ECLI:NL:RBGEL:2016:5228

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 oktober 2016
Publicatiedatum
3 oktober 2016
Zaaknummer
05/900919-10 en 05-740129-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor zware mishandeling en verwaarlozing van een minderjarige met fatale gevolgen

Op 3 oktober 2016 heeft de Rechtbank Gelderland te Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 26-jarige man uit Arnhem, die werd beschuldigd van zware mishandeling en verwaarlozing van zijn 8 maanden oude zoon, wat leidde tot de dood van het kind. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 46 maanden. De moeder van het kind, die ook 26 jaar oud is en de partner van de man, werd vrijgesproken van alle aanklachten. De zaak kwam voort uit een onderzoek naar kindermishandeling, waarbij de verdachte en zijn partner betrokken waren. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de mishandeling van het kind, waaronder diverse letsels die waren vastgesteld door forensische artsen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk en met voorbedachten rade geweld had toegepast op zijn zoon, wat resulteerde in ernstige verwondingen en uiteindelijk de dood van het kind. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de aanklachten tegen de moeder, omdat er onvoldoende bewijs was dat zij op de hoogte was van de mishandeling of dat zij nalatig was in haar zorg voor het kind. De uitspraak is gedaan na een uitgebreid proces, waarin verschillende zittingen hebben plaatsgevonden en deskundigen zijn gehoord.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers : 05/900919-10 en 05-740129-16
Datum uitspraak : 3 oktober 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] 1990 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] , [woonplaats]
raadslieden: mr. J. Steenbrink en mr. S.F.W. van ‘t Hullenaar, advocaten te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 april 2016, 2 mei 2016 en 19 september 2016.
Deze zaak is eerder - onder parketnummer 05/900920-10 - aangebracht bij deze rechtbank, in welke procedure het openbaar ministerie op 26 juni 2013 niet-ontvankelijk is verklaard. Bij arrest d.d. 16 september 2014 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden beslist dat het openbaar ministerie wel ontvankelijk is en is de zaak terug gewezen naar deze rechtbank.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Onder parketnummer 05/900919-10
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
dat zij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 januari
2010 tot 29 augustus 2010, te Arnhem, in ieder geval in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander, of anderen, althans alleen, haar zoontje [slachtoffer] (geboortedatum [geboortedatum 2] ) (telkens) opzettelijk, en/of met voorbedachten rade, heeft mishandeld,
hebbende zij en/of haar mededader(s), op die [slachtoffer] , (telkens) opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, (heftig) uitwendig mechanisch (botsend) geweld toegepast,
door die [slachtoffer] (met kracht) te slaan en/of (met kracht) te stoten en/of te
knijpen en/of (met kracht) te stompen en/of (met kracht) duwen en/of (met
kracht) trekken en/of (met kracht) trekken,
tengevolge waarvan die [slachtoffer] letsel heeft bekomen, te weten
- bloeduitstortingen aan de ledematen en/of aan de behaarde hoofdhuid en/of
de hals rechts zijwaarts en/of onder het linker onderooglid en/of de borstkas
links en/of de rug rechts en links en/of de linker oorschelp (letsels genoemd
onder A5 van het sectieverslag d.d. 28 maart 2011) en/of
- een breuk van de lange pijpbeen van het linker bovenbeen en/of een breuk van het rechter bovenbeensbot en/of meerdere ribbreuken aan de linker- en rechter voorzijde en/of een kleine breuk van de twaalfde borstwervel (letsels genoemd onder A1 van het sectieverslag d.d. 28 maart 2011) en/of
- een bloeduitstorting aan de binnenzijde van de schedelhuid midboven (zoals genoemd onder B3 van het sectieverslag d.d. 28 maart 2011);
2.
