ECLI:NL:RBGEL:2016:5914

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 november 2016
Publicatiedatum
7 november 2016
Zaaknummer
05/840948-15 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het exploiteren van een hennepkwekerij en ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

Op 7 november 2016 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man uit Arnhem en een vrouw uit Heerde. De man is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van elf maanden voor het exploiteren van een hennepkwekerij, diefstal van stroom en het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De vrouw is veroordeeld tot een werkstraf van 200 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden voor het opzettelijk aanwezig hebben van hennep en het profiteren van de opbrengsten van de hennepkwekerij. De rechtbank heeft een ontnemingsvordering toegewezen tot een bedrag van € 1.042.906,69, waarbij de man en de vrouw hoofdelijk aansprakelijk zijn gesteld voor dit bedrag.

De zaak kwam voor de rechtbank na meerdere zittingen, waarbij de officier van justitie de vordering tot ontneming indiende. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit de hennepkwekerij, gebaseerd op de verklaringen van de veroordeelde en de aangetroffen bewijsstukken. De rechtbank heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uitgevoerd op basis van de opbrengsten van de hennepkwekerij, waarbij rekening is gehouden met de kosten en de verschillende kweekruimten die zijn aangetroffen.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie in zijn geheel toegewezen en de raadsman van de veroordeelde heeft geen voldoende onderbouwing kunnen geven voor een lagere schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank heeft geoordeeld dat de draagkracht van de veroordeelde onvoldoende was gemotiveerd om de betalingsverplichting te matigen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de andere rechters de beslissing hebben genomen op basis van de ingediende stukken en de verklaringen tijdens de zittingen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/840948-15 (ontneming)
Data zitting : 9 februari 2016, 1 juli 2016, 8 juli 2016, 22 juli 2016 en 24 oktober 2016
Datum uitspraak: 7 november 2016
Tegenspraak
Uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie van het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[veroordeelde](hierna te noemen: veroordeelde),
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
adres : [adres 1] ,
plaats : [woonplaats] .
Raadsman : mr. W. Vahl, advocaat te Barneveld.

1.De inhoud van de vordering

De officier van justitie heeft een vordering ingediend die inhoudt dat de rechtbank, conform artikel 36 e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, welk voordeel voorlopig wordt geschat op € 1.106.644,29.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De officier van justitie heeft de vordering ter terechtzitting van 9 februari 2016 aangebracht.
Ter terechtzitting van 8 juli 2016 heeft de officier van justitie gevorderd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op € 1.042.906,69. Veroordeelde heeft verklaard dat hij één keer geript is. De officier van justitie heeft geen reden om aan die verklaring te twijfelen. Omdat niet duidelijk is uit welke ruimte deze oogst afkomstig was, gaat de officier van justitie in het voordeel van veroordeelde uit van de grootste kweekruimte (kweekruimte 1). Dat betekent dat € 63.737,60 op de vordering in mindering moet worden gebracht. De officier van justitie heeft gevorderd veroordeelde en mededader [mededader] voor het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel hoofdelijk aansprakelijk te stellen.
De raadsman heeft ter terechtzitting van 8 juli 2016 primair bepleit dat uit het dossier niet volgt dat sprake is van daadwerkelijk verkregen voordeel, althans niet in de mate als door de officier van justitie gevorderd. Volgens de raadsman is sprake van een summier onderzoek en is de vordering ook summier onderbouwd. Behalve het maken van een standaardberekening, die uitgaat van verkeerde gegevens, is geen onderzoek gedaan naar de waarschijnlijkheid of daadwerkelijk wederrechtelijk voordeel is verkregen. Ook uit overige omstandigheden volgt niet dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten in de gevorderde grootte. De vordering moet daarom worden afgewezen.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de draagkracht van veroordeelde nihil is en niet structureel zal verbeteren. Veroordeelde heeft een hoge schuld, geen werk of zicht op werk. Op dit moment, maar ook in de toekomst, zou de ontnemingsvordering daardoor niet (geheel) kunnen worden afbetaald. De raadsman verzoekt de rechtbank daarom de betalingsverplichting te matigen tot nihil, dan wel een matiging toe te passen die de rechtbank passend acht.
De zaak is laatstelijk op 24 oktober 2016 ter terechtzitting onderzocht. De officier van justitie en de raadsman hebben toen gepersisteerd bij wat op 8 juli 2016 naar voren is gebracht.

