ECLI:NL:RBGEL:2016:5834

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 oktober 2016
Publicatiedatum
2 november 2016
Zaaknummer
05/780065-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. [voorzitter]
  • mr. [rechter 1]
  • mr. [rechter 2]
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van valsheid in geschrift met uitzondering van werkgeversverklaring voor schoonmoeder

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 31 oktober 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van valsheid in geschrift. De verdachte werd vrijgesproken van het valselijk opmaken van werkgeversverklaringen voor zijn schoonzus en schoonvader, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij op de hoogte was van de valsheid van de verklaringen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wist dat de werkgeversverklaringen niet overeenkwamen met de werkelijkheid, en dat er geen bewijs was voor opzet. Echter, de verdachte werd wel schuldig bevonden aan het valselijk opmaken van een werkgeversverklaring voor zijn schoonmoeder, die al geruime tijd niet meer in dienst was. Deze werkgeversverklaring was gebruikt om een hypotheek te verkrijgen. De rechtbank legde een werkstraf op van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, en oordeelde dat de verdachte zich bewust had moeten zijn van de gevolgen van zijn handelen, vooral gezien zijn rol als hypotheekadviseur. De rechtbank nam in overweging dat het feit lange tijd geleden was gepleegd en dat de verdachte sindsdien niet meer met justitie in aanraking was gekomen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/780065-15
Datum uitspraak : 31 oktober 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte 1] ,
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1] ,
wonende te [adres 1] .
Raadsman: mr. W.R. Jonk, advocaat te Almere.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 oktober 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 16 oktober 2012 tot en met 29 november
2012, althans in 2012, te Apeldoorn en/of Hilversum, in elk geval in
Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen
een werkgeversverklaring - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs
van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, althans door
(een) ander(en) valselijk heeft doen opmaken of doen vervalsen,
immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededader(s),
althans alleen, valselijk en/of in strijd met de waarheid
in die werkgeversverklaring vermeld en/of doen vermelden, zakelijk
weergegeven, dat de daarin genoemde persoon (te weten [naam 1] )
als werknemer in dienst was van [naam 2] ,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken
en/of door anderen te doen gebruiken;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 16 oktober 2012 tot en met 29 november
2012, althans in 2012, te Apeldoorn en/of Hilversum, in elk geval in
Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk gebruik gemaakt heeft van een werkgeversverklaring - zijnde een
geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die
werkgeversverklaring echt en onvervalst,
bestaande de valsheid hierin, dat in die werkgeversverklaring valselijk en/of
in strijd met de waarheid was vermeld, zakelijk weergegeven, dat de daarin
genoemde persoon (te weten [naam 1] ) als werknemer in dienst was
van [naam 2] ,
en bestaande dat gebruiken hierin, dat hij deze werkgeversverklaring heeft
doen toekomen aan [naam 3] /ING Bank
art 47 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 18 juli 2011 tot en met 19 juli 2011,
althans in 2011, te Apeldoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in
vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
een (model-)werkgeversverklaring ten behoeve van [naam 4] en/of een
(model-)werkgeversverklaring ten behoeve van [naam 5] - zijnde een
(model-)werkgeversverklaring telkens een geschrift dat bestemd was om tot
bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers
heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans
alleen, valselijk en/of in strijd met de waarheid,
-in de (model)werkgeversverklaring ten behoeve van [naam 4] vermeld dat sprake was van een dienstverband tussen [naam 6] enerzijds en [naam 4] anderzijds, en/of dat geen sprake was van directeur- en/of aandeelhouderschap en/of
-in de (model)werkgeversverklaring ten behoeve van [naam 5] vermeld dat
sprake was van een dienstverband tussen [naam 7]
enerzijds en [naam 5] anderzijds, waarbij
[naam 5] de functie van directrice zou uitoefenen en/of
-die werkgeversverklaring(en) voorzien van zijn, verdachtes,
handtekening/paraaf namens de werkgever,
zulks met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te
gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
art 47 Wetboek van Strafrecht
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de periode van 5 oktober 2011 tot en met 21 november
2011, althans in 2011, te Apeldoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in
vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
een werkgeversverklaring - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs
van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst en/of
valselijk heeft doen opmaken of doen vervalsen,
immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededader(s),
althans alleen, valselijk en/of in strijd met de waarheid
-in die werkgeversverklaring vermeld en/of doen vermelden, zakelijk
