ECLI:NL:RBGEL:2016:5353

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 oktober 2016
Publicatiedatum
11 oktober 2016
Zaaknummer
05/740073-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting in Apeldoorn met DNA-match na 19 jaar

Op 10 oktober 2016 heeft de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 42-jarige man die werd beschuldigd van verkrachting in 1996. De zaak kwam opnieuw onder de aandacht na het verkrijgen van een DNA-profiel uit sporen die in 1996 bij het slachtoffer waren veiliggesteld. In 2003 werd een DNA-profiel bepaald, maar pas in 2015 werd een match gevonden met de verdachte, die op dat moment in het buitenland gedetineerd was. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer, die gedetailleerd en consistent waren, voldoende bewijs boden voor de schuld van de verdachte. Ondanks de verdediging die pleitte voor vrijspraak op basis van onbetrouwbaarheid van de verklaringen, concludeerde de rechtbank dat de verklaringen van het slachtoffer ondersteund werden door forensisch bewijs, waaronder DNA-matches. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden en moest een schadevergoeding van € 5.600 aan het slachtoffer betalen. De rechtbank hield rekening met de ouderdom van de zaak en het feit dat de verdachte in de tussentijd niet opnieuw voor een dergelijk feit was veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/740073-16
Datum uitspraak : 10 oktober 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd te HvB Ooyerhoekseweg - Zutphen te Zutphen
raadsman: mr. M.Ü. Özsüren, advocaat te Harderwijk.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 30 mei 2016, 16 augustus 2016 en 26 september 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 17 november 1996 te Apeldoorn door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1] gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte die [slachtoffer 1] van achteren heeft benaderd en/of zijn hand voor de mond van die [slachtoffer 1] heeft gehouden en/of (daarbij) de woorden: "je mag me niet zien, je mag je niet omdraaien" en/of "ik haal mijn hand weg als je niet gaat schreeuwen", in elk geval woorden van
gelijke (dreigende) aard of strekking, heeft gebezigd en/of die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding onderzoek
Op 17 november 1996 heeft [slachtoffer 1] (hierna te noemen: aangeefster) aangifte gedaan van verkrachting in Apeldoorn in die nacht. Tijdens het opsporingsonderzoek zijn sporen van de verkrachting bij het slachtoffer veiliggesteld. Dit opsporingsonderzoek heeft destijds niet tot de aanhouding van een verdachte kunnen leiden.
In het kader van het zogenaamde Utrechtse serieverkrachterproject is in 2003 ook in de huidige zaak opdracht gegeven om een DNA-profiel te bepalen uit de bij het slachtoffer aangetroffen sporen. Het NFI heeft uit meerdere sporen een DNA-profiel kunnen verkrijgen. Vergelijking met de DNA-database bij het NFI heeft in 2003 geen verder resultaat gehad.
Naar aanleiding van een (regelmatig uitgevoerde) vergelijking tussen de Nederlandse DNA-databank en een aantal buitenlandse DNA-databanken in 2015 is een match gerapporteerd. De rapportage van deze match heeft de politie tot verdachte geleid.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting van het aangeefster.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft iedere betrokkenheid bij het tenlastegelegde ontkend. De verdediging heeft voor vrijspraak gepleit en heeft daaraan, kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. De verklaringen van aangeefster zijn onvoldoende betrouwbaar. Zij heeft in 2015 tegenstrijdig verklaard ten opzichte van haar verklaringen in 1996. Het is onduidelijk hoe het heeft kunnen gebeuren dat aangeefster de dader op geen enkel moment heeft kunnen zien. Door onduidelijkheden in de verklaringen van aangeefster staat voor de verdediging niet vast dat er sprake was van seksueel binnendringen, zoals tenlastegelegd. Derhalve dient verdachte te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.