3.De beoordeling van de vordering

Bij de beoordeling van de onderhavige vordering heeft de rechtbank kennisgenomen van het op 7 november 2016 tegen veroordeelde gewezen vonnis in de zaak met parketnummer 05/840948-15.
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten. De beslissing dat veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen in voormelde strafzaak zijn vervat. [1]
De raadsman heeft aangevoerd dat uit het dossier niet volgt dat sprake is van daadwerkelijk verkregen voordeel, althans niet in de mate als door de officier van justitie gevorderd. De rechtbank ziet echter geen reden om af te wijken van de door de officier van justitie gehanteerde berekening, die mede is gebaseerd op verklaringen van veroordeelde. Zij is daarbij van oordeel dat door de verdediging geen concrete gegevens zijn verstrekt, op basis waarvan een lager wederrechtelijk verkregen voordeel zou moeten worden vastgesteld.
Met betrekking tot het vast te stellen wederrechtelijk verkregen voordeel overweegt de rechtbank als volgt.
Aan de [adres 2] in Epe zijn op 2 december 2014 drie kweekruimten aangetroffen, te weten ruimte 1 op de bovenverdieping, ruimte 2 op de begane grond en ruimte 3 in de kelder. In totaal zijn 1651 planten aangetroffen. [2] Veroordeelde heeft verklaard dat de hennepkwekerij van hem is. [3] Hij heeft verder verklaard dat ruimtes 1 en 2 sinds de zomer van 2013 in bedrijf waren. [4] Veroordeelde woont sinds zeven jaar in de woning aan de [adres 2] . Een paar maanden nadat hij daar is komen wonen, is hij begonnen met het kweken van hennep in ruimte 3. [5] Hij oogst ongeveer vier keer per jaar. [6] Veroordeelde verkocht de hennep structureel aan een growshop. [7]
Zoals hiervoor vermeld, wordt bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uitgegaan van deze door veroordeelde afgelegde verklaringen.
Ruimte 1
Opbrengsten
In ruimte 1 stonden 786 hennepplanten. De oppervlakte van de beplanting was 42,7 vierkante meter. Per vierkante meter stonden 18 planten. Op grond van het BOOM-rapport is de opbrengst per plant dan 26,7 gram hennep per plant. De totale opbrengst hennep per oogst bedraagt: 768 planten x 26,7 gram = 20,506 kilogram. [8] De daadwerkelijke verkoopprijs van de hennep kon niet worden vastgesteld. Volgens het BOOM-rapport bedraagt dit minimaal
€ 3280,-- per kilogram. De totale bruto opbrengst per oogst bedraagt minimaal: 20,506 kilogram x € 3280,-- = € 67.259,68. Over de periode medio 2013 tot en met 2 december 2014 wordt uitgegaan van zes oogsten. Afgerond maakt dit een bruto opbrengst van
€ 403.557,60. [9]
Kosten
De kosten per oogst zijn op basis van het BOOM-rapport en de verklaring van veroordeelde als volgt: [10]
Afschrijvingskosten: € 450,--
Hennepstekken: € 3072,--
Totaal: € 3522,--.
Voor zes oogsten worden de kosten gesteld op € 3522,-- x 6 =
€21.132,--. [11]
Ruimte 2
Opbrengsten
In ruimte 2 stonden 208 hennepplanten. De oppervlakte van de beplanting was 8 vierkante meter. Per vierkante meter stonden 26 planten. Op grond van het BOOM-rapport is de opbrengst per plant dan 22,4 gram hennep per plant. De totale opbrengst hennep per oogst bedraagt: 208 planten x 22,4 gram = 4,6592 kilogram. [12] De daadwerkelijke verkoopprijs van de hennep kon niet worden vastgesteld. Volgens het BOOM-rapport bedraagt dit minimaal
€ 3280,-- per kilogram. De totale bruto opbrengst per oogst bedraagt minimaal: 4,6592 kilogram x € 3280,-- = € 15.282,176. Over de periode medio 2013 tot en met 2 december 2014 wordt uitgegaan van zes oogsten. Afgerond maakt dit een bruto opbrengst van
€ 91.693,06. [13]
Kosten
De kosten per oogst zijn op basis van het BOOM-rapport en de verklaring van veroordeelde als volgt: [14]
Afschrijvingskosten: € 200,--
Hennepstekken: € 832,--
Totaal: € 1032,--.
Voor zes oogsten worden de kosten gesteld op € 1032,-- x 6 =
€ 6.192,--. [15]
Ruimte 3
Opbrengsten
In ruimte 3 stonden 544 planten. De oppervlakte van de beplanting was 13,6 vierkante meter. Per vierkante meter stonden 47 planten. Voor de berekening wordt op grond van het BOOM-rapport in het voordeel van veroordeelde uitgegaan van 40 planten per vierkante meter. Op grond van dat rapport is de opbrengst per plant dan 14,2 gram hennep per plant. De totale opbrengst hennep per oogst bedraagt: 544 planten x 14,2 gram = 7,7248 kilogram. [16] De daadwerkelijke verkoopprijs van de hennep kon niet worden vastgesteld. Volgens het BOOM-rapport bedraagt dit minimaal € 3280,-- per kilogram. De totale bruto opbrengst per oogst bedraagt minimaal: 7,7248 x € 3280,-- = € 25.337,34. Op grond van de verklaring van veroordeelde wordt uitgegaan van 28 oogsten. Afgerond maakt dit een bruto opbrengst van
€ 709.445,63. [17]
Kosten
De kosten per oogst zijn op basis van het BOOM-rapport en de verklaring van veroordeelde als volgt: [18]
Afschrijvingskosten: € 350,--
Hennepstekken: € 2176,--
Totaal: € 2526,--.
Voor 28 oogsten worden de kosten gesteld op € 2526,-- x 28 =
€ 70.728,--. [19]
Eén en ander levert de volgende berekening op:
Ruimte 1:€ 403.557,60 - € 21.132,-- = € 382.425,60
Ruimte 2:€ 91.693,06 - € 6.192,-- = € 85.501,06
Ruimte 3:
€ 709.445,63 - € 70.728,-- = € 638.717,63
Totaal:=
€ 1.106.644,29
Veroordeelde heeft verklaard dat hij één keer geript is. De rechtbank gaat in het voordeel van veroordeelde uit dat deze oogst afkomstig was uit ruimte 1. Daarom moet de netto opbrengst van één oogst uit ruimte 1, zijnde een bedrag van € 63.737,60, op de netto winst in mindering worden gebracht.
De rechtbank zal gelet op het voorgaande vaststellen dat het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden geschat op
€ 1.042.906,69.
De rechtbank overweegt verder als volgt.
De officier van justitie heeft gevorderd veroordeelde en mededader [mededader] voor het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel hoofdelijk aansprakelijk te stellen. Dergelijke hoofdelijkheid is mogelijk indien het verkregen wederrechtelijk verkregen voordeel als ‘gemeenschappelijk voordeel’ kan worden aangemerkt waarover ieder van de mededaders kan beschikken. Dit ‘gemeenschappelijk voordeel’ kan aan ieder van de mededaders voor het geheel worden toegerekend. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een gemeenschappelijk voordeel. Veroordeelde voerde samen met [mededader] een gezamenlijke huishouding. [20] [mededader] woonde sinds ongeveer zeven jaar bij veroordeelde en wist van de hennepkwekerij. [21] [mededader] heeft verklaard dat de hennepkwekerij hun enige bron van inkomsten was en dat zij hiervan leefden. Alles werd van de opbrengsten uit de hennepkwekerij werd betaald. [22] Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat zowel veroordeelde als [mededader] kon beschikken over het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De rechtbank zal veroordeelde en [mededader] dan ook hoofdelijk aansprakelijk stellen tot de betaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De raadsman heeft verzocht de betalingsverplichting te matigen. De rechtbank is van oordeel dat het door de raadsman gevoerde draagkrachtverweer onvoldoende is gemotiveerd en zal dit verweer om die reden verwerpen.