dat zij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2010 tot en met 29 augustus 2010, te Arnhem, in ieder geval in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander, of anderen, althans alleen,
haar zoontje [slachtoffer] (geboortedatum [geboortedatum 2] ) (telkens) opzettelijk, en/of met voorbedachten rade, heeft mishandeld,
hebbende zij en/of haar mededader(s), op die [slachtoffer] , (telkens) opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, (heftig) uitwendig mechanisch (botsend) geweld toegepast,
door die [slachtoffer] (met kracht) te slaan en/of (met kracht) te stoten en/of te
knijpen en/of (met kracht) te stompen en/of (met kracht) duwen en/of (met
kracht) trekken en/of (met kracht) trekken,
tengevolge waarvan die [slachtoffer] letsel heeft bekomen, te weten
- bloeduitstortingen aan de midden bovenbuik en/of hoog bovenbuik en/of
midwaarts rug ter hoogte van de wervelkolom (letsels genoemd onder A4 van het
sectieverslag d.d. 28 maart 2011) en/of
- een bloeduitstorting in de vetweefsels van de dunne darm en/of vetkapsels van de rechter nier en/of onder de maagrand en/of onder het middenrif rechts en/of in beide bijnieren (letsels genoemd onder B1 van het sectieverslag d.d. 28 maart 2011) en/of
- een bloeduitstorting aan de buitenzijde van het ruggenmerg op halsniveau (zoals genoemd onder B4 van het sectieverslag d.d. 28 maart 2011),
terwijl dit feit (de letsels genoemd onder A4 en/of B1 en/of B4 van het sectieverslag d.d. 28 maart 2011) de dood van die [slachtoffer] tengevolge heeft gehad;
3.
dat zij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 januari
2010 tot en met 29 augustus 2010, te Arnhem, in ieder geval in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander, of anderen, althans alleen,
[slachtoffer] (geboortedatum [geboortedatum 2] ), zijnde verdachtes zoontje tot wiens onderhoud en/of verzorging verdachte krachtens de wet (art. 1:247 BW) verplicht was,
(telkens) opzettelijk in een hulpeloze toestand heeft gebracht en/of gelaten, door die [slachtoffer] de nodige (medische) zorg te onthouden en/of die [slachtoffer] (stelselmatig) te verwaarlozen
terwijl dit feit de dood van die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.
Onder parketnummer 05/740129-16
1.
zij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2010 tot en met 29 augustus 2010 te Arnhem,
zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en/of nalatig heeft gehandeld, immers heeft zij, verdachte:
- nadat in de periode van 1 januari 2010 tot en met 1 augustus 2010 een of meerdere keren bij [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] ) blauwe plekken waren geconstateerd en/of
- nadat op 15 april 2010 bij [slachtoffer] een fractuur in het linkerbovenbeen was ontdekt en/of aan verdachte was medegedeeld dat het AMK in kennis was gesteld en op 4 mei 2010 door een vertrouwensarts aangifte was gedaan ter zake zware mishandeling van [slachtoffer] en/of verdachte en [medeverdachte] op 29 juni 2010 als getuigen waren gehoord in een onderzoek naar kindermishandeling van [slachtoffer] ;
- onvoldoende aandacht gehad voor de omstandigheden waaronder [slachtoffer] werd verzorgd en/of er voor [slachtoffer] werd gezorgd en/of onvoldoende zorg gedragen voor een 'veilig thuis'-situatie, hierin bestaande dat verdachte hetzij onvoldoende heeft voorkomen dat door [medeverdachte] geweld werd gepleegd tegen [slachtoffer] hetzij onvoldoende er voor zorg heeft gedragen te voorkomen in een situatie terecht te komen waarin zij zelf is overgegaan tot het plegen van geweld tegen [slachtoffer] ;
- waarna [slachtoffer] letsel heeft opgelopen, te weten bloeduitstortingen aan de
midden bovenbuik en/of hoog bovenbuik en/of midwaarts rug en/of bloeduitstortingen
in de nier en/of onder de maagrand en/of onder het middenrif rechts en/of in beide
bijnieren en/of aan de buitenzijde van het ruggenmerg (letsels genoemd onder A4,B1
en B4 van het sectieverslag van 28 maart 2011),
ten gevolge waarvan [slachtoffer] is overleden;
2.
