ECLI:NL:RBGEL:2016:5641

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 oktober 2016
Publicatiedatum
21 oktober 2016
Zaaknummer
05/840591-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deels voorwaardelijke gevangenisstraf voor bedreiging met een mes

Op 21 oktober 2016 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 30 mei 2016 in de gemeente Renkum een medewerkster heeft bedreigd met een mes. De verdachte, die bij een stichting verbleef, had een conflict met een medebewoner en bedreigde de medewerkster door een mes in zijn hand te houden en dreigende woorden te uiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte twee hakkende bewegingen heeft gemaakt met het mes en daarbij heeft gezegd: 'Ik steek je neer, ik steek je neer'. De rechtbank oordeelde dat de bedreiging wettig en overtuigend bewezen was, ondanks de verdediging die stelde dat er slechts één stekende beweging was gemaakt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 75 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en behandeling voor zijn psychische problemen. De rechtbank hield rekening met de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte en de noodzaak voor behandeling om recidive te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/840591-16
Datum uitspraak : 21 oktober 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] , [woonplaats] .
raadsvrouw: mr. M.G.M. Frerix, advocaat te Ede.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 07 oktober 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 mei 2016, in de gemeente Renkum, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes in zijn hand(en) genomen en/of dat mes gericht op die [slachtoffer] en/of daarmee een of meer stekende en/of hakkende beweging(en) heeft gemaakt naar en/of in de richting van die [slachtoffer] , die zich toen daar in de onmiddellijke omgeving van hem, verdachte bevond en/of (daarbij) opzettelijk dreigend die [slachtoffer] heeft toegevoegd de woord(en) "Ik steek je neer, ik steek je neer", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte woont bij de [naam 1] . Op 30 mei 2016 had verdachte een conflict met een medebewoner. [slachtoffer] , een medewerkster bij de [naam 1] , heeft bij de woning van verdachte aangebeld. Verdachte deed de deur open. Hij had een mes in zijn handen. Hij heeft het mes boven zijn hoofd gehouden met de punt van het mes in de richting van [slachtoffer] . De afstand tussen [slachtoffer] en verdachte was toen ongeveer 1 à 2 meter. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte [slachtoffer] heeft bedreigd door een mes op haar te richten en één hakkende of stekende beweging te maken. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de vraag of verdachte hierbij ook de woorden heeft toegevoegd: “Ik steek je neer, ik steek je neer”.
Beoordeling door de rechtbank
De officier van justitie en de verdediging verschillen van mening over de vraag of verdachte één of meer hakkende of stekende bewegingen heeft gemaakt en de vraag of verdachte daarbij heeft gezegd ‘ik steek je neer, ik steek je neer’. Hieromtrent overweegt de rechtbank als volgt.
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte twee hakkende bewegingen maakte met het mes en dat zij hoorde dat verdachte riep: “Ik steek je neer, ik steek je neer!”. [3]
Verdachte heeft verklaard dat hij één stekende beweging heeft gemaakt. [4] Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij hierbij heeft gezegd: “Ga weg, of ik steek je neer!” [5]
Hoewel verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij de woorden, die in zijn verklaring afgelegd bij de politie zijn vastgelegd, niet heeft uitgesproken, zal de rechtbank verdachte houden aan deze verklaring, die hij kort na het voorval bij de politie heeft afgelegd. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van deze verklaring. Verdachte heeft ook verklaard in deze verklaring te volharden en hij heeft zijn handtekening onder de verklaring gezet. Bovendien wordt deze ondersteund door de verklaring van aangeefster.
Anders dan de verdediging acht de rechtbank bewezen dat verdachte twee hakkende bewegingen heeft gemaakt in de richting van aangeefster, nu zij dit bij de politie verklaard heeft en de rechtbank geen reden heeft te twijfelen aan deze verklaring.
Gelet op de vastgestelde feiten en omstandigheden en hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat verdachte [slachtoffer] heeft bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft hij een mes boven zijn hoofd gehouden met de punt richting die [slachtoffer] , heeft hij twee hakkende bewegingen gemaakt terwijl die [slachtoffer] op 1 à 2 meter afstand van hem stond, en heeft hij gezegd ‘ik steek je neer, ik steek je neer’.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks30 mei 2016, in de gemeente Renkum, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling,immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes in zijn hand
(en)genomen en
/ofdat mes gericht op die [slachtoffer] en
/ofdaarmee
een of meer stekende en/ofhakkende beweging
(en
) heeftgemaakt
naar en/ofin de richting van die [slachtoffer] , die zich toen daar in de onmiddellijke omgeving van hem, verdachte bevond en
/of (daarbij
)opzettelijk dreigend die [slachtoffer] heeft toegevoegd de woord(en) "Ik steek je neer, ik steek je neer"
, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen, waarvan 75 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, klinische behandeling voor de duur van maximaal één jaar, ambulante behandeling, een drugs- en alcoholverbod te controleren door middel van urinecontroles en begeleid wonen, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie heeft verzocht de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging kan zich vinden in de eis van de officier van justitie, maar verzoekt aan de bijzondere voorwaarden een proeftijd te verbinden van twee jaren.
