ECLI:NL:RBGEL:2016:5191

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 september 2016
Publicatiedatum
29 september 2016
Zaaknummer
05/740026-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van acht personen voor openlijk geweld in Arnhem

Op 29 september 2016 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen acht personen die betrokken waren bij openlijk geweld in het uitgaansgebied van Arnhem. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 22 februari 2014, waarbij meerdere personen betrokken waren in een vechtpartij voor horecagelegenheid/café [naam 1]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten, waaronder de hoofdverdachte, zich schuldig hebben gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen verschillende slachtoffers, waaronder [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft op basis van camerabeelden en getuigenverklaringen bewezen geacht dat de verdachten geweld hebben gebruikt, waarbij slachtoffers zijn geslagen en geschopt, ook terwijl zij weerloos op de grond lagen. De rechtbank heeft de hoofdverdachte veroordeeld tot een werkstraf van 180 uren, zonder voorwaardelijke straf, en heeft de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] beoordeeld. De vordering van [slachtoffer 1] werd afgewezen omdat deze al was voldaan, terwijl de vordering van [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk werd verklaard wegens onvoldoende bewijs van materiële schade. De rechtbank heeft de teruggave van in beslag genomen goederen gelast en de zaak is afgesloten met de constatering dat het openlijk geweld een ernstige verstoring van de openbare orde heeft veroorzaakt.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740026-14
Datum uitspraak : 29 september 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , [woonplaats] .
Raadsman: mr. S. Kroesbergen, advocaat te Ede.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 11 december 2015 en 15 september 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 februari 2014 in de gemeente Arnhem
met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Varkensstraat (voor horecagelenheid/café [naam 1] ), in elk geval op of aan een openbare weg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of (een) tot nu toe onbekend gebleven perso(o)n(en),
welk geweld bestond uit het
- meermalen, althans éénmaal (hard/met kracht) (met de vuisten) slaan en/of stompen in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of die perso(o)n(en) en/of
- meermalen, althans éénmaal (hard/met kracht) (terwijl die perso(o)n(en) op de grond lag(en) en/of een of meerdere medeverdachte(n)/andere(n) bovenop die perso(o)n(en) lag(en)/zat(en) en/of terwijl die perso(o)n(en) werd(en) vastgehouden) trappen en/of schoppen in/op/tegen het hoofd en/of het gezicht en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of die perso(o)n(en) en/of
- ( hard) duwen en/of trekken op/tegen het/de lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of die perso(o)n(en) en/of
- met (een) voorwerp(en) gooien naar en/of in de richting van en/of op/tegen die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of die perso(o)n(en).
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 22 februari 2014 heeft in Arnhem, op of aan de openbare weg de Varkensstraat (voor horecagelegenheid/café [naam 1] ) en in de nabijheid van deze straat, een vechtpartij tussen meerdere personen plaatsgevonden. Deze vechtpartij ontstond voor de ingang van [naam 1] toen enkele mannen zich bemoeiden met een opstootje tussen enkele vrouwen. Hierbij werd door meerdere personen geslagen. [2] Verdachte en [medeverdachte 1] , de zoon van verdachte, waren die avond werkzaam als beveiliger van [naam 1] en probeerden mensen uit elkaar te houden en weg te duwen. Zij werden daarbij geholpen door [medeverdachte 2] , een vriend van verdachte. [3] Nadat deze [medeverdachte 2] , die is geïdentificeerd als [medeverdachte 2] , een manspersoon tegenover hem met zijn gebalde vuist aan de rechterzijde van zijn gezicht raakt, krijgt hij een klap in zijn gezicht van een manspersoon. Als deze persoon vervolgens wegrent in de richting van de Luthersestraat, slaat verdachte hem in zijn gezicht. [4] Als daarna [medeverdachte 3] , de bedrijfsleider van [naam 1] , een manspersoon vasthoudt, maakt verdachte meerdere malen met zijn vuist slaande bewegingen in de richting van deze persoon. [5]