4.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

5.De beslissing

De rechtbank:
- stelt vast het bedrag waarop het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op een bedrag van
€ 1.042.906,69 (zegge: éénmiljoentweeënveertigduizendnegenhonderdzes euro en negenenzestig cent);
- legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 1.042.906,69 (zegge: éénmiljoentweeënveertigduizendnegenhonderdzes euro en negenenzestig cent);
- bepaalt dat veroordeelde ten aanzien van dit bedrag hoofdelijk aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de mededader [mededader] betaalt, veroordeelde in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Aldus gegeven door mr. D.S.M. Bak (voorzitter), mr. C. Kleinrensink en mr. M.C. van der Mei, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Kolkman, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 november 2016.
mr. D.S.M. Bak is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Noord- een Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2014191900, gesloten op 7 september 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden,
2.Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, p. 4 en 5 en de verklaring van veroordeelde ter terechtzitting d.d. 8 juli 2016.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte [veroordeelde] , p. 50, boven het midden.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte [veroordeelde] , p. 66.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [veroordeelde] , p. 65.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte [veroordeelde] , p. 66.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte [veroordeelde] , p. 67.
8.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex art. 36 e, 2e lid Sr, p. 2.
9.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex art. 36 e, 2e lid Sr, p. 3 en 6.
10.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex art. 36 e, 2e lid Sr, p. 3 en proces-verbaal van verhoor verdachte [veroordeelde] , p. 66.
11.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex art. 36 e, 2e lid Sr, p. 6.
12.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex art. 36 e, 2e lid Sr, p. 3.
13.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex art. 36 e, 2e lid Sr, p. 4 en 6.
14.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex art. 36 e, 2e lid Sr, p. 4 en 5 en proces-verbaal van verhoor verdachte [veroordeelde] , p. 66.
15.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex art. 36 e, 2e lid Sr, p. 6.
16.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex art. 36 e, 2e lid Sr, p. 5.
17.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex art. 36 e, 2e lid Sr, p. 6.
18.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex art. 36 e, 2e lid Sr, p. 6 en proces-verbaal van verhoor verdachte [veroordeelde] , p. 66.
19.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex art. 36 e, 2e lid Sr, p. 6.
20.Proces-verbaal van verhoor verdachte [mededader] , p. 77.
21.Proces-verbaal van verhoor verdachte [veroordeelde] , p. 67, onderaan en proces-verbaal van verhoor verdachte [veroordeelde] , p. 48, onderaan en p. 59, onder het midden.
22.Proces-verbaal van verhoor verdachte [mededader] , p. 77.