zij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 augustus
2010 tot en met 29 augustus 2010 te Arnhem,
zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en/of nalatig heeft gehandeld immers heeft zij, verdachte:
- nadat in de periode van 1 januari 2010 tot en met 1 augustus 2010 een of meerdere keren bij [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] ) blauwe plekken waren geconstateerd en/of
- nadat op 15 april 2010 bij [slachtoffer] een fractuur in het linkerbovenbeen was ontdekt en/of aan verdachte was medegedeeld dat het AMK in kennis was gesteld en op 4 mei 2010 door een vertrouwensarts aangifte was gedaan ter zake zware mishandeling van [slachtoffer] en/of verdachte en [medeverdachte] op 29 juni 2010 als getuigen waren gehoord in een onderzoek naar kindermishandeling van [slachtoffer] ;
- onvoldoende aandacht gehad voor de omstandigheden waaronder [slachtoffer] werd verzorgd en/of er voor [slachtoffer] werd gezorgd en/of onvoldoende zorg gedragen voor een 'veilig thuis'-situatie, hierin bestaande dat verdachte hetzij onvoldoende heeft voorkomen dat door [medeverdachte] geweld werd gepleegd tegen [slachtoffer] hetzij onvoldoende er voor zorg heeft gedragen te voorkomen in een situatie terecht te komen waarin zij zelf is overgegaan tot het plegen van geweld tegen [slachtoffer] ,
waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, te weten een breuk in zijn rechter bovenbeensbot en/of een of meerdere ribbreuken.
2a. De geldigheid van de dagvaarding met parketnummer 05/740129-16
De verdediging heeft aangevoerd dat de nieuwe dagvaarding met parketnummer 05/740129-16 nietig moet worden verklaard, omdat de hierin ten laste gelegde feiten qua feitencomplex en verwijt hetzelfde zijn als en dus volledig opgaan in feit 3 van de (oude) dagvaarding met parketnummer 05/900919-10. Dit zou ingaan tegen het beginsel dat niemand voor hetzelfde feit tweemaal mag worden vervolgd, aldus de verdediging.
De officier van justitie heeft hiertegen ingebracht dat de onder feit 3 van parketnummer 05/900919-10 ten laste gelegde periode anders is dan de ten laste gelegde periode onder parketnummer 05/740129-16 en dat de kern van de verwijten anders is, te weten ernstige verwaarlozing enerzijds en het onthouden van een veilige thuissituatie anderzijds. Ook gelet op de feitelijke omschrijving kan niet worden gesproken van eenzelfde feitencomplex , aldus de officier van justitie.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Op grond van artikel 261, lid 1 Wetboek van Strafvordering (Sv) behelst de dagvaarding een opgave van het feit dat ten laste wordt gelegd met vermelding omstreeks welke tijd en waar ter plaatse het begaan zou zijn. Het tweede lid voegt daaraan toe dat de dagvaarding tevens de vermelding behelst van de omstandigheden waaronder het feit zou zijn begaan.
Bij de uitleg van deze bepaling staat centraal dat de tenlastelegging begrijpelijk moet zijn en dat de verdachte zich op basis van de tenlastelegging goed kan verdedigen.
De onderhavige tenlasteleggingen zien op een elkaar overlappende periode, te weten van 1 augustus 2010 tot en met 29 augustus 2010 en betreffen, naar het oordeel van de rechtbank in de kern hetzelfde verwijt. Bovengenoemde tenlasteleggingen zijn georiënteerd op de delictsomschrijvingen in de artikelen 255 (opzetdelict) respectievelijk 307 en 308 (schuld-delicten) van het Wetboek van Strafrecht. In beginsel sluiten zij elkaar logischerwijs uit, maar door deze feiten afzonderlijk naast elkaar ten laste te leggen ontstaat niet een innerlijke tegenstrijdigheid. Immers, voor de rechter wordt aldus de mogelijkheid opengehouden om te kiezen tussen hetzij opzetdelict hetzij schulddelict. Weliswaar is een dergelijke tenlastelegging ongebruikelijk, maar niet ongeoorloofd.
Nu bovendien de zaak met parketnummer 05/900919-10 op de voet van art. 423 lid 2 Sv is terug gewezen en derhalve het onderzoek ter terechtzitting opnieuw is aangevangen, doet zich door de toevoeging van de tenlastelegging met parketnummer 05/740129-16 niet de situatie voor dat verdachte tweemaal voor hetzelfde feit wordt vervolgd. De vervolging vindt immers gelijktijdig plaats.