Voorts heeft de verdediging twee alternatieve scenario’s naar voren gebracht. Ten eerste heeft verdachte aangegeven dat hij in de betreffende periode regelmatig seks had in privéhuizen in Apeldoorn. Hij maakte onder andere gebruik van het huis gelegen aan de [adres] op 10 meter van het café [naam 1] , welk café het slachtoffer die betreffende nacht zou hebben bezocht. Het zou kunnen zijn dat na een bezoek van verdachte aan een dergelijk huis, zijn sperma in een gebruikt condoom in handen is gekomen van de dader.
Als tweede alternatieve scenario heeft de verdediging naar voren gebracht dat niet uitgesloten kan worden dat sprake was van vrijwillige seks tussen verdachte en aangeefster. Wellicht dat aangeefster werkzaam was in een van die privéhuizen, waar verdachte met haar in aanraking is gekomen.
Beoordeling door de rechtbank
De verklaringen van aangeefster
Aangeefster heeft verklaard dat zij in de nacht van 16 op 17 november 1996 rond 04.00 uur vanuit het centrum naar haar woning in Apeldoorn liep. Toen zij bij een paadje dicht bij haar woning was, werd ze van achteren beetgepakt door een man. Er werd een arm om haar heengeslagen en een hand op haar mond gelegd. De man trok haar mee naar achteren naar een gebouwtje. [2] De man riep onder meer: “Je mag me niet zien, je mag me niet zien, je mag je niet omdraaien” [3] en: “ als je niet schreeuwt, haal ik mijn hand weg” [4] .
De man maakte de (spijker)broek van aangeefster los en trok die naar beneden. De man deed dat terwijl hij achter haar bleef staan en terwijl hij zijn hand op haar mond hield. Vervolgens heeft de man zijn penis in de vagina van aangeefster gebracht en had hij gemeenschap met haar. Vlak voordat de man klaar kwam, haalde hij zijn penis uit de vagina en kwam klaar op de buik van aangeefster. [5] Nadat aangeefster naar huis was gevlucht, heeft ze een vriend gebeld. Deze heeft vervolgens de politie gebeld.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster
In tegenstelling tot de verdediging acht de rechtbank de verklaringen van aangeefster voldoende betrouwbaar. De rechtbank hecht de grootste bewijswaarde aan de verklaringen van aangeefster zoals zij deze heeft afgelegd in 1996. Deze verklaringen zijn gedetailleerd, niet onaannemelijk en zijn afgelegd op het moment dat het incident het meest actueel was.
Voorts worden deze verklaringen (op onderdelen) ondersteund door de verklaringen die zij in 2015 in haar aangifte en in 2016 bij de rechter-commissaris heeft afgelegd, door de verklaring van getuige [getuige] en door het forensisch bewijs in dit dossier.
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij in 1996 op een zaterdagnacht door aangeefster is gebeld. Zij klonk overstuur en zei tegen hem dat ze verkracht was. Bij haar woning heeft [getuige] gezien dat aangeefster totaal overstuur en aangedaan was. [6]
Zoals in dit vonnis nader uiteengezet zal worden, is er (uitvoerig) forensisch onderzoek gedaan. Tijdens het sporenonderzoek is het slachtoffer onder andere bemonsterd op haar buik en zijn schede-uitstrijkjes gemaakt. Daarbij kan ervan worden uitgegaan dat een schede-uitstrijkje inwendig wordt afgenomen, zoals ook het slachtoffer heeft bevestigd. [7] In de schede-uitstrijkjes en in het uitstrijkje van de buik kon de aanwezigheid van sperma worden aangetoond. [8] Dit ondersteunt de verklaring van het slachtoffer dat zij vaginaal is gepenetreerd door de penis van de dader en dat de dader op haar buik is klaargekomen.
Met de verdediging heeft ook de rechtbank opgemerkt dat de verklaringen uit 1996 en de verklaringen afgelegd in 2015/2016 op onderdelen tegenstrijdig zijn. Deze tegenstrijdigheden zijn echter niet dusdanig dat in het geheel getwijfeld moet worden aan de betrouwbaarheid van aangeefster. Allereerst is van belang dat de verklaringen ongeveer twintig jaar na het voorval zijn afgelegd. Het is dan ook zeer wel mogelijk dat onderdelen (al dan niet op detailniveau) van een voorval, hoe ingrijpend ook, in de herinneringen zijn vervaagd.
