Overwegingen
1. [D] (hierna: [D] ) is directeur en enig aandeelhouder van eiseres. [E] , broer van [D] , is directeur en enig aandeelhouder van [F] B.V.
2. Bij notariële akte van [2000 1] worden aan [E] in eigendom overgedragen onder meer de onroerende zaken staande en gelegen aan de [A-straat 1] en [A-straat 2] te [Q] (hierna: de panden [A-straat 1] en [A-straat 2] ) met bijbehorende grond ter grootte van ongeveer 1.415 m².
3. Op dezelfde dag ( [2000 1] ) verkoopt en levert [E] aan [D] de panden [A-straat 1] en [A-straat 2] met bijbehorende grond ter grootte van ongeveer 1.415 m². Op [2001 1] wordt deze akte van levering gerectificeerd en wordt tevens een gedeelte van het perceel kadastraal bekend onder gemeente Waardenburg [G] nummer [001] (oud) en nieuw nummer [002] , ter grootte van 15 m² geleverd.
4. Bij notariële akte van [2000 2] wordt door [D] aan eiseres in eigendom overgedragen het pand [A-straat 1] met 600 m² grond voor ƒ 250.000. Het pand is bestemd voor projectontwikkeling. In de akte van levering is vermeld:
“ het registergoed, plaatselijk bekend [A-straat 1] te [Q] , uitmakende een aaneensluitend ter plaatse kennelijk aangeduid gedeelte met een geschatte grootte van ongeveer zes are (6 a) van de percelen kadastraal bekend gemeente Waardenburg, [G] nummers [003] , [004] en [005] .
(…)
Ten aanzien van de afgrenzing van het verkochte en het niet verkochte deel van het registergoed wordt nog vermeld dat niet tot het verkochte behoren de panden [A-straat 2] te [R] met bijbehorende grond.”
Op [2001 2] wordt de akte van levering van [2000 2] gerectificeerd vanwege de levering van voormeld perceel kadastraal bekend gemeente Waardenburg [G] nummer [001] (oud) en nieuw nummer [002] , ter grootte van 15 m².
Eiseres heeft het pand [A-straat 1] voor de aankoopprijs op haar balans geactiveerd.
5. Bij notariële akte van [2007 1] verkoopt eiseres aan [H] het pand [A-straat 1] met bijbehorende grond, groot 109 m², voor € 420.000. en verkoopt [D] aan [H] twee percelen grond bestaande uit parkeerruimte en tuin, groot (volgens latere uitmeting) 257 m² voor € 60.000. Volgens de notariële akte is het pand [A-straat 1] met bijbehorende grond, zijnde 109 m², eerder in eigendom verkregen door eiseres en zijn de twee percelen grond ter grootte van 257 m² eerder in eigendom verkregen door [D] . De verkoopopbrengst is in zijn geheel verantwoord bij eiseres.
6. Bij notariële akte van [2007 2] verkoopt [D] aan [I] een perceel grond ter grootte van 46 m² voor € 10.440. Volgens de notariële akte van levering is dit perceel grond eerder in eigendom verkregen door [D] .
7. Bij notariële akte van [2007 3] verkoopt [D] aan [J] het pand [A-straat 2] met bijbehorende grond ter grootte van in totaal 993 m² voor € 520.000. Volgens de notariële akte van levering is deze onroerende zaak eerder in eigendom verkregen door [D] .
8. Verweerder heeft een onderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van onder meer de aangifte Vpb 2007. De bevindingen van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport van 5 februari 2014. In dit rapport is onder meer geconcludeerd dat [D] 234 m² grond, die in eigendom was van eiseres, heeft verkocht en dat eiseres hierdoor minder opbrengst heeft genoten dan waar zij recht op had, hetgeen als uitdeling dient te worden aangemerkt. Verweerder heeft deze niet genoten opbrengst berekend op € 53.852 (234 x € 230,14).
9. Met dagtekening 12 februari 2014 heeft verweerder de onderhavige navorderingsaanslag Vpb aan eiseres opgelegd, waarbij het eerder vastgestelde belastbaar bedrag is verhoogd tot € 67.506. Tevens is een beschikking heffingsrente ten bedrage van € 2.907 vastgesteld.