Daarbij overweegt de rechtbank nog dat - gelet op het onderzoek ter terechtzitting - de verdediging heeft laten blijken de tenlastelegging goed te begrijpen en zich daartegen heeft weten te verweren.
De rechtbank is gezien het bovenstaande van oordeel dat de gehele tenlastelegging in de dagvaardingen met parketnummers 05/900919-10 en 05/740129-16 aan de vereisten van artikel 261 Sv voldoet en verwerpt daarom het nietigheidsverweer van de verdediging.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 29 augustus 2010 om 13:45 uur overleed [slachtoffer] ( hierna te noemen: [slachtoffer] ), geboren op [geboortedatum 2] , op de leeftijd van ruim 8 maanden in het Radboud ziekenhuis te Nijmegen.
[slachtoffer] was die dag vanaf zijn woonadres, [adres 2] te Arnhem, per ambulance overgebracht naar het ziekenhuis, omdat hij niet meer ademde. [slachtoffer] is het kind van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] (hierna worden verdachte en medeverdachte [medeverdachte] ook wel gezamenlijk ‘de ouders’ genoemd). Zij waren beiden op ditzelfde woonadres aanwezig op 29 augustus 2010 toen zij - tussen 11 uur en 12 uur - bemerkten dat [slachtoffer] niet in orde was en op zeker moment niet meer leek te ademen. [2]
Bij onderzoek door verschillende deskundigen naar de oorzaak van het overlijden van [slachtoffer] werden diverse letsels aangetroffen, waaronder uitgebreide traumatische letsels in de bovenbuik [3] .
In het definitieve sectieverslag van 28 maart 2011 van patholoog dr. V. Soerdjbalie-Maikoe staat onder het kopje “interpretatie van resultaten” het navolgende vermeld (onderstrepingen door de rechtbank):

Bij sectie werd het lichaam van een jongetje gezien met lengte en lichaamsgewicht min of meer
conform gemiddeld (sub A2).
Er zijn bij sectie uitgebreide traumatische letsels in de bovenbuik gebleken (sub B1) en was er
bloeduitstorting rondom het ruggenmerg (sub B4). Bij neuropathologisch onderzoek (sub B4)
werden volgens de neuropatholoog in het gebied van het ruggenmerg afwijkingen gezien in de
middelste achterstreng, die zeer goed kunnen passen hij een kort voor het overlijden opgetreden
prikkeling, mogelijk beschadiging van deze lange baan. Mede gezien het gegeven dat bij de
lichaamssectie voornamelijk in het buikgebied letsels werden aangetroffen is het volgens Dr. Kubat zeer aannemelijk dat de veranderingen in deze lange, sensibele baan eveneens veroorzaakt zijn door geweldsinwerking op de romp.
Deletsels aan de buik (sub B1) en het ruggenmerg (sub B4)waren bij leven ontstaan en waren het gevolg van inwerking van heftig uitwendig mechanisch botsend geweld op de (boven)buik en/of rug, zoals bijvoorbeeld door heftig slaan, duwen/drukken, stompen kan worden opgeleverd.De letsels hebben geleid tot bloeduitstorting in de vetweefsels/ wand van de dunne darm en dunne darm perforatie met als verwikkeling daarvan buikvliesontsteking (peritonitis), waarmee het intreden van de dood wordt verklaard.
De letsels sub A4 kunnen in hetzelfde kader van geweldsinwerking zijn ontstaan als de
bovengenoemde geweldsinwerking die de bloeduitstorting in de bovenbuik en de darmperforatie
heeft doen ontstaan.
De breuken aan het beenderstelsel (sub Al) waren bij leven ontstaan door inwerking van heftig
uitwendig mechanisch botsend geweld, zoals door heftig slaan, duwen, drukken, trekken kan
worden opgeleverd.
De letsels sub A5/A6 en B3 waren hij leven ontstaan door inwerking van uitwendig mechanisch
botsend geweld zoals bijvoorbeeld door slaan, stoten kan worden opgeleverd en hebben op zich
geen rol van betekenis gespeeld bij het intreden van de dood.
