ECLI:NL:RBGEL:2016:5761

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 oktober 2016
Publicatiedatum
28 oktober 2016
Zaaknummer
05/820060-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door verkeersfout van bestuurder

Op 28 oktober 2016 heeft de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 61-jarige man uit Nijmegen. De verdachte is veroordeeld tot een werkstraf van 80 uur en een voorwaardelijke rijontzegging van 6 maanden voor het veroorzaken van een verkeersongeval op 19 januari 2016. Tijdens het rechtsafslaan op de Groesbeekseweg in Nijmegen heeft de man een gehandicaptenvoertuig over het hoofd gezien, dat op een voetgangersoversteekplaats de Koolemans Beynenstraat overstak. Door de aanrijding raakte de inzittende van het gehandicaptenvoertuig, genaamd [slachtoffer], zwaargewond, met onder andere twee gebroken onderbenen en een gebroken sleutelbeen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een aanmerkelijke verkeersfout had gemaakt door niet naar links te kijken bij het afslaan. De rechtbank hield rekening met het blanco strafblad van de verdachte en het feit dat hij na het ongeval contact heeft onderhouden met het slachtoffer. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank vond de opgelegde straf passend gezien de omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/820060-16
Datum uitspraak : 28 oktober 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , [woonplaats] .
raadsvrouw: mr. drs. W.A. Koers, advocaat te Leusden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 14 oktober 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 19 januari 2016 te Nijmegen in de gemeente Nijmegen, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), komende uit de richting Groenewoudseweg en/of gaande in de
richting van de kruising van de wegen, Groesbeekseweg en de Koolemans
Beynenstraat/Archipelstraat, daarmee rijdende op rijstrook voor het rechtdoor
gaande en/of rechts afslaande verkeer van de weg, de Groesbeekseweg zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl het uitzicht voor hem, verdachte niet beperkt of gehinderd werd, niet of in onvoldoende mate op het direct voor hem, verdachte gelegen
weggedeelte van die Groebeekseweg en/of die kruising heeft gelet en/of is
blijven letten en/of in strijd met het gestelde in artikel 18 lid 1 en/of artikel 49 lid 2 van het
Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 op die kruising naar rechts
in de richting van de Koolemans Beynenstraat is afgeslagen en/of een op
dezelfde weg, de Groesbeekseweg tegemoetkomende bestuurder van een
gehandicaptenvoertuig, die op een voetgangersoversteekplaats doende was die
Koolemans Beynenstraat over te steken, niet voor heeft laten gaan en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat gehandicaptenvoertuig, ten gevolge waarvan dat gehandicaptenvoertuig is omgevallen, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn, verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd
toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening
van de normale bezigheden is ontstaan;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 19 januari 2016 te Nijmegen in de gemeente Nijmegen, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting Groenewoudseweg en/of gaande in de richting van de kruising van de wegen, Groesbeekseweg en de Koolemans Beynenstraat/Archipelstraat, daarmee heeft gereden op rijstrook voor het rechtdoor gaande en/of rechts afslaande verkeer van de weg, de Groesbeekseweg en in strijd met het gestelde in artikel 18 lid 1 en/of artikel 49 lid 2 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 op die kruising naar rechts in de richting van de Koolemans Beynenstraat is afgeslagen en/of een op dezelfde weg, de Groesbeekseweg tegemoetkomende bestuurder van een
gehandicaptenvoertuig, die op een voetgangersoversteekplaats doende was die
Koolemans Beynenstraat over te steken, niet voor heeft laten gaan en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat gehandicaptenvoertuig, ten gevolge waarvan dat gehandicaptenvoertuig is omgevallen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd; De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 19 januari 2016 reed verdachte als bestuurder van een personenauto op de Groesbeekseweg in Nijmegen, komende uit de richting van de Groenewoudseweg. Op de kruising met de Koolemans Beynenstraat/Archipelstraat is verdachte rechtsaf geslagen om de Koolemans Beynenstraat in te rijden. Daarbij is verdachte tegen een gehandicaptenvoertuig gebotst dat werd bestuurd door [slachtoffer] . [slachtoffer] reed over het trottoir parallel gelegen aan de Groesbeekseweg, komende uit de richting van de Heyendaalseweg en gaande in de richting van de Groenewoudseweg. [2] Hij stak de Koolemans Beynenstraat over. [3] Door de botsing heeft [slachtoffer] het volgende letsel opgelopen: twee gebroken onderbenen, een gebroken sleutelbeen, een gebroken voet en een hoofdwond. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde, met dien verstande dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak en voert daartoe, kort gezegd, aan:
  • de voetgangersoversteekplaats is een geregelde voetgangersoversteekplaats (GOP) zodat artikel 49 lid 2 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna: Rvv) niet is overtreden
  • niet is komen vast te staan dat het verkeerslicht voor de invalidenwagen groen licht gaf zodat niet kan worden vastgesteld dat verdachte voorrang had moeten verlenen.