Ongeveer een half uur na het eerste geweldsincident zijn vijf mannen, waaronder [slachtoffer 2] , teruggegaan naar [naam 1] en hebben ze voor de ingang blikjes gegooid naar en in de richting van verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] (verder: de groep behorend bij [naam 1] ). Toen het vijftal vervolgens wegrende, is de groep behorend bij [naam 1] ze gaan achtervolgen. [6] Tijdens deze achtervolging is een voorbijganger, [slachtoffer 1] , onder de voet gelopen. Terwijl zij zich nog op de grond bevond, is zij diverse keren geschopt. [7] [medeverdachte 1] heeft haar een harde schop tegen het lichaam gegeven. [8]
Daarna is een (onbekend gebleven) manspersoon, die op dat moment al op de grond lag, door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] geschopt. [9] [medeverdachte 3] heeft een trappende beweging gemaakt in de richting van deze persoon. [10] Daarnaast is deze persoon meerdere malen met de vuist geslagen door [medeverdachte 1] . [11] Verdachte heeft deze persoon met zijn knie tegen de grond geduwd en hem meerdere malen geslagen. [12]
[medeverdachte 2] heeft [slachtoffer 2] vastgepakt, hem tegen een muur aangeduwd en, terwijl die [slachtoffer 2] al op de grond lag, hem meerdere malen (met de vuist) tegen het lichaam en het hoofd geslagen. [13] Vervolgens is [slachtoffer 2] , terwijl hij nog op de grond lag, nog meerdere malen geschopt door verdachte. [14] [medeverdachte 5] heeft [slachtoffer 2] een schop tegen het lichaam gegeven. [15]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde openlijke geweldpleging, met dien verstande dat niet bewezen kan worden verklaard dat geweld is gebruikt tegenover [slachtoffer 3] (rechtbank: bedoeld is [slachtoffer 3] ) en dat is geschopt tegen het hoofd van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] .
Het standpunt van de verdediging
Verdachte bekent dat hij geweld heeft gebruikt, maar ontkent dat hij [slachtoffer 2] in het gezicht of tegen het hoofd heeft geschopt. Ook heeft verdachte verklaard dat hij alleen met de vlakke hand – en dus niet met zijn vuist – heeft geslagen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt allereerst dat de vechtpartij die op 22 februari 2014 op of nabij de openbare weg Varkensstraat in Arnhem plaatsvond, kan worden gekwalificeerd als een openlijke geweldpleging. Als gevolg van het geweld dat door meerdere personen is gepleegd, is de openbare orde verstoord.
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of verdachte aan dit openlijk geweld een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd.
Op de uitgekeken camerabeelden van de twee geweldsincidenten is te zien dat verdachte bij het eerste geweldsincident een manspersoon in het gezicht slaat. Daarbij is te zien dat verdachte zijn rechtervuist balde toen hij sloeg en dat deze man achteruit deinsde toen hij werd geraakt door verdachte. [16] Gelet hierop acht de rechtbank – anders dan door verdachte is verklaard – bewezen dat hij deze persoon hard/met kracht met zijn vuist heeft geslagen. Voorts is te zien dat verdachte meerdere malen met zijn vuist slaande bewegingen maakt naar een (onbekend gebleven) manspersoon die dan wordt vastgehouden. [17] Bij het tweede geweldsincident heeft verdachte een (onbekend gebleven) manspersoon tegen de grond geduwd en hem meerdere malen geslagen. Op grond van de uitgekeken camerabeelden acht de rechtbank – anders dan door verdachte is verklaard – bewezen dat verdachte daarbij ook hard en met kracht met de vuisten heeft geslagen. De rechtbank acht ook bewezen dat tegen het hoofd/gezicht van [slachtoffer 2] is geschopt, nu [slachtoffer 2] in zijn aangifte heeft verklaard dat hij is geschopt en geslagen op zijn hoofd [18] en ook medeverdachte [medeverdachte 5] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat de dikke beveiliger natrapte in het gezicht [19] .