De letsels sub A6 en B5 zouden ook kunnen zijn ontstaan in het kader van reanimatiehandelingen.
De distributie en aard van de letsels aan de buik, het ruggenmerg, het beenderstelsel en de
uitwendige letsels, zijn op zich danwel in combinatie zeer suspect voor herhaaldelijk
kindermishandeling. (…) Er waren bij macroscopisch, lichtmicroscopisch, metabool-, microbieel en radiologisch onderzoek geen ziekelijke afwijkingen die het overlijden kunnen verklaren of daarvoor van betekenis geweest kunnen zijn.(…)” [4]
Voorts worden in het sectieverslag de volgende resultaten van de in- en uitwendige schouwing beschreven: [5]

A.
1.
[..] Samengevat worden de uitslagen van het radiologisch onderzoek ten aanzien van het beenderstelsel als volgt geïnterpreteerd:
  • er werd radiologisch eengenezen breuk van de lange pijpbeen van het linker bovenbeen (genezen distale femurfractuur links) gezien. Volgens radioloog Robben was deze fractuur bij presentatie op 15 april 2010 al een week oud, verdacht voor (parent) delay. [..]
  • er werd een breuk van hetrechter bovenbeensbot (metafysaire hoek fractuur dorso mediaal distale femur rechts) vastgesteld. Bij sectie werd deze breuk niet gezien met het blote oog, macroscopisch. Bij daaropvolgend lichtmicroscopisch onderzoek werd het beeld van een metafysaire hoekfractuur gezien, welke bij leven was ontstaan. De fractuurouderdom wordt [..] geduid op circa 1-2 weken vóór het overlijden. [..]
  • er werden meerdere oudereribbreuken aan de voorzijde beiderzijdsgezien. Deze waren bij sectie niet te zien (waarschijnlijk als gevolg van het genezingsproces).
  • er warengeenovertuigende schedelbreuken (ook niet bij sectie)
  • volgens radioloog Robben was er eenkleine compressiefractuur (breuk) van de twaalfde borstwervel (Th 12).
  • [..]
[..]
Er waren tekenen van doorgemaakt medisch handelen: [..]
Midden en hoog aan de bovenbuik en midwaarts aan de rug op het niveau van de wervelkolom, waren vele bruine en rood-bruine huidverkleuringen van onderhuidse bloeduitstortingen (welke beter zichtbaar werden met forensisch licht). [..]

[..] wonddateringsonderzoek [..] leverde geen meerwaarde op (VII.

5.
Aan de ledematen, aan het behaarde hoofd, de hals rechts zijwaarts, onder het linker onderooglid, borstkas links, onderbuik links, rug rechts en links, linkeroorschelp) waren vele bruine, groene en rode huidverkleuringen van onderhuidse bloeduitstortingen. [..] Ten aanzien van de letsels aan de rug (V en VI) werd de wondouderdom geschat op letsels van meerdere dagen oud. [..]
6.
[..]
7.
[..]

B.

De buik was bol; bij openen van de buik werd in de buikholte 110 ml bruin-rood troebel vocht vastgesteld. Er was bloeduitstorting in beide bijnieren (bevestigd met micro-scopisch onderzoek). Er was in het gebied van de bloeduitstorting van de dunne darm (duodenum), een verweekt gebied met perforatie. Het buikvlies was dof en toonde fibrineus beslag,het beeld van een peritonitis oftewel buikvliesontsteking. De organen waren met elkaar verkleefd. Er was uitgebreide versterf (necrose), ontsteking en bloedingen (hemorraghie), met plaatselijk bijmenging van lichaamsvreemd materiaal (imponerend als delen van ontlasting). De datering van deze lesies is op basis van voorhanden literatuur niet met zekerheid aan te geven, doch past macroscopisch goed bij eenouderdom van bijvoorbeeld meerdere uren tot dagen oud.
[..]
Er was bloeduitstorting aan de binnenzijde van de schedelhuid midboven.
