ECLI:NL:RBGEL:2016:5776

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 oktober 2016
Publicatiedatum
31 oktober 2016
Zaaknummer
05/720114-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 19-jarige man voor afpersing, diefstal met bedreiging en vrijheidsberoving

Op 18 oktober 2016 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen een 19-jarige man, die werd beschuldigd van afpersing, diefstal van pinpassen met bedreiging, het pinnen van geld met de gestolen pinpassen en vrijheidsberoving. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor deze feiten, terwijl zijn 18-jarige broer werd vrijgesproken van betrokkenheid. De zaak kwam aan het licht na een incident op 17 december 2015, waarbij de verdachte samen met anderen de aangever op de parkeerplaats 't Kempke in Elst heeft bedreigd en gedwongen om zijn mobiele telefoon en bankpassen af te geven. De rechtbank oordeelde dat de bedreigingen, waaronder de uitspraak 'Ik heb een pistool bij me. Ik schiet je anders dood', voldoende waren om de verdachte schuldig te verklaren aan afpersing en diefstal met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder het pinnen van geld met de gestolen bankpassen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn bekentenis, maar ook met zijn strafblad en de ernst van de feiten. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 193 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals toezicht door de reclassering en behandeling voor zijn psychische problematiek.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/720114-16
Datum uitspraak : 18 oktober 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] ,
verblijvende te [adres 1] .
Raadsvrouw: mr. M. van Keulen, advocaat te Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen
van 12 juli 2016 en 04 oktober 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 december 2015 te Elst, gemeente Overbetuwe, op/aan de
openbare weg (A325, parkeerplaats 't Kempke)
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon, in
elk geval van enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededaders,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
en/of zijn mededaders (op dreigende wijze/toon) heeft/hebben gezegd: "Mobiel.
Anders schiet ik je dood";
2.
hij op of omstreeks 17 december 2015 te Elst, gemeente Overbetuwe,
op/aan de openbare weg (A325, parkeerplaats 't Kempke)
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
rijbewijs en/of een ID-kaart en/of een ANWB-pas en/of een Makro-pas en/of een
Menzis-pas en/of een Rabo-bankpas en/of een of meerdere ABN AMRO bankpas(sen)
en/of een of meerdere sieraden, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededaders,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan
zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat
verdachte en/of zijn mededaders (op dreigende wijze/toon) heeft/hebben
gezegd: "Ik heb een pistool bij me. Ik schiet je anders dood!";
3.
hij op (een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 17 december 2015 te Arnhem,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
(telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een hoeveelheid geld ( Euro 860,--), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte en/of zijn mededaders, (telkens) zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen geld
onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht
door middel van een valse sleutel (door het gebruik maken van (een) ontvreemde
bankpas(sen) en/of daarbij horende pincode(s);
4.
hij op of omstreeks 17 december 2015 te Elst en/of Arnhem, althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
[slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd
gehouden, immers heeft/hebben hij verdachte en/of zijn mededader(s)met dat
opzet:
- [slachtoffer] gedwongen in de auto van die [slachtoffer] (als bestuurder)
plaats te nemen
en/of
tegen de wil van die [slachtoffer] als passagiers plaatsgenomen in die auto van die
[slachtoffer]
en/of
(met dreigende toon) gezegd: "Ik heb een pistool bij me. Ik schiet je anders
dood." en/of "Rijden!"
en/of
die [slachtoffer] gedwongen van Elst naar en door Arnhem en naar Elst te rijden.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1:
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 36-42;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 oktober 2016.
Ten aanzien van feit 2:
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 17 december 2015 was verdachte samen met twee anderen aan de openbare weg, namelijk op de parkeerplaats ’t Kempke aan de A325. Verdachte heeft samen met een ander een Rabo-bankpas en een of meerdere ABN AMRO bankpassen weggenomen van [slachtoffer] . Op enig moment zijn de woorden ‘Ik heb een pistool bij me. Ik schiet je anders dood’ gezegd. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich tezamen en in vereniging met een ander schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat het medeplegen van de diefstal wettig en overtuigend kan worden bewezen ten aanzien van de bankpassen. De overige passen zijn niet weggenomen en van het wegnemen van de sieraden had verdachte geen weet. Verdachte moet worden vrijgesproken van de bedreiging met geweld. De bedreigende woorden zijn geuit op het moment dat aangever de auto in moest. Toen was nog geen sprake van diefstal.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de vraag of sprake is van diefstal met geweld, overweegt de rechtbank als volgt.
