ECLI:NL:RBGEL:2016:5911

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 november 2016
Publicatiedatum
7 november 2016
Zaaknummer
05/840065-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het exploiteren van een hennepkwekerij en diefstal van stroom

Op 7 november 2016 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man uit Arnhem en een vrouw uit Heerde. De man is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van elf maanden voor het exploiteren van een hennepkwekerij, diefstal van stroom en het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De vrouw is veroordeeld tot een werkstraf van 200 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden voor het opzettelijk aanwezig hebben van hennep en het profiteren van de opbrengsten van de hennepkwekerij. De rechtbank heeft een ontnemingsvordering toegewezen van € 1.042.906,69, waarbij de man en de vrouw hoofdelijk aansprakelijk zijn gesteld voor dit bedrag.

De zaak kwam voor de rechtbank na meerdere terechtzittingen, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de man en de vrouw als medeplegers van de hennepteelt moesten worden gezien, ondanks dat de vrouw geen actieve rol had in de kwekerij. De rechtbank concludeerde dat de gezamenlijke huishouding en het delen van de opbrengsten voldoende waren om te spreken van nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank sprak de vrouw vrij van een tweede tenlastegelegde feit, maar achtte de overige feiten bewezen.

Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en haar persoonlijke omstandigheden. De rechtbank legde een werkstraf op en een voorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij de kans op recidive als laag werd ingeschat. De uitspraak benadrukt de risico's van hennepkwekerijen voor de volksgezondheid en de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/840065-15
Datum uitspraak : 7 november 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] , [woonplaats] .
Raadsman: mr. W. Vahl, advocaat te Barneveld.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 9 februari 2016, 1 juli 2016, 8 juli 2016, 22 juli 2016 en 24 oktober 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Primair
zij op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1
oktober 2014 tot en met 2 december 2014 te Epe tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1641 hennepplanten, althans een
groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid
van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid
meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid
van een middel (te weten 250 hennepplanten, althans meer dan 200
hennepplanten en/of delen daarvan);
Subsidiair
[medeverdachte] en/of zijn mededader(s) op of omstreeks 1 oktober 2014 tot en met 2 december 2014 te Epe met elkaar, althans één van
hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1641 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of
omstreeks 1 oktober 2014 tot en met 2 december 2014 te Epe, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die [medeverdachte]
en/of zijn mededader(s) voornoemd pand waarin verdachte woonachtig was voor de
teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2.
zij op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 2
december 2012 tot en met 2 december 2014 te Epe tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid energie
(stroom), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar
mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s) de/het weg te nemen
goed(eren) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak,
verbreking en/of inklimming (door een of meer (ijk)zegel(s) en/of het deksel
van de elektriciteitsmeter te verbreken en/of verwijderen en/of (vervolgens)
een elektriciteitsaansluiting aan de boven- en/of buitenzijde, in elk geval buiten de
meter om, te maken);
3.
zij in of omstreeks de periode van 2 december 2012 tot en met 2 december 2014
te Epe, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk uit de opbrengst(en) van (een) door misdrijven verkregen geldbedragen voordeel heeft getrokken, immers heeft verdachte opzettelijk in bovengenoemde periode:
- aangeschafte gemeenschappelijke (consumptie-)goederen en/of diensten gebruikt of verbruikt
- contant geld ontvangen van haar levenspartner ( [medeverdachte] ) en/of
- gebruik gemaakt van de (gehuurde) woning op/aan de [adres 2] , te Epe en/of
- gebruik gemaakt van één of meer (gekochte) voertuigen (o.a. een Audi A6 en/of een Audi TT), welke (ten dele) waren bekostigd door haar levenspartner (te weten [medeverdachte] ), zulks terwijl verdachte wist dat haar levenspartner deze geldbedragen door hennepteeld (artikel 2 B/C opiumwet), althans door enig misdrijf had verkregen en dusdoende (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de opbrengst van hennepteeld (artikel 2 B/C opiumwet), althans door enig misdrijf verkregen geldbedragen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 2 december 2014 zijn in een pand aan de [adres 2] in Epe drie kweekruimtes met in totaal 1651 hennepplanten aangetroffen. [2] [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) en [verdachte] (hierna: [verdachte] ) bewoonden dit pand. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] opzettelijk hennepplanten aanwezig heeft gehad.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken ten aanzien van het primair en het subsidiair ten laste gelegde. Uit het dossier volgt niet dat verdachte een uitvoerende rol heeft gehad ten aanzien van de hennepkwekerij. De enkele wetenschap dat zich in de woning een hennepkwekerij bevond, is onvoldoende om te kunnen spreken van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. Ook kan volgens de raadsman niet worden bewezen dat verdachte medeplichtig is geweest aan de ten laste gelegde handelingen. Zij heeft geen pand ter beschikking gesteld ten behoeve van de kwekerij. Ook het feit dat verdachte bij medeverdachte [medeverdachte] introk en zich niet distantieerde, maakt haar geen medeplichtige.