weergegeven, dat de daarin genoemde persoon (te weten [naam 8]
) als werknemer in dienst was van [naam 2] en/of dat dat dienstverband was ingegaan op per 03 januari 2011 en/of dat sprake was van een vast dienstverband
-die werkgeversverklaring voorzien van zijn, verdachtes, handtekening/paraaf,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken
en/of door anderen te doen gebruiken;
art 47 Wetboek van Strafrecht
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – kort gezegd - gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde, te weten het doen opmaken van een valse werkgeversverklaring voor [naam 10] en het opmaken van valse werkgeversverklaringen voor [naam 9] , [naam 4] en [naam 5] .
In het door hem ter zitting overgelegde en voorgedragen – aan het proces-verbaal gehechte – schriftelijk requisitoir heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. De verdediging heeft haar standpunt toegelicht aan de hand van een – aan het proces-verbaal gehechte – pleitnotitie.
Beoordeling door de rechtbank [1]
Vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden afgeleid dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan
het onder 1 tenlastegelegde,te weten het doen opmaken van een valse werkgeversverklaring voor [naam 11] .
De rechtbank overweegt daaromtrent dat uit de bewijsmiddelen in het dossier blijkt dat de werkgeversverklaring vals is. [naam 11] was niet als werknemer in dienst van [naam 12] en dus diende er ook geen werkgeversverklaring te worden opgesteld dan wel gebruikt waarin dit wel werd gesteld. [naam 12] was het bedrijf van de vrouw van verdachte en [naam 11] is de schoonzus van verdachte. Het ligt dus voor de hand te veronderstellen dat verdachte wist dat de onderhavige werkgeversverklaring vals was. Verdachte betwist echter dat hij wist hoe de feitelijke situatie was en daarmee dat hij het opzet had op het doen opmaken dan wel gebruik maken van een valse werkgeversverklaring. Nu zich in het dossier geen bewijsmiddel bevindt waaruit deze wetenschap blijkt, dient verdachte te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.
Ten aanzien van
het onder 2 tenlastegelegdeis de rechtbank van oordeel dat verdachte van een onderdeel hiervan, te weten dat verdachte een valse werkgeversverklaring heeft opgemaakt voor [naam 4] , eveneens dient te worden vrijgesproken. Verdachte heeft hierover gesteld dat hij de werkgeversverklaring heeft opgesteld op verzoek van zijn vrouw ten behoeve van zijn schoonvader. Uit het dossier valt niet af te leiden dat verdachte op het moment van opstellen van de verklaring heeft geweten dat de door hem ingevulde gegevens niet klopten. Het vorenstaande brengt mee dat verdachte (partieel) voor dit feit dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank is voorts van oordeel dat verdachte ten aanzien van
het onder 3 tenlastegelegde,te weten het opmaken van een valse werkgeversverklaring voor [naam 13] , dient te worden vrijgesproken. Weliswaar heeft verdachte deze werkgeversverklaring opgesteld en komen de gegevens die daarin worden vermeld niet overeen met de gegevens uit andere bronnen, zoals de zich in het dossier bevindende loonstrook en arbeidsovereenkomst, maar dat laat onverlet dat niet uit het dossier blijkt dat verdachte dit wist. Niet kan worden bewezen dat verdachte de opzet had een valse werkgeversverklaring op te maken.
Feit 2
De rechtbank is van oordeel dat er wel voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor het onder 2 ten laste gelegde, te weten dat verdachte een valse werkgeversverklaring heeft opgemaakt voor [naam 5] .
De rechtbank acht hiervoor de volgende bewijsmiddelen redengevend.
Bij de rechter-commissaris heeft [naam 5] – zakelijk weergegeven – onder meer verklaard dat zij in 2011 niet betrokken was bij [naam 14] en hier dus geen werkzaamheden voor uitvoerde. In 2007/2008 was dat voor het laatst het geval geweest. Verder heeft ze verklaard dat ze op dat moment dus ook geen directrice was en dat ze niet weet waarom op deze werkgeversverklaring is ingevuld dat zij de functie van directrice vervulde. [naam 15] heeft jarenlang als administratief medewerkster bij [naam 14] gewerkt, maar op het moment dat haar dochter [naam 15] [naam 14] overnam, heeft zij daar geen werkzaamheden meer verricht; toen had ze dus geen functie meer. [2]
[naam 15] (de vrouw van verdachte) heeft bij de rechter-commissaris –zakelijk weergegeven – verklaard dat het “loon” van haar ouders, [naam 4] en [naam 5] , op aangeven van haar vader, meer een verkapte koopsom betrof en dat alleen haar vader toen nog adviseur was bij [naam 12] . [3]
Bij de rechter-commissaris heeft [naam 4] –zakelijk weergegeven – verklaard dat nadat [naam 16] [naam 14] had overgenomen, zijn ex-vrouw, [naam 17] geen inhoudelijke werkzaamheden heeft verricht.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij op de werkgeversverklaring heeft ingevuld dat [naam 5] in de functie van “Directrice alg.” een bruto jaarsalaris zou verdienen van € 184.795,50.
De verklaring van getuige [getuige 1] dat verdachte bij alle belangrijke besprekingen aanwezig was, m.n. bij de jaarcijfers, waar verder [naam 18] en [naam 16] [naam 19] bij aanwezig waren. Hij merkt verder op dat verdachte betrokken was bij de rechtspersonen van [naam 16] [naam 19] en dat de structuur van het bedrijf goed tussen de oren zat van verdachte.
