“(…) Mevrouw [naam 1] was een vriendin van mijn zus en zij kwam al 70 jaar in onze familie. Op feestdagen, kerst en verjaardagen was zij vaak aanwezig bij onze familie. Ik zag haar 4 a 5 keer per jaar.
(…)
Tijdens het bezoek op tweede kerstdag (2013, toevoeging rechtbank) heeft zij gevraagd of ik haar financiële zaken wilde behartigen. Ik deed dat ook al voor mijn zus, haar vriendin, en ik werd daarvoor door mijn broer gecontroleerd. Ik wilde de financiën wel gaan regelen voor mevrouw [naam 1] , maar dat wilde ik wel op gecontroleerde wijze doen en daarom is er bewind voering aangevraagd.
Sinds die bewind voering heb ik wekelijks contact met mevrouw [naam 1] .
Ten tijde van het opstellen van de verklaring van 28 april 2013 zag ik mevrouw [naam 1] ongeveer 4 a 5 keer per jaar.
Toen mevrouw [naam 1] onder bewind werd gesteld in februari 2014 was haar gezondheid lichamelijk goed, maar had zij slecht zicht. Zij keek als het ware door een heel smal tunneltje. Ze had wel hulpmiddelen om beter te kunnen zien. Bijvoorbeeld een heel groot vergrootglas met licht erin en nog een ander apparaat. Op dat apparaat kon je een papier leggen en dat werd dan vergroot op een scherm. Mevrouw [naam 1] kon daar niet goed mee omgaan. Alles verschoof de hele tijd. Het vergrootglas stond in een hoek en gebruikte zij nauwelijks. (…)
Medio 2013 was mevrouw [naam 1] geestelijk nog helemaal in orde voor zover ik kon zien.
(…)
U houdt mij voor de verklaring van 29 oktober 2014 (productie 13). Daar staat mijn handtekening op. Ik heb eerst het kladje, ik bedoel daarmee de verklaring van 28 april 2013, aan haar voorgelezen. Zij wist daar niets van. Een week daarna had ik de verklaring van 29 oktober 2014 opgesteld en zij heeft die nadat deze is voorgelezen, ondertekend in het bijzijn van mijn vrouw. Ik moest haar hand vastpakken en zeggen waar zij moest tekenen.
Dat was in 2013 ook al zo.
U vraagt mij hoe ik heb vastgesteld dat zij het had begrepen. Ik heb het voorgelezen, toen knikte zij ja ter bevestiging en zei dat het goed was.
Mevrouw [naam 1] is nu niet meer in staat om een verklaring bij de rechtbank af te leggen.
Zij is daartoe ook niet in staat wanneer de rechter naar de zorginstelling zou komen.
Zij heeft begin 2015 een zwaar herseninfarct gehad.
(…)
Met betrekking tot de verklaring van 29 oktober 2014 hebben we het er niet over gehad dat ik de bewindvoerder was, dus ik weet niet of ze zich dat toen besefte. Ze was in die tijd wel een beetje vergeetachtig, maar dat is niet gek gelet op haar leeftijd. Zij heeft verklaard dat ze niet op de hoogte was en dat ze het niet eens was met de inhoud van de verklaring van 28 april 2013. Zij heeft dat zo verklaard en het is niet zo dat ze het vergeten was.
(…)
De loep werd niet door mevrouw [naam 1] gebruikt. Ik weet dat omdat de loep in een hoek van de kamer stond op een standaard. Dat was nog in haar oude huis. De loep stond niet bij de telefoon, maar juist in de andere hoek.”