Er was bij sectie een kleine gelokaliseerde, bloeduitstorting aan de buitenzijde van het ruggenmerg op halsniveau. Neuropathologisch onderzoek van de hersenen en het ruggenmerg werd verricht door Dr. B. Kubat in het NFI. [..] De conclusie luidt als volgt: ‘Het neuropathologisch onderzoek van de hersenen toont het beeld van globale, kort voor het overlijden opgetreden hypoxie (zuurstoftekort) van het centrale zenuwstelsel. In het gebied van het ruggenmerg worden afwijkingen gezien in de middelste achterstreng, die zeer goed kunnen passen bij een kort voor het overlijden opgetreden prikkeling, mogelijk beschadiging van deze lange baan. [..] Mede gezien het gegeven dat bij de lichaamssectie voornamelijk in het buikgebied letsels werden aangetroffen is hetzeer aannemelijk dat de veranderingen in deze lange, sensibele baan eveneens veroorzaakt zijn door geweldsinwerking op de romp.’
[..]
Er was vocht in de borstholten (rechts 14 ml, links 6 ml)
C. Toxicologisch onderzoek werd verricht in het NFI. [...] Op grond van de resultaten van het uitgevoerde toxicologisch onderzoek kan een bijdrage van domperidon aan het overlijden van [slachtoffer] niet worden geconcludeerd noch met zekerheid worden uitgesloten.
D. [..]
E. [..]
Onder punt 7. ‘Conclusie’ vermeldt het sectieverslag: [6]
"
Bij sectie op het lichaam van [slachtoffer] , oud 8 maanden en drie weken, werd het intreden van de dood verklaard door verwikkelingen als gevolg van inwerking van heftig uitwendig mechanisch botsend geweld op de (boven)buik en/of rug. De sectiebevindingen en radiologische bevindingen zijn zeer suspect voor herhaaldelijke kindermishandeling."
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte van de feiten onder parketnummer 05/900919-10 moet worden vrijgesproken en acht de feiten 1 en 2 onder parketnummer 05/740129-16 wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie baseert dit onder andere op de bevindingen van de patholoog en andere medici en heeft gesteld dat medeverdachte [medeverdachte] degene is geweest die [slachtoffer] stelselmatig heeft mishandeld met de dood tot gevolg. Verdachte kan worden verweten dat zij onvoldoende heeft zorggedragen voor een veilige thuissituatie voor [slachtoffer] , aldus de officier van justitie.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit omdat er geen wettig en overtuigend bewijs is voor de ten laste gelegde feiten.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de feiten onder parketnummer 05/900919-10
De rechtbank overweegt allereerst dat op aanvullende vragen naar aanleiding van de sectie forensisch arts dr. R.A.C. Bilo heeft geantwoord:
- Er is overeenstemming over de aanwezigheid van 5 ribfracturen aan de voorzijde van de borstkas die minimaal 1 week en mogelijk 2 tot 3 weken voor het overlijden zijn ontstaan [7] ;
- Alle breuken die bij leven en na overlijden zijn geconstateerd zijn ontstaan door inwerking van heftig uitwendig mechanisch botsend geweld, zoals door heftig slaan, duwen, drukken, trekken kan worden opgeleverd [8] .
- Ten aanzien van de beenbreuk links is het zeer onwaarschijnlijk dat dit het gevolg is van een normaal trauma, zoals een val/ongeval. De beenbreuk rechts betreft een hoekfractuur, die ontstaat bij overstrekken van de gewrichten, zoals bijvoorbeeld optreedt bij schudden. Dit soort hoekfracturen zijn op deze leeftijd nagenoeg bewijzend voor kindermishandeling [9] .
Bij de beoordeling van de resultaten van het genoemde sectie-onderzoek en het radiologische onderzoek betrekt de rechtbank ook de verklaringen die door de deskundigen dr. Soerdjbalie-Maikoe en dr. Bilo zijn verwoord in het proces-verbaal van de terechtzitting van 26 september 2012. [10]
De rechtbank komt op basis hiervan tot het oordeel dat [slachtoffer] verwondingen, die deels tot zijn overlijden hebben geleid, heeft opgelopen door toedoen van mishandeling(en). Daarbij is de rechtbank van oordeel dat gelet op de hoeveelheid en regelmatige terugkeer van letsels, waaronder veel blauwe plekken en een tweetal beenbreuken in relatief korte tijd, er sprake is van stelselmatige mishandeling.
