ECLI:NL:RBGEL:2016:5987

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 november 2016
Publicatiedatum
9 november 2016
Zaaknummer
AWB - 16 _ 3233
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering bijstand en de vraag naar negatief loon in relatie tot partnerverplichtingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 11 november 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, [X], en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, over de terugvordering van bijstand. De gemeente Utrecht had bij besluit van 29 juli 2010 de bijstand van de heer [B] ingetrokken en de kosten van bijstand van € 98.256,10 teruggevorderd van zowel [B] als eiseres. Eiseres had een jaaropgaaf ontvangen waarin een negatief loon van € 10.657 was vermeld, wat zij in haar aangifte IB/PVV 2013 had opgegeven. De inspecteur corrigeerde dit negatief inkomen, omdat de bijstandsuitkering niet tot het belastbaar inkomen van eiseres behoorde. Eiseres stelde dat de terugbetaling van de bijstandsuitkering door haar als negatief loon moest worden aangemerkt, maar de rechtbank oordeelde dat de terugbetaling geen bron van inkomen vormde en dus niet als negatief loon kon worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, omdat de betalingen aan de gemeente geen voordeel opleverden en de gemeente geen jaaropgaaf met negatief loon had moeten verstrekken. De uitspraak is gedaan door mr. F.M. Smit, in aanwezigheid van mr. S. Kranenbarg, griffier.

Uitspraak

RechtbanK gelderland

Team belastingrecht
zaaknummer: AWB 16/3233

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

11 november 2016 in de zaak tussen

[X] , wonende te [Z] , eiseres

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2013 een aanslag (aanslagnummer [000] .H.06) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 32.822. Tevens is bij beschikking € 199 aan belastingrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 februari 2016 de aanslag en de beschikking belastingrente gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen bij digitaal geschrift van 19 februari 2016 beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft op 14 augustus 2016 en 21 oktober 2016 nadere stukken ingediend. Verweerder heeft bij brief van 13 oktober 2016 (ontvangen door de rechtbank op 18 oktober 2016) nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2016.
Eiseres is, met voorafgaande kennisgeving, niet verschenen. Namens verweerder zijn verschenen [gemachtigde] en [A] .

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht (hierna: de gemeente Utrecht) heeft bij besluit van 29 juli 2010 de bijstand van de heer [B] (hierna: [B] ) met ingang van 15 november 2004 ingetrokken en de over de periode van 15 november 2004 tot en met 31 juli 2010 gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag van € 98.256,10 van [B] en mede van eiseres teruggevorderd. De reden voor terugvordering bij eiseres berust op de overweging dat [B] en eiseres in ieder geval met ingang van 15 november 2004 een gezamenlijke huishouding met elkaar voeren. Het tegen het besluit van 29 juli 2010 gerichte bezwaar, beroep en hoger beroep zijn afgewezen. Eiseres heeft vervolgens een bedrag van € 10.657 aan de gemeente Utrecht terugbetaald.
2. Eiseres heeft van de gemeente Utrecht een jaaropgaaf ontvangen waarop is vermeld dat zij in het jaar 2013 een negatief loon heeft genoten van € 10.657.
3. Op 5 november 2014 heeft eiseres aangifte IB/PVV 2013 gedaan naar een inkomen uit werk en woning van € 22.165. In dit bedrag is een aftrek inbegrepen van € 10.657 aan negatief inkomen uit vroegere dienstbetrekking in verband met de onder 1. genoemde terugvordering.
4. Verweerder heeft bij het opleggen van de definitieve aanslag het negatief inkomen uit vroegere dienstbetrekking gecorrigeerd omdat de bijstandsuitkering van de sociale dienst van de gemeente Utrecht niet tot het belastbaar inkomen uit werk en woning van eiseres heeft behoord.
5. In geschil is het antwoord op de vraag of eiseres terecht negatief inkomen uit vroegere dienstbetrekking heeft opgegeven in haar aangifte in verband met de ook op haar rustende verplichting tot terugbetaling van de bijstandsuitkering van [B] aan de gemeente Utrecht.
6. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de terugbetaling door eiseres van de uitkering van [B] aan de gemeente Utrecht is gelegen in de persoonlijke sfeer van eiseres en dat om die reden sprake is van inkomensbesteding en niet van negatief loon.
Ook heeft verweerder gesteld dat geen causaal verband bestaat tussen de terugbetaling van de uitkering van [B] door eiseres aan de gemeente Utrecht en de inkomsten van eiseres.
7. Het Gerechtshof Arnhem heeft in zijn uitspraak van 8 juni 2010 (ECLI:NL:GHARN:2010:BM9842) in een vergelijkbare zaak in r.o. 4.6 het volgende overwogen:
“Naar het oordeel van het Hof vindt de betaling niet haar grondslag in enige bron van inkomen van belanghebbende. De rechtsverhouding tussen belanghebbende en de gemeente Tiel is dat zij aansprakelijk is gesteld voor de terugbetaling van een door haar partner ten onrechte ontvangen bijstandsuitkering. Deze bijstandsuitkering werd door haar niet genoten in de zin van de wettelijke bepalingen inzake de inkomstenbelasting en vormde voor haar om die reden geen bron van inkomen. De betalingen van belanghebbende aan de gemeente Tiel vormen ook zelfstandig geen bron van inkomen, omdat redelijkerwijs niet te verwachten viel dat zij met die betalingen voordeel zou behalen. Aan het vorenstaande doet niet af dat zij, als partner van de ontvanger van de bijstandsuitkeringen, daarvan ook profijt heeft gehad. De opvatting dat in dit verband een voordeel ook een nadeel (of negatief voordeel) omvat, is onjuist. Evenzeer onjuist is de opvatting dat de algemene bronvereisten feitelijk geen rol van betekenis spelen bij looninkomsten (vergelijk Hoge Raad 14 oktober 2005, nr. 40.244, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl LJN: AR6821). Reeds daarom zijn de betalingen niet aan te merken als negatieve inkomsten (vergelijk Hoge Raad 26 februari 2010, nr. 08/05162, LJN: BJ5177).”
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval hetzelfde moet gelden. De rechtsverhouding tussen eiseres en de gemeente Utrecht is dat zij mede aansprakelijk is gesteld voor de terugbetaling van een door [B] ten onrechte ontvangen bijstandsuitkering. Deze bijstandsuitkering werd door haar niet genoten in de zin van de wettelijke bepalingen inzake de inkomstenbelasting en vormde voor haar om die reden geen bron van inkomen. Daarom kan de betaling door eiseres niet worden aangemerkt als negatief loon. De gemeente Utrecht had dus geen jaaropgaaf met daarop vermeld een negatief loon aan eiseres dienen af te geven.
8. Eiseres heeft gewezen op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) op het door haar ingestelde hoger tegen de terugvordering van bijstand. Zij heeft gesteld dat daarin staat dat de uitkering van [B] beschouwd moet worden als haar inkomen en dus aftrekbaar is als negatief loon. Deze stelling kan eiseres niet baten. De CRvB heeft niet geoordeeld over de vraag of sprake is van negatief loon, maar heeft alleen geoordeeld dat eiseres aansprakelijk is voor terugbetaling van de aan [B] betaalde bijstand.
9. Gelet op wat hiervoor is overwogen is het beroep ongegrond verklaard.
10. Nu eiseres geen afzonderlijke beroepsgronden tegen de in rekening gebrachte belastingrente heeft aangevoerd, is ook het beroep tegen de beschikking belastingrente ongegrond verklaard.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.M. Smit, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Kranenbarg, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
11 november 2016.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.