10. In geschil is of de navorderingsaanslag Vpb en de beschikking heffingsrente terecht en naar de juiste bedragen zijn opgelegd. In het bijzonder is in geschil of eiseres zich ter zake van de verkoop van de panden [A-straat 1] en [A-straat 2] in 2007 een voordeel heeft laten ontgaan ten voordele van haar aandeelhouder [D] ten bedrage van € 53.852 (winstuitdeling).
Beoordeling van het geschil
11. Uit de hierboven onder 3. en 4. genoemde notariële akten blijkt dat op [2000 1] aan [D] in eigendom zijn overgedragen de panden [A-straat 1] en [A-straat 2] met bijbehorende grond ter grootte van ongeveer 1.430 m² en dat [D] op [2000 2] aan eiseres in eigendom heeft overgedragen het pand [A-straat 1] met 600 m² grond. Eiseres heeft het pand [A-straat 1] met 600 m² grond voor de aankoopwaarde op haar balans geactiveerd.
12. Blijkens de onder 5. genoemde akte heeft eiseres het pand [A-straat 1] met grond verkocht en de verkoopopbrengst van dit pand met in totaal 366 m² grond verantwoord. Eiseres heeft van de resterende grond die zij in eigendom had, te weten 234 m² grond (600 m² – 366 m²), niet een verkoopopbrengst verantwoord. Uit de onder 6. en 7. genoemde akten blijkt dat [D] ter plaatse grond ter grootte van in totaal 1.039 m² heeft verkocht, terwijl hij na de verkoop van het pand [A-straat 1] met 600 m² grond aan eiseres nog maar 830 m² grond in eigendom had. Hieruit kan niet anders worden geconcludeerd dan dat [D] meer grond heeft verkocht dan hij in eigendom had. In de onder 6. en 7. genoemde verkopen van grond door [D] moet dan ook grond van eiseres zijn begrepen.
13. Gelet op het voorgaande heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat de verkoopopbrengst van 234 m² grond aan eiseres toebehoort en aan haar vermogen is onttrokken en door [D] in 2007, ten tijde van de onder 6. en 7. genoemde verkopen, moet zijn genoten. In aanmerking nemende dat voor eiseres en [D] duidelijk moet zijn geweest dat [D] grond heeft verkocht die eiseres in eigendom had, zijn zij zich ook bewust geweest van de bevoordeling van [D] . Met de door [D] genoten opbrengst van de verkoop van 234 m² grond is dan ook sprake van een winstuitdeling.
14. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank ook de hoogte van de verkoopopbrengst en de winstuitdeling aannemelijk gemaakt. Voor de berekening hiervan heeft verweerder aansluiting gezocht bij de onder 6. en 7. genoemde verkopen in 2007, waaruit een waarde van de grond van € 226,96 - € 233,46 per m² naar voren komt.
15. Verweerder heeft vervolgens een waarde van € 230,14 per m² gehanteerd, welke waarde tevens overeenkomt met de waarde die de taxateur van verweerder aan de niet door eiseres geleverde grond heeft toegekend. De stelling van eiseres dat de voor de grond gehanteerde waarde per m² te hoog is en dat moet worden uitgegaan van een waarde van € 50 per m², deelt de rechtbank niet. Eiseres heeft haar stelling niet met stukken onderbouwd. Daarmee komt de door eiseres niet genoten opbrengst op € 53.852 (234 m² x € 230,14), welk bedrag terecht tot haar resultaat is gerekend.
16. Eiseres, op wie de bewijslast rust voor het in aanmerking nemen van een last voor de Vpb, heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat deze verkoopopbrengst, op grond van een verdelingsafspraak met [F] B.V., haar niet volledig zou toekomen. Eiseres heeft haar stelling op geen enkele wijze met stukken onderbouwd.
17. Gelet op het voorgaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
18. Nu eiseres geen afzonderlijke beroepsgronden tegen de in rekening gebrachte heffingsrente heeft aangevoerd, dient ook het beroep inzake de beschikking heffingsrente ongegrond te worden verklaard.
19. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.