De beoordeling door de rechtbank
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of [verdachte] ten aanzien van het ten laste gelegde kan worden gezien als medepleger en/of medeplichtige. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
[medeverdachte] heeft verklaard dat de hennepkwekerij van hem was. [4] Hij heeft de installatie zelf aangelegd, verzorgde de planten en verkocht de hennep aan een growshop. [5] [verdachte] wist van de kwekerij. [6]
[verdachte] heeft verklaard dat [medeverdachte] de kweekruimtes heeft gebouwd en dat hij zelf knipte, oogstte, vervoerde en alles onderhield. [7] Volgens haar was [medeverdachte] de hele dag bezig met de plantage. [8] [verdachte] is wel eens in een kweekruimte geweest om te kijken. Zij heeft verder verklaard dat alle inkomsten van haar en [medeverdachte] uit de opbrengst van de hennepplantage kwamen. Ze leefden van die opbrengst, alles werd ervan betaald. [verdachte] en [medeverdachte] voerden ten tijde van het ten laste gelegde in de woning waarin de kwekerij zich bevond, een gezamenlijke huishouding. [9]
[medeverdachte] en [verdachte] hebben beide verklaard dat de kwekerij er al meerdere jaren was. [10]
Zowel [medeverdachte] als [verdachte] hebben verklaard dat [verdachte] geen bemoeienis of aandeel had in de kwekerij. De rechtbank is gelet op het voorgaande, anders dan de raadsman, evenwel van oordeel dat zij tezamen en in vereniging opzettelijk hennepplanten aanwezig hebben gehad. [verdachte] woonde in het pand waar [medeverdachte] de hennepplantage exploiteerde, terwijl zij wist dat [medeverdachte] zich daarmee bezig hield. Zij heeft zich niet gedistantieerd van het handelen van [medeverdachte] en heeft daarnaast gedeeld in de opbrengst. Zoals hiervoor is verwoord, voerden [medeverdachte] en [verdachte] immers een gezamenlijke huishouding, vormde de opbrengst uit de hennepkwekerij gedurende meerdere jaren hun enige bron van inkomsten en werd alles betaald uit deze inkomsten. Gelet hierop kan naar het oordeel van de rechtbank worden gesproken van een nauwe en bewuste samenwerking en moeten [medeverdachte] en [verdachte] ten aanzien van het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten als medeplegers worden gezien.
Hoewel 1651 planten zijn aangetroffen, zijn ongeveer1641 planten ten laste gelegd. Dit staat aan een bewezenverklaring niet in de weg gezien de relatief beperkte afwijking.
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij sinds zeven jaar in de woning aan de [adres 2] woont en dat hij een paar maanden nadat hij daar is komen wonen, is begonnen met het kweken van hennep in de kelder. [11] Sinds de zomer van 2013 heeft hij ook de andere twee kweekruimtes in gebruik. [12] Hij heeft ook verklaard dat het ongeveer negen weken duurt voordat hij oogst. [13] In de tenlastegelegde periode (1 oktober 2014 tot en met 2 december 2014) is uitgegaan van negen weken. Hoewel niet alle aangetroffen planten oogstrijp waren, acht de rechtbank, gelet op de hiervoor weergegeven verklaring van [medeverdachte] de gehele periode wettig en overtuigend bewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van de inhoud van het dossier niet worden vastgesteld dat [verdachte] als “pleger” ook betrokken was bij het telen, bereiden, bewerken en verwerken van de hennepplanten. Daarom kan niet worden vastgesteld dat ten aanzien van die handelingen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en [medeverdachte] . Dat maakt dat verdachte voor die onderdelen, zoals primair ten laste gelegd, zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2
De beoordeling door de rechtbank
Evenals door de officier van justitie is gevorderd en door de raadsman is bepleit, is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank zal verdachte hiervan vrijspreken.
Ten aanzien van feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, p. 4 en 5;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 65 en 66; en
- het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 75 t/m 79 en p. 83.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, primair en het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
Primair
zij
op één of meer verschillende tijdstippenin
of omstreeksde periode van 1
oktober 2014 tot en met 2 december 2014 te Epe tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk gevalopzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2] ) een hoeveelheid van
(in totaal
)ongeveer 1641 hennepplanten,
althans een
groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,terwijl dit gepleegde feit
(mede
)betrekking heeft op een grote hoeveelheid
van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel
aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,welke hoeveelheid
meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid
van een middel (te weten 250 hennepplanten, althans meer dan 200
hennepplanten en/of delen daarvan);
3.