  • Verdachte heeft bij het afslaan gelet op rechtdoorgaand verkeer in beide richtingen en op het moment dat hij afsloeg was de weg naar zijn overtuiging vrij. Mogelijk was de invalidewagen aan het oversteken maar is hij over het hoofd gezien. De slechte verlichting op de plaats van het ongeval heeft hier mogelijk aan bijgedragen. Er is geen sprake van onvoldoende verwijtbaarheid voor een bewezenverklaring op grond van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna WVW94).
Beoordeling door de rechtbank
Benadeelde [slachtoffer] heeft verklaard dat hij overstak toen het voetgangerslicht voor hem op groen was gesprongen. [5] In de Verkeers Ongevallen Analyse staat met betrekking tot de verkeerslichten te plaatse: “Wij zagen dat beide betrokkenen in de verkeersregeling gelijktijdig groen licht kunnen krijgen. Er is hier sprake van een zogenaamd deelconflict”. [6]
De rechtbank heeft gelet op dat laatste geen enkele reden om aan de verklaring van [slachtoffer] te twijfelen. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat verdachte vanuit zijn positie niet kon zien of het verkeerslicht aan de overzijde groen was, en dus zonder meer op grond van artikel 18 lid 1 Rvv voorrang diende te verlenen aan rechtdoorgaand verkeer.
Gezien het vorenstaande concludeert de rechtbank dat verdachte heeft verzuimd om voorrang te verlenen op grond van artikel 18 lid 1 van het Rvv.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW94. Daarvoor moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW94.
De politie concludeert in de Verkeersongevallenanalyse dat het uitzicht van verdachte niet werd belemmerd door voorwerpen of objecten in of buiten de auto van verdachte. [7]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij extra oplette op verkeer van rechts omdat fietsers daar soms zonder licht rijden. Hij zag twee fietsers maar die waren nog ver weg, achter hem, dus dacht hij “okay, ik kan door”. Op het moment dat hij opreed kwam hij in botsing met de invalidewagen. [8]
Tegenover de politie heeft verdachte verklaard:
“Ik keek rechts achterom om te kijken of er fietsers aan kwamen. (…). Toen ik al rijdend weer voor me keek zag ik plotseling een man in een rolstoel op de verkeersoversteekplaats. Toen ik hem zag trapte ik op de rem maar dat was al te laat. Ik botste tegen de rolstoel van de man”. [9]
De rechtbank leidt uit die verklaringen af dat verdachte, in tegenstelling tot wat de verdediging heeft gesteld, bij het oprijden van de kruising alleen naar rechts heeft gekeken om te kijken of daar het fietspad vrij was. Toen hij al rijdend weer voor zich keek zag hij [slachtoffer] . Had verdachte ook naar links of voor zich gekeken, dan zou hij [slachtoffer] gezien moeten hebben, ook in de situatie van onvoldoende functionerende straatverlichting . Deze was immers al opgereden tot op de rechterweghelft van de Koolemans Beynenstraat, van verdachte uit gezien.
