Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 23 september 2016
- de aankondiging van een eis in reconventie van 30 september 2016
- de brief van 30 november 2016 met producties van [gedaagde]
- de mondelinge behandeling van 3 oktober 2016
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van [gedaagde] met daarin opgenomen een eis in reconventie.
2.De feiten
Artikel 3: Duur en opzegging
e-mail van 12 juni 2016 heeft hij [gedaagde] een voorstel gestuurd ter afwikkeling van de vennootschap. [gedaagde] is niet akkoord gegaan met dit voorstel.
“1. De omzet van de v.o.f. in de komende Vierdaagseperiode wordt als volgt bestemd:
Als eerste wordt aan [eiser] voldaan hetgeen hij zal voorfinancieren voor de
“Tengevolge van het eigenmachtig overboeken van een bedrag ad € 2500,= naar uw eigen rekening (en de rekening van client) heeft u in strijd gehandeld met het vof-contract en/of met de afspraken welke zijn gemaakt ten tijde van het kort geding op 12 juli 2016, welke afspraken deel zijn gaan uitmaken van het vof-contract cq de verplichtingen van de vennoten jegens elkaar. Cliënt is ernstig geschokt door uw handelwijze en heeft elk vertrouwen in u verloren. (..)
3.Het geschil
4.De beoordeling
voorlopig geen voorschotten op de winst mochten worden opgenomen. Het betreffende proces-verbaal bevat slechts afspraken over de bestemming van de in de vierdaagseweek te maken omzet. Zonder nadere bewijslevering, waarvoor in kort geding geen plaats is, kan de door [eiser] gestelde afspraak over de voorschotten op de winst derhalve niet vastgesteld worden. Dit betekent dat de voorzieningenrechter aan de betreffende stelling voorbij gaat en dat ervan wordt uitgegaan dat deze afspraak niet gemaakt is.
€ 2.500,00 aan zichzelf heeft klaargezet. Volgens [eiser] is dit gebeurd omdat hij ervan uitging dat aan het bepaalde onder d van punt 1 van eerdergenoemd proces-verbaal toegekomen zou worden, maar dit acht de voorzieningenrechter niet aannemelijk. De afrekening van de Zomerfeesten was op 25 juli 2016 nog niet opgemaakt en [eiser] heeft bij dagvaarding zelf gesteld dat er op dat moment geen enkele indicatie bestond in hoeverre werd toegekomen aan de in het proces-verbaal opgenomen regeling. Uit het betreffende proces-verbaal blijkt ook duidelijk dat de omzet van de vierdaagse in een vaste volgorde moest worden afgeboekt en dat [eiser] pas een bedrag van de omzet mocht opnemen nadat (ook) alle openstaande crediteuren en alle kosten tot en met de Vierdaagse waren voldaan en er een bedrag van € 10.000,00 als buffer naar de spaarrekening van de vennootschap was geboekt. Vast staat dat met de omzet van de Vierdaagse niet alle crediteuren betaald konden worden, zodat niet is toegekomen aan het bepaalde onder c en dus ook niet aan het bepaalde onder d van punt 1 van het proces-verbaal.
816,00