De vraag is of verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de ten laste gelegde mishandeling(en) van [slachtoffer] .
De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend en is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de inhoud van de wettige bewijsmiddelen onvoldoende naar voren is gekomen voor de overtuiging dat verdachte de feiten zoals ten laste gelegd onder 1, 2 en 3 van parketnummer 05/900919-10 heeft begaan.
Van die gehele tenlastelegging zal verdachte dan ook worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de feiten onder parketnummer 05/740129-16
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of verdachte in de periode van 1 augustus 2010 tot en met 29 augustus 2010 verwijtbare schuld heeft gehad aan het overlijden van [slachtoffer] en aan mishandeling van [slachtoffer] waardoor hij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Ook die vraag beantwoordt de rechtbank ontkennend.
De rechtbank heeft niet de overtuiging bekomen dat verdachte op enig moment een zodanige wetenschap had van de ware veroorzaking van de letsels van [slachtoffer] (te weten stelselmatige mishandeling door de vader van [slachtoffer] , haar partner [medeverdachte] ), dat haar verwijtbare schuld in de vorm van nalatigheid kan worden verweten.
In het bijzonder overweegt de rechtbank daartoe dat de meeste letsels die zijn aangetroffen na het overlijden van [slachtoffer] , pas ontdekt werden nadat de sectie had plaatsgevonden, terwijl onvoldoende duidelijk is geworden in hoeverre de bloeduitstorting op de (boven)buik met het blote oog zichtbaar was.
Ten aanzien van de oudere letsels heeft de rechtbank geconstateerd dat verdachte (medische) hulp heeft ingeroepen op de momenten dat daar - geobjectiveerd - aanleiding toe bestond.
Om die reden zal de rechtbank verdachte ook van de gehele tenlastelegging met parketnummer 05/740129-16 vrijspreken.

3.De beslissing

De rechtbank:
Spreekt verdachte vrijvan alle onder parketnummer 05/900919-10 en onder parketnummer
05/740129-16 ten laste gelegde feiten.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Quak (voorzitter), mr. J. Barrau en mr. J. Wiersma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.B. Moll van Charante, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 oktober 2016.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Gelderland-Midden, team Zware Criminaliteit, opgemaakte proces-verbaal, dossier 07TGO10003 (TGO Kruid), gesloten op 2 februari 2012 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier en het doorgenummerde forensisch opsporingsdossier, tenzij anders vermeld.
2.Het onderzoeks/relaasproces-verbaal p. 3; het proces-verbaal van bevindingen uitwerken ‘112-melding’, p. 153-158; het proces-verbaal van bevindingen p. 102-103.;het proces-verbaal van verhoor verdachte , p 1307 en 1308.
3.Een schriftelijke bescheid inhoudende een specialistenbericht van 29 augustus 2010 p. 130; proces-verbaal van bevindingen presentatie R.A.C. Bilo p. 328; Het definitieve sectieverslag van 28 maart 2011 p. 130 van het forensisch opsporingsdossier.
4.Het definitieve sectieverslag van 28 maart 2011, p. 131-132 (forensisch dossier).
5.Het definitieve sectieverslag van 28 maart 2011, p. 129-130 (forensisch dossier).
6.Het definitieve sectieverslag van 28 maart 2011, p. 132 (forensisch dossier).
7.Een schriftelijk bescheid inhoudende een brief ‘beantwoording vraagstelling’ p. 192 (forensisch dossier).
8.Een schriftelijk bescheid inhoudende een brief ‘beantwoording vraagstelling’ p. 193 (forensisch dossier).
9.Een schriftelijk bescheid inhoudende een brief ‘beantwoording vraagstelling’ p. 195 (forensisch dossier).
10.Schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van de terechtzitting van 26 september 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de voorzitter en de griffier in de rechtbank Arnhem in het bijzonder de pagina’s 4, 5, 6, 12, 13, 15 (1e alinea), 17 (laatste alinea), 21, 23 (3e alinea), 27, 30 (2e alinea) en 32.