Aangever heeft verklaard dat hij zich gedurende het hele voorval angstig en bedreigd
voelde omdat hij constant bedreigd werd met de dood. [3] Ook heeft aangever verklaard dat de dreigende woorden tijdens het autorijden zijn gezegd. [4] De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de juistheid van deze verklaringen van aangever. Overigens zou, ook indien juist zou zijn dat de bedreigende woorden alleen aan het begin van het voorval zijn geuit, nog altijd sprake zijn van een diefstal onder bedreiging met geweld. De woorden zijn immers van dien aard dat het niet anders kan dan dat het dreigende effect daarvan op aangever gedurende het gehele voorval heeft doorgewerkt.
Onder invloed van de bedreiging heeft aangever zijn pinpasjes afgegeven. Verdachte en zijn mededader moeten dit hebben beseft en de rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat sprake was van een oogmerk op diefstal onder bedreiging met geweld.
Ten aanzien van de weggenomen sieraden overweegt de rechtbank dat niet vast staat dat verdachte wist dat deze waren weggenomen. Dit gebeurde op een later moment en verdachte ontkent hiervan op de hoogte te zijn geweest. De rechtbank zal verdachte hiervan vrijspreken.
Ook ten aanzien van het rijbewijs, de ID-kaart, de ANWB-pas, de Makro-pas en de Menzis-pas zal de rechtbank verdachte vrijspreken. Niet is gebleken dat de passen daadwerkelijk zijn weggenomen.
Ten aanzien van feit 3:
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 36-42;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 oktober 2016.
Ten aanzien van feit 4:
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 36-42;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 oktober 2016.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks17 december 2015 te Elst, gemeente Overbetuwe,
op/aan de
openbare weg (A325, parkeerplaats 't Kempke) tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,met het oogmerk om zich en
/ofde ander
enwederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/ofbedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon,
in elk geval van enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan voornoemde [slachtoffer] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welk geweld en/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
en/of zijn mededader
s (op dreigende wijze/toon
)heeft/hebben gezegd: "Mobiel.
Anders schiet ik je dood".
2.
hij op
of omstreeks17 december 2015 te Elst, gemeente Overbetuwe,
op/aan de openbare weg (A325, parkeerplaats 't Kempke)
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een
rijbewijs en/of een ID-kaart en/of een ANWB-pas en/of een Makro-pas en/of een
Menzis-pas en/ofeen Rabo-bankpas en
/ofeen
of meerdereABN AMRO bankpas
(sen)
en/of een of meerdere sieraden, in elk geval enig goed,
geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer] ,
in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededaders,
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld
en/of gevolgdvan
geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan
zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond dat
verdachte en/of zijn mededaders
(op dreigende wijze/toon
)heeft/hebben
gezegd: "Ik heb een pistool bij me. Ik schiet je anders dood!".
3.
hij op
(een ofmeer tijdstip
(pen
)op
of omstreeks17 december 2015 te Arnhem,
tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen
(telkens
)met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een hoeveelheid geld (Euro 860,--),
in elk geval enig goed,
geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer] , in elk
geval aan een ander
of anderendan aan verdachte en
/ofzijn mededader
s,
waarbij verdachte en
/ofzijn mededader
s,
(telkens
) zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen geld
onder
zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht
door middel van een valse sleutel (door het gebruik maken van
(een)ontvreemde
bankpas
(sen
)en
/ofdaarbij horende pincode
(s
).
4.
hij op
of omstreeks17 december 2015 te Elst en
/ofArnhem,
althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,opzettelijk
[slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en
/ofberoofd
gehouden, immers
heeft/hebben hij, verdachte en
/ofzijn mededader
(s)met dat
opzet:
- [slachtoffer] gedwongen in de auto van die [slachtoffer] (als bestuurder)
plaats te nemen
en
/of
tegen de wil van die [slachtoffer] als passagiers plaatsgenomen in die auto van die
[slachtoffer]
en
/of
(met dreigende toon) gezegd: "Ik heb een pistool bij me. Ik schiet je anders
dood."
en
/of"Rijden!"
en
/of
die [slachtoffer] gedwongen van Elst naar en door Arnhem en naar Elst te rijden.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
‘afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen’
Ten aanzien van feit 2:
‘diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken’
Ten aanzien van feit 3:
‘diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereid heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd’
Ten aanzien van feit 4:
‘medeplegen van opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden’

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen, waarvan 193 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden de voorwaarden zoals opgenomen in het reclasseringsrapport d.d.
