ECLI:NL:RBGEL:2016:5662

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 oktober 2016
Publicatiedatum
24 oktober 2016
Zaaknummer
05/740570-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor ontucht met een minderjarige

Op 24 oktober 2016 heeft de Rechtbank Gelderland een 26-jarige man veroordeeld tot een werkstraf van 180 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk, voor het plegen van ontucht met een 15-jarig meisje. De zaak kwam ter terechtzitting na een onderzoek op 19 mei en 10 oktober 2016. De verdachte werd beschuldigd van ontuchtige handelingen, waaronder het likken aan de billen van het slachtoffer en het aanraken van haar vagina, terwijl het slachtoffer op dat moment nog geen 16 jaar oud was. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van het slachtoffer voldoende steun vond in de verklaringen van getuigen, die bevestigden dat het slachtoffer in paniek was en zich had opgesloten in de badkamer na de incidenten. De rechtbank achtte de handelingen van de verdachte in strijd met de sociaal-ethische normen en kwalificeerde deze als ontuchtig. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn alcoholgebruik en de impact van het incident op het slachtoffer. De rechtbank legde een voorwaardelijke werkstraf op, met een proeftijd van drie jaar, en oordeelde dat er geen bijzondere voorwaarden nodig waren. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer, inclusief immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740570-15
Datum uitspraak : 24 oktober 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats]
raadsman: mr. O.J. Ingwersen, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 mei 2016 en 10 oktober 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 augustus 2015 te Huissen, gemeente Lingewaard, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, door aan haar billen te likken en met zijn hand over haar vagina te wrijven, terwijl die [slachtoffer] toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte was op 14 augustus 2015 in de vroege ochtend samen met [slachtoffer] in een woning in Huissen. Verdachte was op dat moment 25 jaar. [slachtoffer] was op dat moment 15 jaar. Verdachte en [slachtoffer] zijn niet getrouwd. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ontucht met iemand beneden de zestien jaar door aangeefster over haar billen te likken en met zijn hand over haar vagina te wrijven.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte vrij te spreken. Hiertoe heeft de verdediging aangevoerd dat de verklaring van aangeefster onbetrouwbaar is en dat daarnaast de verklaringen van getuige [getuige 1] en [getuige 2] onvoldoende ondersteunend zijn, nu zij niets verklaren over het incident zelf. Verdachte zelf kan zich niets herinneren van die nacht omdat hij veel alcohol had gedronken.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij met verdachte, [getuige 2] en [getuige 1] in het huis van de vader van [getuige 2] en [getuige 1] was. Zij hadden daar ’s avonds drank gedronken. Gedurende de nacht is zij op de bank gaan liggen. [getuige 1] wilde eten halen en rond 07.00 uur gingen [getuige 1] en [getuige 2] uit de woning weg. Aangeefster bleef met verdachte in de woning. Aangeefster zegt weer in slaap te zijn gevallen op de bank. Verdachte lag met zijn hoofd bij haar voeten. Aangeefster heeft verklaard dat zij voelde dat haar teen in de mond van verdachte werd gedaan. Zij heeft haar voet teruggetrokken. Daarna voelde ze dat verdachte haar voet vastpakte en dat zijn tong vanaf haar enkels naar boven ging tot haar billen. Zij voelde dat haar jurk omhoog werd geduwd tot aan haar heup, dat hij met zijn hand haar jurk naar boven deed en dat daarna zijn hoofd er achteraan kwam en hij zo naar boven ging. Verdachte ging met zijn tong over haar linkerbeen. Zij wilde dit niet en heeft haar jurk naar beneden gedaan. Daarna deed verdachte haar jurk weer omhoog en ging verdachte met zijn tong over haar billen. Ze probeerde haar benen bij elkaar te houden. Ze voelde de druk van de hand van verdachte en verdachte duwde haar been weg en haar benen gingen iets uit elkaar. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte met zijn hand tussen haar benen ging. Hij ging met zijn hand in haar string en zat met zijn hand op haar geslachtsdeel. Aangeefster heeft verklaard dat zij verdachte heeft weggeduwd en zich heeft losgerukt en is weggerend naar de badkamer. Daar heeft ze zich opgesloten tot [getuige 1] en [getuige 2] thuis kwamen. Zij heeft toen geluiden gemaakt zodat [getuige 1] en [getuige 2] haar zouden horen. Daarna heeft ze hen verteld wat er was gebeurd. [3]
De rechtbank maakt uit getuigenverklaringen [4] van zowel [getuige 1] als [getuige 2] op dat zij gebonk hoorden toen zijn thuiskwamen. [getuige 2] heeft tevens verklaard dat [slachtoffer] zich had opgesloten in de badkamer. [5] Daarmee bevestigen zij naar het oordeel van de rechtbank wezenlijke onderdelen uit de verklaring van [slachtoffer] . Daarbij betrekt de rechtbank nog dat [getuige 2] heeft verklaard dat hij paniek bij [slachtoffer] zag en dat [getuige 1] heeft verklaard [6] dat hij zag dat [slachtoffer] tranen in haar ogen had en in shock was. Naar het oordeel van de rechtbank ondersteunt dit eveneens in voldoende mate de verklaring van [slachtoffer] , zodat de rechtbank de verklaring van aangeefster betrouwbaar acht.
