In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om een geschil tussen Papko B.V. en de Gemeente Nijmegen over de uitvoering van een overeenkomst met betrekking tot de wijziging van een bestemmingsplan. Papko B.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. G.J.M. Philipsen, heeft de gemeente aangeklaagd omdat zij van mening is dat de gemeente tekort is geschoten in haar verplichtingen uit de overeenkomst. De rechtbank heeft eerder in een tussenvonnis van 29 juli 2015 bepaald dat Papko moest bewijzen dat de gemeente zich zou inspannen om het bestemmingsplan vast te stellen, ongeacht of Papko daadwerkelijk zou bouwen.
Tijdens de procedure zijn getuigen gehoord van beide partijen, maar de rechtbank concludeert dat de getuigenverklaringen weinig concrete feiten bevatten die relevant zijn voor de bewijsvoering. De rechtbank stelt vast dat de gemeente niet zonder meer mocht verwachten dat Papko na de wijziging van het bestemmingsplan zou bouwen. Papko mocht er op vertrouwen dat de inspanningsverbintenis van de gemeente geen verplichting met zich meebracht om binnen korte tijd te bouwen.
De rechtbank oordeelt dat de gemeente toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen en dat dit haar schadeplichtig maakt op basis van artikel 6:74 BW. De rechtbank wijst de vordering van Papko toe, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gemeente wordt veroordeeld in de kosten van het geding, die aan de zijde van Papko zijn begroot op een totaal van € 4.580,02. Het vonnis is uitgesproken op 17 augustus 2016 door mr. R.J.J. van Acht.