Dat aangeefster heeft verklaard de dader niet te hebben gezien, doet evenmin afbreuk aan de betrouwbaarheid van die verklaringen. Aangeefster heeft verklaard dat de dader steeds zei dat ze hem niet mocht zien, waarbij hij ook haar hoofd heeft weggedraaid. [9] Verder heeft de dader de bril van aangeefster afgedaan en was het donker. [10] Het is daarbij niet ondenkbaar dat een slachtoffer van een verkrachting, gelet op de zeer stressvolle dan wel machteloze situatie waarin deze zich bevindt, uit angst doet wat een belager zegt. De opmerking van aangeefster: “ik heb gelijk mijn best gedaan om die persoon inderdaad niet te zien, omdat mij dat gezegd werd” [11] , acht de rechtbank dan ook aannemelijk.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster, zoals onder het kopje ‘de verklaringen van aangeefster’ weergegeven, en zal de rechtbank van die verklaringen uitgaan.
Het forensisch bewijs
Bij de politie zijn aangeefster en (onder andere) haar spijkerbroek onderzocht en bemonsterd, waarbij de betreffende GGD-arts gebruik maakte van zedenset met nummer [nummer 1] . Deze zedenset werd voor nader onderzoek naar het Gerechtelijk Laboratorium overgebracht. [12] Het Gerechtelijk Laboratorium heeft de onderhavige zaak zaaknummer [nummer 2] gegeven. Door onderzoek door het Gerechtelijk Laboratorium kon in de schede-uitstrijkjes en in het uitstrijkje van de buik uit de zedenset de aanwezigheid van sperma worden aangetoond. [13]
Het NFI (opvolger van het Gerechtelijk Laboratorium) heeft nader DNA-onderzoek gedaan. onder zaaknummer 1996.11.20.034. Uit zeven bemonsteringen sperma uit de onderzoeksset zedendelicten van de buik, van de schede en van de spijkerbroek van het slachtoffer heeft het NFI (deels in 2003 en deels in 2016) DNA-profielen vastgesteld. [14] Deze DNA-profielen zijn vergeleken met het DNA-profiel van verdachte en van het slachtoffer.
De DNA-profielen verkregen uit al de zeven bemonsteringen gaven een match met het DNA-profiel van verdachte. Daarbij is berekend dat de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen andere man matcht met dit DNA-profiel kleiner is dan 1 op 1 miljard. Tevens is het DNA van het slachtoffer in de bemonsteringen aangetroffen. Er zijn geen aanwijzingen gerapporteerd over de aanwezigheid van het DNA van derden. [15]
Gelet op deze forensische conclusies, en met inachtneming van het feit dat verdachte in die tijd in Apeldoorn woonachtig was [16] , acht de rechtbank bewezen dat het sperma aangetroffen in de bemonsteringen bij het slachtoffer van haar schede (inwendig), buik en spijkerbroek van verdachte afkomstig is en tevens dat sprake is geweest van seksueel binnendringen.
Alternatieve scenario’s
Allereerst heeft de verdediging gesteld dat mogelijk het sperma van verdachte in een condoom, na seksueel contact (naar de rechtbank begrijpt:) met een derde in een privéhuis, door een ander is bemachtigd. De rechtbank is van oordeel dat deze alternatieve lezing als onwaarschijnlijk terzijde kan worden gesteld. Zo een derde al aan een door verdachte gebruikt condoom zou zijn gekomen, valt in het gepresenteerde alternatieve scenario niet in te zien hoe dit sperma vervolgens in de schede van het slachtoffer, op haar buik en op haar spijkerbroek is terechtgekomen. Daarbij komt dat in het forensisch onderzoek geen DNA van een derde persoon is aangetroffen, hetgeen wel verwacht zou mogen worden in het door de verdediging gepresenteerde scenario.