Nu de verklaring van aangeefster aldus voldoende steun vindt in de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] , zal de rechtbank uitgaan van haar lezing en heeft zij de overtuiging dat verdachte de hem verweten gedragingen heeft begaan. De handelingen die zijn gepleegd – het aan de billen likken en aanraken van de vagina – zijn naar het oordeel van de rechtbank, temeer gezien het leeftijdsverschil tussen aangeefster en verdachte, in strijd met de sociaal-ethische norm en derhalve aan te merken als ontuchtig.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks14 augustus 2015 te Huissen, gemeente Lingewaard, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , buiten echt,
een of meerontuchtige handelingen heeft gepleegd, door aan haar billen te likken en met zijn hand over haar vagina te wrijven, terwijl die [slachtoffer] toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling, diagnostisch onderzoek en een contactverbod met [slachtoffer] , en voorts tot het verrichten van een werkstraf voor de duur van 180 uren, te vervangen door 90 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 29 augustus 2016;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 23 mei 2016.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft, toen hij 25 jaar was, ontuchtige handelingen gepleegd met en meisje dat op dat moment 15 jaar was. Dit deed hij door haar billen te likken en zijn hand op haar vagina te leggen. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij zich heeft vergrepen aan dit meisje zonder na te denken over de gevolgen voor het slachtoffer. Meisjes op die leeftijd dienen beschermd te worden tegen zichzelf en tegen personen die op seksueel gebied misbruik van hen willen maken. Door het slachtoffer te betasten, heeft verdachte een inbreuk gemaakt op haar lichamelijk integriteit. Het is een feit van algemene bekendheid dat een dergelijke inbreuk ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid of seksuele ontwikkeling van het slachtoffer.
De rechtbank houdt ook rekening met het omtrent verdachte opgesteld reclasseringsrapport. Hieruit blijkt dat verdachte ten tijde van het incident veel zorgen had om zijn broertje en daarnaast problemen had met zijn werk. Daardoor is verdachte steeds meer op stap gegaan met vrienden en steeds meer alcohol gaan drinken. Verdachte heeft sinds begin 2016 een relatie en een uitkering waarvan hij kan rondkomen. Verdachte heeft aangegeven dat hij inmiddels zijn alcoholgebruik in de hand heeft. Daarom houdt de rechtbank er bij de strafmaat rekening mee dat het bewezen verklaarde feit een eenmalig incident lijkt te zijn geweest.
Alles afwegend acht de rechtbank een forse werkstraf passend en geboden. De rechtbank acht het daarnaast ook van belang een stok achter de deur te hebben. De rechtbank zal daarom een deel van de werkstraf voorwaardelijk opleggen. De rechtbank verbindt hieraan een proeftijd van drie jaren. De rechtbank ziet geen meerwaarde in de oplegging van bijzondere voorwaarden. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van een incident en is een behandeling niet noodzakelijk. Verdachte heeft aangegeven dat hij zijn gedrag in de hand heeft, bovendien zijn er sinds dit strafbare feit geen incidenten meer voorgevallen. De rechtbank acht niet gebleken dat verdachte thans nog hulp nodig heeft. Tevens ziet de rechtbank – nu er sprake is van een incident – niet de noodzaak in van een contactverbod.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde [slachtoffer] zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 530,80 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht,
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij tot betaling van het bedrag van € 530,80 toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering te verklaren gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging verzocht de immateriële schade te matigen tot een bedrag van € 250,-.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Reiskosten
Als gevolg van het bewezenverklaarde heeft de benadeelde partij reiskosten gemaakt. Deze kostenposten zijn door de verdediging inhoudelijk niet betwist. Nu de schadepost naar het oordeel van de rechtbank voldoende is onderbouwd, is zij van oordeel dat de vordering met betrekking tot deze schadepost ad € 5,80 kan worden toegewezen.
Telefoonkosten
De benadeelde partij heeft ook schadevergoeding gevorderd voor de telefoonkosten. De hoogte van deze schade is niet door de benadeelde partij onderbouwd. De benadeelde partij zal dan ook niet-ontvankelijk verklaard worden in dit deel van haar vordering, nu de behandeling van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Door de ontucht – waarbij de benadeelde partij op haar billen is gelikt en haar vagina is betast – is de benadeelde partij op andere wijze in haar persoon aangetast. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid, rekening houdend met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te wijzen, zal een smartengeld van € 250,- worden toegekend. De benadeelde partij zal voor het overige deel van haar vordering niet-ontvankelijk verklaard worden.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij(en).
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 14 augustus 2015.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 63 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
 een
werkstrafgedurende
180 (honderdtachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 (negentig) dagen;
 bepaalt dat van deze werkstraf
60 (zestig) urenniet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
 bepaalt daarbij dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarenheeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
 veroordeelt verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van
€ 255,80(tweehonderd vijfenvijftig euro en tachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2015 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag
te betalen van € 255,80(tweehonderd vijfenvijftig euro en tachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 5 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C.M. Snellen (voorzitter), mr. P.C. Quak en mr. J. Barrau, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.G.A. Luijckx, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 oktober 2016.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost Nederland, dienst regionale recherche, afdeling thematische opsporing, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2015397357, gesloten op 4 oktober 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 31-32; verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 10 oktober 2016.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 32-34.
4.Proces verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 38-39 en proces verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 43.
5.Proces verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 38-39.
6.Proces verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 43.