De rechtbank acht op grond van voormelde bewijsmiddelen het feit bewezen. De op de werkgeversverklaring ingevulde informatie komt niet overeen met de werkelijkheid. Voorts moet het zonneklaar zijn geweest aan verdachte dat zijn schoonmoeder geen directrice was in het bedrijf van zijn vrouw en dat zij hiermee niet het astronomische bedrag van € 184.795,50 per jaar verdiende. Door dit toch in te vullen op de werkgeversverklaring heeft hij deze valselijk opgemaakt. Gelet op het feit dat deze werkgeversverklaring is gebruikt ter verkrijging van een hypothecaire lening en verdachte ook wist dat deze hiertoe werd opgesteld, heeft hij het oogmerk gehad deze werkgeversverklaring als echt en onvervalst te gebruiken of te doen gebruiken tegenover derden.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in
of omstreeksde periode van 18 juli 2011 tot en met 19 juli 2011,
althans in 2011, te Apeldoorn,
in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,een (model-)werkgeversverklaring ten behoeve van
[naam 4] en/of een
(model-)werkgeversverklaring ten behoeve van[naam 5] - zijnde een (model)werkgeversverklaring
telkenseen geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt
of vervalst, immers heeft hij, verdachte,
tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen,valselijk en
/ofin strijd met de waarheid,
-in de (model)werkgeversverklaring ten behoeve van [naam 4] vermeld dat sprake was
van een dienstverband tussen [naam 6]
enerzijds en [naam 4] anderzijds, en/of dat geen sprake was van directeur- en/of
aandeelhouderschap en/of
-in de (model)werkgeversverklaring ten behoeve van [naam 5] vermeld dat sprake was van
een dienstverband tussen [naam 20]
enerzijds en [naam 5] anderzijds, waarbij [naam 5] de functie van directrice zou
uitoefenen en
/of-die werkgeversverklaring
(en)voorzien van zijn, verdachtes,
handtekening/paraaf namens de werkgever,
zulks met het oogmerk om
die/dat geschrift
(en)als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Valsheid in geschrift.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en een werkstraf voor de duur van 240 uur subsidiair 120 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft het standpunt van de verdediging ten aanzien van de strafmaat toegelicht aan de hand van zijn – aan het proces-verbaal gehechte – pleitnota.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 5 september 2016.
De rechtbank overweegt als volgt.
De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan het
valselijk opmaken van een werkgeversverklaring voor zijn schoonmoeder [naam 17] , terwijl
deze [naam 21] daar al langere tijd niet meer in dienst was. Door het tonen van onder andere
deze werkgeversverklaring heeft [naam 17] een hypotheek verkregen. Met dergelijk handelen
schaadt verdachte het vertrouwen dat men in het maatschappelijk verkeer in de juistheid van bepaalde geschriften moet kunnen stellen. Dit heeft een ontwrichtende werking op het economische verkeer en de rechtbank neemt dit verdachte extra kwalijk omdat hij, als hypotheekadviseur, er zich extra bewust van zou moeten zijn dat dit ontoelaatbaar is.
Ten voordele van verdachte laat de rechtbank meewegen dat het strafbare feit lange tijd geleden is begaan.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting en op het strafblad van verdachte, waaruit gebleken is dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Alles overwegende, als ook gelet op het gegeven dat de rechtbank tot een andere
bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, komt de rechtbank tot oplegging van een werkstraf voor de duur van 60 uren te vervangen door 30 dagen hechtenis.
Gelet op de omstandigheid dat het strafbare feit langere tijd geleden is begaan en verdachte zowel daarvoor als daarna niet (meer) met politie en justitie in aanraking is geweest, ziet de rechtbank geen toegevoegde waarde in oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie gevorderd.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d en 225 van het Wetboek van Strafrecht.

9. De beslissing

De rechtbank:
 verklaart
niet bewezendat verdachte het onder
1 en 3tenlastegelegde heeft begaan en
spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart bewezen dat verdachte het feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
werkstrafgedurende
60 (zestig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 (dertig) dagen.
Dit vonnis is gegeven door mr. [voorzitter] , voorzitter, mr. [rechter 1] en mr. [rechter 2] , rechters, in tegenwoordigheid van [griffier] , griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 oktober 2016.
Mr. [rechter 3] is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Zutphen
Team strafrecht
Parketnummer: 05/780065-15
[jw.sys.1.verdachte_1_parketnummer]
Uitspraak d.d.: 31 oktober 2016
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van 31 oktober 2016.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
en , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte,
[verdachte 2] ,
geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] ,
wonende te [adres 2] ,
is wel / niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De raadsman mr. W.R. Jonk, advocaat te Almere is wel/niet verschenen.
De rechter spreekt het vonnis uit
Waarvan proces-verbaal,

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de Nationale politie
2.Verklaring van [naam 5] , afgelegd bij de rechter-commissaris op 23 juni 2016
3.Verklaring van [naam 15] , afgelegd bij de rechter-commissaris op 23 juni 2016