Ten tweede heeft de verdediging gesteld dat mogelijk sprake zou zijn geweest van vrijwillige seks welke zou hebben plaatsgevonden in een privéhuis. De rechtbank overweegt dat in hetgeen de verdediging heeft gesteld, dan wel anderszins, geen enkel begin van aannemelijkheid is gegeven voor het standpunt dat het slachtoffer in 1996 seksuele diensten in een privéhuis zou hebben aangeboden. De verdediging heeft het slachtoffer hierover niet bevraagd, ondanks de gelegenheid hiervoor bij het verhoor van de rechter-commissaris. Daarbij komt dat verdachte heeft verklaard altijd een condoom te hebben gebruikt bij zijn seksuele contacten in de privéhuizen. [17] Derhalve valt ook in dit gepresenteerde scenario niet in te zien hoe verdachtes sperma in de schede van het slachtoffer, op haar buik en op haar spijkerbroek is terechtgekomen. Daarnaast past dit scenario geenszins bij de (betrouwbaar geachte) verklaringen van het slachtoffer en van getuige [getuige] , zoals hiervoor weergegeven.
De rechtbank volgt de verdediging dan ook niet in haar gepresenteerde alternatieve scenario’s.
Concluderende overwegingen
Gelet op:
  • de verklaringen van het slachtoffer;
  • het aantreffen van sperma van verdachte in de schede van het slachtoffer, op haar buik en op haar spijkerbroek, en op
  • het ontbreken van een door verdachte verstrekte aannemelijke verklaring met betrekking tot de aanwezigheid van zijn sperma,
is de rechtbank van oordeel dat het verdachte is geweest die bij het slachtoffer door geweld en/of feitelijkheden tegen haar wil seksueel is binnengedrongen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op of omstreeks 17 november 1996 te Apeldoorn door geweld
of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)en
/of bedreiging met geweld of (een
)andere feitelijkhe
(i)d
(en
)[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van
(een)handeling
(en
)die
bestond(en) uit ofmede bestond
(en
)uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1] gebracht en bestaande dat geweld
of die andere feitelijkhe(i)d(en)en
/of die bedreiging met geweld ofdie andere feitelijkhe
(i)d
(en
)hierin dat verdachte die [slachtoffer 1] van achteren heeft benaderd en
/ofzijn hand voor de mond van die [slachtoffer 1] heeft gehouden en
/of(daarbij) de woorden: "je mag me niet zien, je mag je niet omdraaien" en
/of"ik haal mijn hand weg als je niet gaat schreeuwen", in elk geval woorden van
gelijke (dreigende) aard of strekking, heeft gebezigd en
/ofdie [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en
/ofvastgehouden en
/of(aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
verkrachting

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat voor dergelijke feiten ten tijde van het delict mildere straffen werden opgelegd. De in de oriëntatiepunten van de LOVS genoemde straf voor dit feit is naar het oordeel van de verdediging fors. Volgens de verdediging zou, met inachtneming van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, kunnen worden volstaan met een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden onvoorwaardelijk en een taakstraf voor de duur van 200 uren.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 4 juli 2016;
- het reclasseringsrapport gedateerd 24 mei 2016.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte met dit zeer ernstige feit op grove wijze inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Met enkel oog voor zijn eigen seksuele lusten heeft verdachte het slachtoffer in de nacht van achteren benaderd, vastgegrepen en haar verkracht. Deze vernederende handelingen hebben bij het slachtoffer grote psychische gevolgen gehad. Zoals uit de slachtofferverklaring volgt, heeft het slachtoffer zelfs 20 jaar na het gebeuren nog hinder van het handelen door verdachte. Door het stilzwijgen door verdachte heeft het slachtoffer ook gedurende deze bijna 20 jaar moeten leven met het idee dat er geen gerechtigheid heeft kunnen plaatsvinden voor hetgeen zij heeft moeten doorstaan. Dit wordt verdachte zeer kwalijk genomen.