De verdediging heeft zich niet verzet tegen het dadelijk uitvoerbaar verklaren van de bijzondere voorwaarden.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 7 september 2016;
- voorlichtingsrapportages van Reclassering Nederland, gedateerd 31 mei 2016, 10 augustus 2016, 2 september 2016 en 30 september 2016;
- een psychologische rapportage Pro Justitia van [naam 2] , gedateerd 15 juli 2016.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een medewerkster van de stichting waar hij verbleef bedreigd met een mes en hierbij gezegd dat hij haar zou neersteken. Dit heeft hij gedaan binnen een setting waarin sprake was van ruzie tussen hem en een andere cliënt van de stichting, waarbij duidelijk was dat verdachte erg boos was.
Bedreiging met een wapen is een ernstig feit, dat door het gewelddadig en bedreigend karakter ervan zeer beangstigend voor het slachtoffer kan zijn en vaak nog lang in diens herinnering blijft. Daarnaast veroorzaken dergelijke delicten gevoelens van angst en onveiligheid binnen de samenleving in het algemeen.
Uit het rapport van de psycholoog komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een autisme spectrum stoornis. Tevens is sprake van afhankelijkheid van cannabis en cocaïne, het laatste in langdurige remissie onder toezicht. Daarnaast is sprake van een licht zwakzinnige beperking en een gemengde persoonlijkheidsstoornis in ontwikkeling.
De rechtbank houdt rekening met de conclusie in het rapport van de psycholoog dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar kan worden beschouwd.
De psycholoog heeft geadviseerd dat het – nu het risico op herhaling groot is en om dat risico te laten afnemen – nodig is om verdachte te behandelen. Uit het rapport van de reclassering blijkt dat verdachte recent is gestart met een klinische behandeling bij [naam 3] te Oostrum. Verdachte heeft daar zijn draai gevonden, volgt de diverse therapieën en arbeidsblokken trouw en zijn er inmiddels behandeldoelen in een behandelplan gesteld. Volgens de psycholoog binnen [naam 3] , [naam 4] , heeft verdachte in ieder geval één jaar klinische behandeling nodig.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden. Gelet op de aard en ernst van de bij verdachte vastgestelde diagnose, de geadviseerde bijzondere voorwaarden en de duur van de klinische behandeling en de geadviseerde nazorg, waarbij naar begeleid wonen zal worden gewerkt, acht de rechtbank een proeftijd van drie jaren noodzakelijk om toe te kunnen zien op een succesvolle behandeling en re-integratie/resocialisatie van verdachte.
Nu verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, en gelet op de problematiek die bij verdachte speelt en het hoge recidiverisico, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 27 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) dagen;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot 75 (vijfenzeventig) dagen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarde(n) dat de veroordeelde:
- zich uiterlijk binnen 5 dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis, tussen 09.00 uur en 11.00 uur, zal melden bij de Reclassering Nederland, [adres 2] ( [nummer] ) en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht. Gedurende zijn klinische behandeling zal deze meldplicht plaatsvinden via een bezoek door de reclassering op zijn behandellocatie;
- zich gedurende maximaal 12 maanden van de proeftijd, op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling, zal laten opnemen in Forensisch Psychiatrische Afdeling [naam 3] , of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij betrokkene zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven;
- medewerking verleent aan ambulante behandeling door een forensisch psychiatrische polikliniek, of soortgelijke instelling, indien na zijn klinische behandeling, in het kader van nazorg, aanvullende ambulante behandeling voor zijn autistische en- of verslavingsproblematiek nodig wordt geacht, zulks ter beoordeling van de reclassering. Hierbij dient veroordeelde zich te houden aan de aanwijzingen die hem in dat kader worden gegeven, zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van alcohol en drugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- medewerking verleent aan een traject richting een instelling voor 24-uurs begeleid wonen. hij wordt dan verplicht daar te verblijven en zich te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
- Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
- Beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg (voorzitter), mr. J.M. Hamaker en mr. E.C. Ruinaard, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.I. Warringa, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 oktober 2016.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016265845, gesloten op 1 juni 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 16; verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 oktober 2016.
3.Proces-verbaal van aangifte, p. 16.
4.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 oktober 2016.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 20.