23 september 2016.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 22 augustus 2016;
- een voorlichtingsrapportage van de Jeugdbescherming en Reclassering Leger des Heils (rapport schorsing/raadkamer), gedateerd 14 september 2016;
- een voorlichtingsrapportage van de Jeugdbescherming en Reclassering Leger des Heils (rechtszitting), gedateerd 23 september 2016;
- een Pro Justitia rapport van [naam] , gezondheidszorgpsycholoog, gedateerd
29 juli 2016.
Verdachte heeft samen met een ander een man van zijn vrijheid beroofd, hem afgeperst en zijn telefoon afgenomen, bankpassen onder bedreiging met geweld weggenomen en vervolgens geldbedragen gepind van de rekening van de man.
Dit zijn ernstige feiten en de rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij geen oog lijkt te hebben gehad voor de gevoelens van het slachtoffer dat zich gedurende enkele uren bijzonder angstig heeft gevoeld.
De rechtbank neemt ten voordele van verdachte mee in haar overwegingen dat hij heeft bekend dat hij één van de daders is geweest en dat hij verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedrag. Voorts overweegt de rechtbank dat verdachte niet de hoofdrol had in het bedenken en uitvoeren van de feiten.
De rechtbank maakt zich aan de andere kant wel zorgen over het strafblad dat verdachte ondanks zijn jonge leeftijd heeft opgebouwd.
Uit bovengenoemde rapporten komt verdachte naar voren als een onvolwassen, op zichzelf gerichte jongeman bij wie geweld en onveiligheid in de voorgeschiedenis doorwerken in zowel het emotionele functioneren als in de relaties met anderen en in het functioneren in de samenleving. Er is sprake van impuls- en emotieregulatieproblemen, antisociaal gedrag, identiteitsproblematiek en een gebrekkige gewetensontwikkeling. De beperkingen in het functioneren zijn aanleiding om te spreken van een persoonlijkheidsstoornis NAO met externaliserende, antisociale en narcistische trekken. Bij verdachte zijn tekorten gezien in de identiteitsontwikkeling, impulscontrole, gewetensontwikkeling en emotieregulatievaardigheden. Geadviseerd wordt om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten. De rechtbank houdt hiermee rekening in de strafoplegging.
De rechtbank oordeelt dat aan verdachte een gedeeltelijk voorwaardelijke vrijheidsstraf moet worden opgelegd met alle bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het rapport van de reclassering.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 47, 57, 282, 310, 311, 312, en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
365 (driehonderdvijfenzestig) dagen;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot 193 (honderddrieënnegentig) dagen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door Leger des Heils Reclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij het Leger des Heils Reclassering (Utrechtsestraat 47 te Arnhem tel.: 026-4430146) zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van forensische polikliniek Kairos voor zijn psychische problematiek en bij forensische verslavingszorg IrisZorg of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- gedurende de proeftijd zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten Stichting Moria in Nijmegen of een soortgelijke instelling, en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
- zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering toelaat, zal onthouden van het gebruik van alcohol en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan controle, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , wonende te [adres 2] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden in [plaats] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij de veroordeelde zich gedurende een periode van maximaal zes maanden onder elektronisch toezicht zal stellen ter nakoming van deze bijzondere voorwaarde;
- gedurende de proeftijd op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig zal zijn op het verblijfadres, [adres 3] . Daarbij heeft veroordeelde op doordeweekse dagen een aaneengesloten blok van 12 uur ter invulling van zijn dagbesteding. In de weekenden heeft veroordeelde 12 uur per dag vrij te besteden. De precieze tijdstippen worden vooraf vastgesteld door de reclassering in overleg met veroordeelde en afhankelijk van de dagbesteding. Het locatiegebod wordt gedurende een periode van maximaal zes maanden gecontroleerd middels elektronisch toezicht. Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft.
- Geeft opdracht aan Leger des Heils Reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht);
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 eft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Gerritsen (voorzitter), mr. H.P.M. Kester-Bik en
mr. K.A.M. van Hoof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Verhagen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 oktober 2016.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, BHV nummer 20158616858, onderzoek ON4R015348 (Doorn), gesloten op 12 mei 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 36-42; de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 4 oktober 2016.
3.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 40.
4.Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 45, 4e alinea.