Richtinggevend voor dergelijke feiten is een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. De rechtbank zal evenwel in het voordeel van verdachte rekening houden met de ouderdom van het feit. Daarbij heeft de rechtbank tevens oog voor de omstandigheid dat verdachte in die twintig jaar niet nogmaals voor een dergelijk feit is veroordeeld. Tot slot heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat voor het begaan van dergelijke feiten ten tijde van het delict minder zware straffen werden opgelegd. Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 5.635,00.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de vordering, met uitzondering van een deel van € 35,00, voor vergoeding in aanmerking komt.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat de dagwaarde van de kleding niet onderbouwd is. Daarnaast heeft de benadeelde nooit de politie om teruggave van de kleding verzocht. Evenmin is voldoende onderbouwd dat er een geldbedrag van € 35,00 zou zijn ontvreemd. Het ontvreemden van dit geldbedrag is ook niet aan verdachte tenlastegelegd. Met betrekking tot de immateriële schade heeft de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd dat sprake was van een depressie en dat deze veroorzaakt zou zijn door het tenlastegelegde. De verdediging stelt zich dan ook op het standpunt dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard dan wel moet worden afgewezen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt dat de vordering voor zover deze ziet op ontvreemd geld, niet voor toekenning in aanmerking kan komen, reeds nu het ontvreemden van geld niet is ten laste gelegd. Dit deel van de vordering zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden door het verlies van kleding, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De gevorderde € 100,00 aan kosten voor de kleding is voor toewijzing vatbaar.
Naar het oordeel van de rechtbank is met het bewezenverklaarde strafbare feit de inbreuk op de persoonlijke integriteit van de benadeelde partij gegeven en daardoor rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid wordt deze schade begroot op het gevorderde bedrag van € 5.500,00.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij(en).
De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 17 november 1996.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 36f, 63 en 242 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, met inbegrip van het voorarrest doorgebracht in Frankrijk in verband met het verzoek tot overlevering, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

  • veroordeelt verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde feit tot betaling van
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • verklaart de
Dit vonnis is gewezen door mr. D.S.M. Bak (voorzitter), mr. S.A. van Hoof en mr. M.W. Stoet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C. Aalders, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 oktober 2016.
Mr. Stoet is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, dienst regionale recherche, opgemaakte proces-verbaal met registratienummer: PL0600-2015077675-7, gesloten op 12 april 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , mutatienr: PL0620-/96-688156, gedateerd 17 november 1996, p. 1 en 2.
3.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 38.
4.Proces-verbaal van getuigenverhoor van [slachtoffer 1] , afgelegd bij de rechter-commissaris dd. 7 september 2016, tweede pagina.
5.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , mutatienr: PL0620-/96-688156, gedateerd 17 november 1996, p. 2 en 3.
6.Proces-verbaal van getuigenverhoor van [getuige] , p. 44.
7.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 40.
8.Een rapport van het Gerechtelijk laboratorium van het ministerie van justitie, p. 64.
9.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , mutatienr: PL0620-/96-688156, gedateerd 17 november 1996, p. 3.
10.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 39.
11.Proces-verbaal van getuigenverhoor van [slachtoffer 1] , afgelegd bij de rechter-commissaris dd. 7 september 2016, tweede pagina.
12.proces-verbaal van sporen-onderzoek, mutatienr. PL0620-/96-688156, gedateerd 3 december 1996.
13.Een rapport van het Gerechtelijk laboratorium van het ministerie van justitie, p. 64.
14.Een NFI-rapport, p. 51 en 53 en een NFI-rapport, zaaknummer 1996.11.20.034, gedateerd 26 augustus 2016, opgesteld door dr. [naam 2] , p. 1 en 4.
15.een NFI-rapport, zaaknummer 1996.11.20.034, gedateerd 26 augustus 2016, opgesteld door dr. [naam 2] , p.5 en 6.
16.Verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting dd. 26 september 2016.
17.Verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting dd. 26 september 2016.