanvulling daarop de vraag voor te leggen of de kosten ad
€ 9.826,61 (exclusief btw) ook moesten worden gemaakt als de trafo voldoende capaciteit zou hebben gehad. De vraag wordt niet overgenomen omdat, zoals al in het tussenvonnis is overwogen, SHP haar rechten met betrekking tot die kosten heeft verwerkt. Om dezelfde reden wordt niet overgenomen de door SHP voorgestelde vraag of deze kosten marktconform zijn. Verder stelt SHP als aanvullende vraag voor of SHP in september/oktober 2014 nog een redelijke mogelijkheid had op andere wijze dan wel met een andere netbeheerder tot een gepaste energievoorziening te komen en of dit voor een lager bedrag kon worden uitgevoerd. Die vraag is niet van belang, waarvoor verwezen wordt naar hetgeen in dat verband in het tussenvonnis onder 4.4. is overwogen. Tot slot stelt SHP voor dat de deskundige ook de vermelde kosten ad € 40.728,00 in het onderzoek zal betrekken, maar ook dit zal niet worden overgenomen. De stelling van SHP is immers dat deze kosten zowel met als zonder een verzwaring gemaakt moesten worden zodat het hier niet gaat om extra kosten of schade.
2.4.
Liander stelt een verduidelijking voor op de tweede vraag, die enigszins anders geformuleerd zal worden overgenomen. Verder stelt zij een aanvullende, en doorgenummerde, derde vraag voor waarvan de strekking is dat de deskundige zal onderzoeken of en in hoeverre in de schadeopstelling van SHP kosten zijn opgenomen voor werkzaamheden die al in de offerte van 13 november 2014 (€ 9.826,61 exclusief btw) waren begrepen. Die vraag kan naar het oordeel van de rechtbank van belang zijn voor de vraag of ook met betrekking tot die kosten sprake is van rechtsverwerking. De vraag zal daarom worden overgenomen. Een door Liander voorgestelde aanvullende, en doorgenummerde, vierde vraag wordt niet overgenomen. Liander wil dat de deskundige hiermee beoordeelt of en in hoeverre de door SHP gesteld extra kosten het gevolg zijn van een handelen of nalaten van SHP, maar zij stelt niet om welk handelen of nalaten het gaat.
2.5.
Ten slotte heeft Liander naar aanleiding van het tussenvonnis naar voren gebracht dat anders dan daarin overwogen, zij geen overeenkomst met SHP heeft gesloten voor een aansluiting op de bestaande trafo. Niet in geschil is echter dat de heer [betrokkene] van Liander tijdens het overleg van 24 juni 2014 heeft gezegd dat kon worden aangesloten op de bestaande trafo en dat hij daarbij geen enkel voorbehoud heeft gemaakt. SHP is van die informatie uitgegaan getuige de in het tussenvonnis onder 2.2. vermelde e-mail, waarin de heer [betrokkene] in cc staat, waarin gevraagd wordt om een offerte voor een verdeelkast en een transportleiding, welke alleen voor een aansluiting op een bestaande trafo nodig is en dus niet in het geval een nieuwe trafo zou worden besteld. Vervolgens zijn op 26 augustus 2014 de monteurs van SHP en Liander naar de trafo gegaan om deze te bekijken. Uit deze feiten volgt dat partijen hebben afgesproken dat Liander voor SHP een aansluiting op de betreffende trafo zou realiseren. Liander heeft immers geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit volgt dat partijen op dat moment nog andere opties openhielden dan een door Liander te realiseren aansluiting op de bestaande trafo zodat van enige vrijblijvendheid hierbij niet is gebleken. Verder stelt Liander dat, anders dan in het tussenvonnis is overwogen, de aansluiting zonder verzwaring weliswaar goedkoop is maar dat deze niet kosteloos zou zijn. Liander verzuimt echter te vermelden wat de kosten zijn, zodat de rechtbank ook aan deze stelling voorbij zal gaan.
2.6.
Concluderend zal de rechtbank de hiervoor vermelde deskundige benoemen en de hoogte van het voorschot op zijn kosten vaststellen op het hiervoor vermelde bedrag.
2.7.
SHP zal als eisende partij het voorschot op de kosten van de deskundige moeten deponeren (artikel 195 Rv).
2.8.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekkingen maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.9.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
1. Wat is uw oordeel over de noodzaak en de hoogte van de in de schadeopstelling onder “verzwaren trafo” vermelde kosten, uitgezonderd de daar genoemde
€ 40.728,00 en € 10.809,00?
2. Hadden die kosten ook geheel of gedeeltelijk moeten worden gemaakt indien de aansluiting zonder verzwaring daarvan kon worden gerealiseerd?
3. Betreffen de kosten gedeeltelijk ook werkzaamheden die in de offerte van Liander van 13 november 2014 zijn opgenomen (conclusie van antwoord van SHP, productie 11)?
4. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen?
3.2.
benoemt tot deskundige om dit onderzoek te verrichten:
De heer P. Sietsma
p/a ACI Drachten, Het Helmhout 45, 9207 GE Drachten
0512 538184
info@aci-drachten.nl
3.3.
bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis aan de deskundige zal toezenden,
3.4.
bepaalt dat SHP binnen twee weken na datum van dit vonnis (kopieën van) de overige processtukken aan de rechtbank Gelderland, Team kanton en handelsrecht, zittingsplaats Arnhem, civiele roladministratie, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem zal doen toekomen,
3.5.
bepaalt dat SHP binnen twee weken na datum van dit vonnis als voorschot op de kosten inclusief omzetbelasting van de deskundige € 5.000,00, vermeerderd met de daarover te berekenen btw, ter griffie van deze rechtbank dient te deponeren door voldoening van de nota die het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal toesturen,
3.6.
bepaalt dat de griffier onmiddellijk na betaling van dit voorschot de deskundige hiervan in kennis zal stellen en dat de deskundige pas dan met het onderzoek behoeft te beginnen,
3.7.
bepaalt dat de deskundige binnen twee weken nadat hij bericht heeft gekregen dat het voorschot is gedeponeerd met de partijen een afspraak moet hebben gemaakt voor een datum en tijdstip waarop het onderzoek zal plaatsvinden en die datum aan de rechtbank moet hebben doorgegeven, tenzij een dergelijke afspraak vanwege de aard van het onderzoek naar het oordeel van de deskundige niet nodig is,
3.8.
bepaalt dat indien een partij of de deskundige de aldus afgesproken datum voor het onderzoek wil wijzigen, die partij of de deskundige daartoe een schriftelijk gemotiveerd verzoek moet doen aan de griffie van de rechtbank, met afschrift aan de andere betrokkenen,
3.9.
bepaalt dat de deskundige zich met vragen over het onderzoek kan wenden tot de rechter mr. J.R. Veerman,
3.10.
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek de partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het schriftelijk bericht moet doen blijken of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding in dat bericht van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken,
3.11.
bepaalt dat de deskundige een schriftelijk en ondertekend conceptrapport zal inleveren ter griffie van deze rechtbank voor
30 november 2016, waarna schriftelijk nadere instructies van de rechtbank zullen volgen over de indiening van het definitieve rapport en de declaratie van de deskundige,
3.12.
verwijst de zaak naar de rolzitting van vier weken na de datum waarop het definitieve rapport ter griffie is ingeleverd voor het nemen van een conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van SHP en Liander of voor bepaling datum vonnis,
3.13.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Veerman en in het openbaar uitgesproken op
2 november 2016.