Ook ten aanzien van [slachtoffer 1] gaat de rechtbank – anders dan door de officier van justitie is gesteld – ervan uit dat zij tegen het hoofd/gezicht is geschopt, nu zij in haar aangifte expliciet heeft verklaard dat er tegen haar rechteroog is geschopt. [20] De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de aangifte op dit punt.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het openlijk geweld. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde openlijke geweldpleging, op de wijze zoals hierna is vermeld.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks22 februari 2014 in de gemeente Arnhem
met
een ander ofanderen, op of aan de openbare weg, de Varkensstraat (voor horecagelegenheid/café [naam 1] ), in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 3]en
/of(een) tot nu toe onbekend gebleven perso
(o
)n
(en),
welk geweld bestond uit het
- meermalen
, althans éénmaal(hard/met kracht) (met de vuisten) slaan
en/of stompenin/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam van die
[slachtoffer 1] en/of[slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 3]en
/ofdie perso
(o
)n
(en)en
/of
- meermalen, althans éénmaal (hard/met kracht) (terwijl die perso
(o)n
(en
)op de grond lag
(en
) en/of een of meerdere medeverdachte(n)/andere(n) bovenop die perso(o)n(en) lag(en)/zat(en) en/of terwijl die perso(o)n(en) werd(en) vastgehouden)trappen en/of schoppen in/op/tegen het hoofd en/of het gezicht en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 3] en/of die perso(o)n(en) en/of
- meermalen
, althans éénmaal(hard/met kracht) (terwijl die perso
(o
)n
(en)op de grond lag
(en) en/of een of meerdere medeverdachte(n)/andere(n) bovenop die perso(o)n(en) lag(en)/zat(en) en/of terwijl die perso(o)n(en) werd(en) vastgehouden)trappen en/of schoppen
in/op/tegen
het hoofd en/of het gezicht en/ofhet lichaam van
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/ofdie perso
(o
)n
(en)en
/of
- ( hard) duwen
en/of trekkenop/tegen het
/delichaam van die
[slachtoffer 1] en/of[slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 3]en
/ofdie perso
(o
)n
(en) en/of
- met (een) voorwerp(en) gooien naar en/of in de richting van en/of op/tegen die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of die perso(o)n(en).
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
7a. Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit zal worden veroordeeld tot het verrichten van 240 uren werkstraf, te vervangen door 120 dagen hechtenis, waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen (de kleding en schoenen), heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze kunnen worden geretourneerd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de bijzondere omstandigheden van dit geval, in het bijzonder de oorzaak van het handelen van verdachte. Het geweld is uitgelokt doordat de groep bezoekers bij herhaling steeds weer de confrontatie heeft gezocht met de beveiligers van [naam 1] . Tijdens de eerste vechtpartij heeft [slachtoffer 2] verdachte tegen de vlakte geslagen. De tweede vechtpartij is geëscaleerd nadat de groep bezoekers gevulde blikjes en flesjes gooiden naar (onder meer) de beveiligers van [naam 1] . Het geweld dat door verdachte is gebruikt is een reactie geweest op deze gebeurtenissen. Voorts heeft de verdediging erop gewezen dat verdachte een first offender is, dat hij zijn beroep als beveiliger niet meer kan uitoefenen omdat hij zijn vergunningspas door het voorval is kwijtgeraakt en dat verdachte feitelijk zijn bedrijf is kwijt geraakt na dit incident. Gelet hierop, alsmede rekening houdend met de omstandigheid dat het gaat om een feit van ruim tweeëneenhalf jaar geleden, acht de verdediging een werkstraf van 120 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk passend.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 19 juli 2016;
- een reclasseringsadvies, opgemaakt door RN Adviesunit 3 Oost en gedateerd 25 november 2015.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende. Openlijk geweld is een ernstig feit. Het uitgaansgeweld dat zich in dit geval heeft voorgedaan, leidt tot gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en gevoelens van onrust in de maatschappij. Verdachte heeft hier met zijn handelen aan bijgedragen. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk, temeer nu hij als een professionele beveiliger juist ervoor dient te zorgen dat de orde gehandhaafd blijft en dat zich in het uitgaansleven geen (gewelds)incidenten voordoen. Hoewel de rechtbank rekening houdt met de omstandigheid dat verdachte zelf ook is geslagen en dat de groep bezoekers bij herhaling zelf de confrontatie heeft gezocht, waarbij ze de tweede keer zelfs voorwerpen hebben gegooid naar verdachte en de medeverdachten, is de rechtbank van oordeel dat verdachte en zijn medeverdachten geen enkel recht hadden om [slachtoffer 2] en een onbekend gebleven persoon gezamenlijk toe te takelen. Daarnaast is [slachtoffer 1] , die op geen enkele wijze betrokkenheid had bij het geweldsincident, (onbedoeld) slachtoffer geworden.
De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij fors geweld heeft toegepast tegen personen die op dat moment (al) weerloos op de grond lagen. In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte een first offender is. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat de redelijke termijn is overschreden, nu twee jaar en ruim zeven maanden zijn verstreken sinds de inverzekeringstelling van verdachte en zich geen bijzondere omstandigheid voordoet die deze overschrijding rechtvaardigt. Voorts houdt de rechtbank rekening met de gevolgen die verdachte naar aanleiding van dit feit heeft ondervonden.