zij in
of omstreeksde periode van 2 december 2012 tot en met 2 december 2014
te Epe,
althans in Nederland, (telkens)opzettelijk uit de opbrengst
(en
)van
(een)door misdrijven verkregen geldbedragen voordeel heeft getrokken, immers heeft verdachte opzettelijk in bovengenoemde periode:
- aangeschafte gemeenschappelijke (consumptie-)goederen en
/ofdiensten gebruikt of verbruikt
- contant geld ontvangen van haar levenspartner ( [medeverdachte] ) en
/of
- gebruik gemaakt van de (gehuurde) woning
op/aan de [adres 2] , te Epe en
/of
- gebruik gemaakt van één of meer (gekochte) voertuigen (o.a. een Audi A6 en/of een Audi TT), welke (ten dele) waren bekostigd door haar levenspartner (te weten [medeverdachte] ), zulks terwijl verdachte wist dat haar levenspartner deze geldbedragen door hennepteelt (artikel 3 B/C Opiumwet),
althans door enig misdrijfhad verkregen en dusdoende
(telkens)opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de opbrengst van hennepteelt (artikel 3 B/C Opiumwet)
, althans door enig misdrijfverkregen geldbedragen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1, primair:
Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel
Ten aanzien van feit 3:
Opzettelijk uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed voordeel trekken.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1, primair en het onder 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met een proeftijd van 2 jaren en tot het verrichten van 200 uren werkstraf, te vervangen door 100 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht. Bij het bepalen van de eis heeft de officier van justitie rekening gehouden met het feit dat verdachte wist dat het aanwezig hebben van hennep strafbaar is. Hennep is gevaarlijk voor de volksgezondheid en het telen ervan is lucratief voor criminelen. Verdachte heeft de kwekerij toch toegestaan. Zij heeft daarnaast geprofiteerd van de opbrengsten van de hennepkwekerij. De officier van justitie acht een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf een brug te ver.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat rekening moet worden gehouden met het feit dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] door financiële problemen de fout in zijn gegaan. Uit het dossier volgt niet dat verdachte structureel een groot voordeel heeft genoten. De raadsman heeft verder aangevoerd dat hij een werkstraf passend vindt, maar dat hij moeite heeft met de hoogte van de gevorderde werkstraf. De raadsman verzet zich niet tegen een voorwaardelijke straf.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 13 september 2016; en
- een reclasseringsadvies van het Leger des Heils, gedateerd 30 mei 2016.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het volgende.
Verdachte heeft samen met haar partner opzettelijk een grote hoeveelheid hennepplanten aanwezig gehad. Het is een feit van algemene bekendheid dat door hennepkwekerijen een ernstig gevaar voor brand ontstaat, in dit geval ook voor aangrenzende percelen met woningen. Verdachte heeft daarnaast een lange periode opzettelijk voordeel getrokken uit de opbrengsten van de hennepkwekerij. De hennepkwekerij vormde enige tijd zelfs de enige bron van inkomsten voor verdachte en haar partner. Volgens verdachte werd ‘alles, echt alles’ van de opbrengsten uit de kwekerij betaald.
Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte niet eerder veroordeeld is ten aanzien van strafbare feiten. Daarnaast was verdachtes rol ten aanzien van de hennepkwekerij beduidend kleiner dan de rol van medeverdachte [medeverdachte] . Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemede straf op dit moment niet aan de orde.
De reclassering schat de kans dat verdachte opnieuw soortgelijke strafbare feiten begaat in als laag. De rechtbank acht een stok achter de deur in de vorm van een voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf echter geboden. Verdachte heeft aangegeven dat de kwekerij is opgestart wegens een gebrek aan financiële middelen. Ook nu lijkt haar financiële situatie niet toereikend. Ter terechtzitting heeft verdachte immers verklaard dat zij te kampen heeft (gehad) met een burn-out, dat zij af en toe schoonmaakt bij haar moeder of een vriendin, maar dat haar inkomsten worden aangevuld door haar partner of zoon.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen reden om af te wijken van de strafmaat zoals door de officier van justitie is geëist. De rechtbank zal verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis. De tijd die verdachte in verzekering gesteld is geweest, zal op deze werkstraf in mindering worden gebracht. De rechtbank zal verdachte daarnaast veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met een proeftijd van twee jaren.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 47, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3, 11 en 13 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 2 tenlastegelegde feit.
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
 bepaalt, dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 de voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
De rechtbank veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tevens tot:
 een
werkstrafgedurende
200 (tweehonderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 (honderd) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.S.M. Bak (voorzitter), mr. C. Kleinrensink en mr. M.C. van der Mei, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Kolkman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 november 2016.
mr. D.S.M. Bak is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Noord- een Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2014191900, gesloten op 7 september 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, p. 4 en 5 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 8 juli 2016.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 48, onderaan en p. 59, midden en proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 75, onderaan.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 50, boven het midden.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 50, 52 en 67.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 67, onderaan.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 76.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 77.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 77.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 48 onderaan, p. 65, een na laatste alinea en p. 66, vierde en vijfde alinea en proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p. 76, vierde alinea.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 48, onderaan en p. 65, één na laatste alinea.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 65 en 66.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 51 onderaan en p. 52, bovenaan.