Aan verkeersdeelnemers worden hoge eisen gesteld. Van hen wordt verwacht dat zij zich bewust zijn van hun omgeving, de verkeersomstandigheden en de overige verkeersdeelnemers. Verdachte kende de situatie ter plaatse [10] en wist dus dat er ook van links verkeer kon komen dat hij voor moest laten gaan. Dat verdachte niet naar links heeft gekeken en aldus geen voorrang aan [slachtoffer] heeft gegeven kan naar het oordeel van de rechtbank worden gekwalificeerd als een aanmerkelijke verkeersfout in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het letsel dat slachtoffer [slachtoffer] heeft opgelopen is gelet op de aard ervan als zwaar lichamelijk letsel aan te merken.
De rechtbank acht dan ook het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks19 januari 2016 te Nijmegen in de gemeente Nijmegen, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting Groenewoudseweg en
/ofgaande in de richting van de kruising van de wegen, Groesbeekseweg en de Koolemans Beynenstraat/Archipelstraat, daarmee rijdende op rijstrook voor het rechtdoor gaande en
/ofrechts afslaande verkeer van de weg, de Groesbeekseweg
zeer, althansaanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en
/ofonachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl het uitzicht voor hem, verdachte niet beperkt of gehinderd werd, niet of in onvoldoende mate op het direct voor hem, verdachte gelegen weggedeelte van die
Groebeekseweg en/of diekruising heeft gelet en
/ofis blijven letten en
/ofin strijd met het gestelde in artikel 18 lid 1
en/of artikel 49 lid 2van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 op die kruising naar rechts in de richting van de Koolemans Beynenstraat is afgeslagen en
/ofeen op dezelfde weg, de Groesbeekseweg tegemoetkomende bestuurder van een gehandicaptenvoertuig, die op een voetgangersoversteekplaats doende was die
Koolemans Beynenstraat over te steken, niet voor heeft laten gaan en
/ofis gebotst tegen,
althans in aanrijding is gekomen metdat gehandicaptenvoertuig, ten gevolge waarvan dat gehandicaptenvoertuig is omgevallen, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn, verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel
of zodanig lichamelijk letselwerd
toegebracht,
dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening
van de normale bezigheden is ontstaan;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van 80 uren werkstraf subsidiair 40 dagen hechtenis en voorts tot oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 9 september 2016.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft een aanmerkelijke verkeersfout begaan ten gevolge waarvan een ander zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Het slachtoffer is een gehandicapte man die lange tijd heeft moeten revalideren. Daarnaast is ook de hond van het slachtoffer bij het ongeval komen te overlijden, hetgeen voor het slachtoffer een behoorlijk emotionele impact had. Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij contact heeft gezocht en onderhouden met het slachtoffer en hij het heel erg vindt dat hij een aanrijding heeft veroorzaakt. Gelet op de aard van de verkeersfout en de ernst van het letsel acht de rechtbank de werkstraf en een voorwaardelijke rijontzegging zoals door de officier van justitie geëist op zijn plaats, waarbij de rechtbank rekening houdt met de omstandigheid dat verdachte een blanco strafblad heeft.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
werkstrafgedurende
80 (tachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 (veertig) dagen;
 ontzegt verdachte de
bevoegdheid motorrijtuigente besturen voor de duur van
6 (zes) maanden;
 bepaalt, dat deze bijkomende straf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Vierveijzer, (voorzitter), F.J.H. Hovens en mr. S.A. van Hoof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.T.P.M. van Aarssen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 oktober 2016.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016033026-1, gesloten op 9 februari 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van Verkeersongevallenanalyse, p. 16.
3.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] , p. 35; verklaring verdachte ter terechtzitting van 14 oktober 2016.
4.Geneeskundige verklaring, p. 31.
5.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] , p. 35.
6.Proces-verbaal van Verkeersongevallenanalyse, p. 25.
7.Proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse, p. 19 en 25.
8.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 oktober 2016.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 37.
10.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 oktober 2017.