Alles afwegende, acht de rechtbank de oplegging van een werkstraf van 180 uren in dit geval passend. De rechtbank ziet, anders dan door de officier van justitie is geëist, geen aanleiding om een deel van de werkstraf voorwaardelijk op te leggen.
Beslag
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de na te melden kleding (shirt en broek) en schoenen aan de veroordeelde.
7b. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het tenlastegelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van
€ 187,50. Nu ter terechtzitting van 15 september 2016 is komen vast te staan dat deze vordering reeds is voldaan door verdachte en zijn medeverdachten, zal de rechtbank deze vordering afwijzen.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van in totaal € 4.433,11 (waarvan € 2.633,11 aan materiële schade en € 1.800,00 aan immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente. Voorts is verzocht om de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen tot dit bedrag.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe te wijzen tot het bedrag van € 1.800,00 aan immateriële schade, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd tot dit bedrag. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat veroordeelde voor het gehele bedrag, te weten € 1.800,00, hoofdelijk aansprakelijk kan worden gesteld. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering, omdat sprake is van eigen schuld van het slachtoffer en een onderzoek naar schuldverdeling en risicoaansprakelijkheid in dit geval een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde schadebedrag ten aanzien van de jas (ad
€ 2.200,00) onvoldoende is onderbouwd, nu van deze jas geen aankoopbewijs is overgelegd en op geen enkele wijze is gebleken dat deze jas (onherstelbaar) beschadigd zou zijn. Voorts heeft de verdediging erop gewezen dat ten aanzien van de geclaimde reiskosten voor de advocatenbezoeken (ad € 36,65) niet kan worden vastgesteld of deze zijn gemaakt ten behoeve van de civiele vordering dan wel ten behoeve van de eigen strafzaak van [slachtoffer 2] . Daarnaast heeft de verdediging erop gewezen dat [slachtoffer 2] tegen de arts heeft gezegd dat hij met de scooter is gevallen (bijlage 5 bij de eerste voegingsformulier).
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van het gevorderde bedrag aan materiële schadevergoeding is de rechtbank, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen materiële schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De benadeelde partij heeft niet aannemelijk gemaakt dat zijn jas als gevolg van het voorval (onherstelbaar) beschadigd is geraakt. De enkele stelling dat dit zo is, is daartoe, gezien de betwisting door verdachte, onvoldoende. Ten aanzien van de geclaimde reiskosten voor de advocaatbezoeken (ad € 36,65) is – zoals door de verdediging terecht is opgemerkt – niet aannemelijk gemaakt dat deze enkel zijn gemaakt ten behoeve van de civiele vordering. Ook ten aanzien van het geclaimde bedrag aan eigen risico alsmede de geclaimde reiskosten voor ziekenhuis- en tandartsbezoeken is, in het licht van de gemotiveerde betwisting door verdachte, onvoldoende aannemelijk gemaakt dat deze zijn gemaakt ten gevolge van het geweldsincident. Daarbij heeft de rechtbank mede in aanmerking genomen dat de benadeelde partij op 22 februari 2014 tegen de behandelend arts in het ziekenhuis heeft gezegd dat hij met de scooter was gevallen (bijlage 5 bij het eerste voegingsformulier).
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen immateriële schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De rechtbank is echter met de verdediging van oordeel dat in enige mate sprake is van eigen schuld aan de kant van de benadeelde partij. De vraag naar de mate van die medeschuld en de vraag welke invloed die heeft op de vordering van de benadeelde partij vergen echter nader onderzoek. Een dergelijk onderzoek levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op. Om die reden zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering ten aanzien van de geleden immateriële schade.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering. De benadeelde partij kan derhalve de vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 27 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
  • veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
  • beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 gelast de
teruggavevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan veroordeelde, te weten: kleding (shirt en broek) en schoenen;
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijkin zijn vordering;

wijst af de vordering tot schadevergoedingten bedrage van € 187,50, ingediend door de
benadeelde partij [slachtoffer 1].
