In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Gelderland, is op 28 september 2016 een vonnis gewezen in de zaak tussen twee eisers en twee gedaagden. De zaak betreft de verjaring van vensters die uitzicht geven op het naburige erf, in het bijzonder in het kader van artikel 5:50 BW. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verjaring van vensters die in strijd zijn met dit artikel alleen loopt voor zover de vensters daadwerkelijk uitzicht bieden op het naburige erf. De rechtbank heeft de getuigenverhoren heropend om te onderzoeken of er gedurende twintig jaar sprake is geweest van vensters die uitzicht gaven op het erf van de gedaagde. De eisers hebben gesteld dat er bij de aankoop van hun percelen in 1988 geen beplanting aanwezig was die het uitzicht belemmerde. De rechtbank heeft vastgesteld dat het aan de eisers is om feiten te stellen die de verjaring onderbouwen. Daarnaast is er een discussie ontstaan over de aanwezigheid van coniferen op het erf van de eisers, waarbij deskundigenrapporten zijn ingediend over de leeftijd en aanplant van deze bomen. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de vordering tot verwijdering van de coniferen zal worden afgewezen, en dat de getuigenverhoren zullen worden heropend om verder bewijs te verzamelen. De zaak zal opnieuw op de rol komen voor het opgeven van getuigen en hun verhinderdagen.