Dit vonnis is gewezen door mr. W.L.F. Prisse (voorzitter), mr. G. Noordraven en mr. S.H. Keijzer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.P.J. Leenders en mr. M.E. Bongers, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 september 2016.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] , verbalisant van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2014090848, gesloten op 28 augustus 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, inhoudende de op 22 februari 2014 afgelegde verklaring van verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , p. 198; het proces-verbaal van bevindingen, inhoudende de op 23 februari 2014 afgelegde verklaring van verbalisant [verbalisant 5] , p. 200.
3.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, inhoudende de op 22 en 23 februari 2014 afgelegde verklaring van verdachte, p. 306; 308; 309.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, inhoudende de op 27 januari 2016 afgelegde verklaring van verbalisant [verbalisant 6] , p. 2; 9; de eigen waarneming van de rechtbank van de camerabeelden ter terechtzitting van 15 september 2016.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, inhoudende de op 23 februari 2014 afgelegde verklaring van verbalisant [verbalisant 5] , p. 200.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, inhoudende de op 23 februari 2014 afgelegde verklaring van verbalisant [verbalisant 5] , p. 200; de eigen waarneming van de rechtbank van de camerabeelden ter terechtzitting van 15 september 2016.
7.Het proces-verbaal van aangifte, inhoudende de op 22 februari 2014 afgelegde verklaring van [slachtoffer 1] , p. 159-160; het proces-verbaal van verhoor aangeefster, inhoudende de op 05 april 2014 afgelegde verklaring van [slachtoffer 1] , p. 162-163.
8.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster, inhoudende de op 05 april 2014 afgelegde verklaring van [slachtoffer 1] , p. 163; de eigen waarneming van de rechtbank van de camerabeelden ter terechtzitting van 15 september 2016.
9.Het proces-verbaal van bevindingen inhoudende de op 27 januari 2016 afgelegde verklaring van verbalisant [verbalisant 6] , p. 4; 8; de eigen waarneming van de rechtbank van de camerabeelden ter terechtzitting van 15 september 2016.
10.Het proces-verbaal van bevindingen inhoudende de op 27 januari 2016 afgelegde verklaring van [verbalisant 6] , p. 7; de eigen waarneming van de rechtbank van de camerabeelden ter terechtzitting van 15 september 2016.
11.Het proces-verbaal van bevindingen inhoudende de op 27 januari 2016 afgelegde verklaring van verbalisant [verbalisant 6] , p. 4; de eigen waarneming van de rechtbank van de camerabeelden ter terechtzitting van 15 september 2016.
12.Het proces-verbaal van bevindingen inhoudende de op 27 januari 2016 afgelegde verklaring van verbalisant [verbalisant 6] , p. 2-3; de eigen waarneming van de rechtbank van de camerabeelden ter terechtzitting van 15 september 2016.
13.Het proces-verbaal van bevindingen inhoudende de op 27 januari 2016 afgelegde verklaring van verbalisant [verbalisant 6] , p 9; de eigen waarneming van de rechtbank van de camerabeelden ter terechtzitting van 15 september 2016.
14.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 september 2016; de eigen waarneming van de rechtbank van de camerabeelden ter terechtzitting van 15 september 2016.
15.Het proces-verbaal van bevindingen, inhoudende de op 27 januari 2016 afgelegde verklaring van verbalisant [verbalisant 6] , p. 8; de eigen waarneming van de rechtbank van de camerabeelden ter terechtzitting van 15 september 2016.
16.Het proces-verbaal van bevindingen, inhoudende de op 27 januari 2016 afgelegde verklaring van verbalisant [verbalisant 6] , p. 2; 9; de eigen waarneming van de rechtbank van de camerabeelden ter terechtzitting van 15 september 2016.
17.Het proces-verbaal van bevindingen, inhoudende de op 27 januari 2016 afgelegde verklaring van verbalisant [verbalisant 6] , p. 2; 9; de eigen waarneming van de rechtbank van de camerabeelden ter terechtzitting van 15 september 2016.
18.Het proces-verbaal van aangifte, inhoudende de op 19 augustus 2014 afgelegde verklaring van [slachtoffer 2] , p. 172.
19.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, inhoudende de op 29 april 2014 afgelegde verklaring van [medeverdachte 5] , p. 400.
20.Het proces-verbaal van aangifte, inhoudende de op 22 februari 2014 afgelegde verklaring van [slachtoffer 1] , p. 159-160; het proces-verbaal van verhoor aangeefster, inhoudende de op 05 april afgelegde verklaring van [slachtoffer 1] , p. 162-163.