ECLI:NL:RBGEL:2016:5158

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 september 2016
Publicatiedatum
27 september 2016
Zaaknummer
05/008491-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling sergeant wegens ontucht met vrouwelijke militair in toestand van verminderd bewustzijn

Op 26 september 2016 heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland een sergeant veroordeeld tot twee weken militaire detentie wegens ontucht met een vrouwelijke militair. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 20 juni 2014 in Den Helder, waar de verdachte en het slachtoffer alcoholhoudende dranken hadden genuttigd. Het slachtoffer raakte in een toestand van verminderd bewustzijn door overmatige alcoholinname en heeft verklaard dat de verdachte haar borst heeft aangeraakt terwijl zij sliep. De militaire kamer oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de toestand van het slachtoffer en dat hij misbruik heeft gemaakt van deze situatie. De verdediging voerde aan dat het slachtoffer instemde met de handelingen, maar de militaire kamer achtte deze verklaring ongeloofwaardig. De verdachte werd schuldig bevonden aan het plegen van ontuchtige handelingen met iemand van wie hij wist dat zij in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. De militaire kamer legde een straf op van twee weken militaire detentie, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarnaast werd een schadevergoeding van € 847,25 aan het slachtoffer toegewezen, ter compensatie van de geleden schade.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/008491-15
Datum uitspraak : 26 september 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres]
raadsvrouw: mr. T.H. ten Wolde, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 15 juni en 12 september 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de militaire kamer toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 20 juni 2014 te Den Helder, in ieder geval in Nederland, met [slachtoffer] , van wie verdachte wist, dat zij, (mede) ten gevolge van overmatige alcoholinname, in een staat van bewusteloosheid en/of verminderd bewustzijn (een roes en/of delirium) en/of lichamelijke onmacht verkeerde, buiten echt, één of meerdere ontuchtige handelingen heeft gepleegd bestaande uit het onder de kleding vastpakken en/of vasthouden en/of strelen van (een) tepel(s) en/of (een) borst(en)van die [slachtoffer] en/of het met zijn, verdachtes, hand in de broek en/of string gaan van die [slachtoffer] en het (vervolgens) betasten en/of strelen van die [slachtoffer] .
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 19 juni 2014 onder andere samen met [slachtoffer] in de [horecagelegenheid] in Den Helder enkele alcoholhoudende dranken gedronken. [slachtoffer] heeft daarna nog een aantal shotjes gedronken op de kamer van verdachte. [slachtoffer] voelde zich niet lekker en is in de nacht (op dat moment 20 juni 2014) naar haar legeringskamer gegaan. Verdachte is met haar mee gegaan. Nadat [slachtoffer] een aantal keer had overgegeven, is zij op haar bed gaan liggen. Verdachte is naast [slachtoffer] gaan liggen. Hierna heeft hij ontuchtige handelingen gepleegd door haar bh iets naar beneden te trekken en zijn linkerhand op de blote rechterborst van [slachtoffer] te leggen. Verdachte heeft [slachtoffer] daar ongeveer vijf minuten aangeraakt. Verdachte en [slachtoffer] zijn niet getrouwd. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ontucht met iemand in staat van verminderd bewustzijn.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte vrij te spreken. Volgens de verdediging is de verklaring van aangeefster onbetrouwbaar, niet alleen omdat zij heeft getwijfeld over het doen van aangifte, maar ook omdat de partner van aangeefster mogelijk invloed heeft uitgeoefend op aangeefster, waardoor de inhoud van de verklaring niet (geheel) overeenkomstig de waarheid is. Daarnaast heeft de verdediging aangevoerd dat niet is voldaan aan het bewijsminimum in zoverre dat alleen aangeefster heeft verklaard dat verdachte zijn hand onder haar broek zou hebben gedaan terwijl zij sliep. Tevens heeft de verdediging aangevoerd dat geen sprake was van verminderd bewustzijn nu aangeefster volgens verdachte steeds goed aanspreekbaar was en niet is gebleken dat ze zich niet kon onttrekken of geen weerstand kon bieden aan zijn handelingen. Ook heeft de verdediging aangevoerd dat niet is gebleken dat aangeefster het handelen onvrijwillig is ondergaan. Aangeefster heeft volgens verdachte juist signalen afgegeven op grond waarvan hij meende en kon menen dat zij met de handelingen instemde.
Tot slot heeft de verdediging aangevoerd dat indien de handelingen wel bewezen worden, verdachte zich niet bewust was dat aangeefster dit niet wilde en dat daarmee het vereiste (voorwaardelijk) opzet ontbreekt.
Beoordeling door de militaire kamer
[slachtoffer] heeft in haar aangifte het navolgende verklaard. [3]
“Ik ben denk ik in slaap gevallen. Toen werd ik wakker en moest ik weer overgeven [..]. Toen ben ik denk ik weer in slaap gevallen want het volgende moment dat ik wakker werd voelde ik zijn hand bij mij. Hij lag opeens naast me. Ik voelde zijn hand bij mijn broek naar binnen gegaan. Ik heb zijn hand weggeduwd. Ik was een beetje half wakker en half slapen en ook met dat drank erbij. Besefte ik dat niet helemaal goed. Even later voelde ik weer zijn hand en heb ik weer zijn hand weggeduwd. Ik ben weer in slaap gevallen en toen ik wakker werd, voelde ik zijn hand in mijn bh en hij was met mijn tepel aan het spelen. Ik heb hem toen weer weggeduwd en gezegd dat hij weg moest gaan. [..] Hij is toen ook weggegaan.”
Dit heeft aangeefster [slachtoffer] later, in iets andere bewoordingen herhaald. Daarbij heeft zij verklaard dat, toen zij wakker werd, zij de hand van verdachte op haar borst voelde, onder haar bh. Verdachte had zijn hand om haar tepel, kneep erin en liep hem tussen zijn vingers draaien. Dit heeft zij een paar seconden gevoeld. Zij heeft zijn hand weggehaald en gezegd dat verdachte moest gaan. Dit heeft ze volgehouden tot hij weg was. [4]
Verdachte is om ongeveer 4 uur in de ochtend weggegaan van de kamer van [slachtoffer] . [5]
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij vervolgens haar vriend heeft gebeld. [6] De vriend van aangeefster, [naam 1] , heeft verklaard dat [slachtoffer] hem rond 4 uur belde en begon te huilen. Ze was heel erg in paniek. Getuige [naam 1] heeft verklaard dat hij haar nog nooit zo had meegemaakt. [slachtoffer] heeft hem toen verteld dat de drank verkeerd gevallen was, dat zij toen naar haar kamer was gegaan, dat één iemand is meegegaan, dat zij daarna op bed is gaan liggen en dat die persoon ernaast is gaan liggen. Verder heeft [slachtoffer] hem verteld dat verdachte twee keer zijn hand in haar broekje had gedaan en later heeft [slachtoffer] verteld dat hij ook aan haar borsten had gezeten. [7]
Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] zich zeer slecht voelde na het drinken van verschillende alcoholische drankjes en het eten van een pannenkoek en dat hij haar in de gaten wilde houden. Hij is daarom met haar meegegaan naar haar kamer. Verdachte heeft op een gegeven moment tegen [slachtoffer] gezegd dat hij naast haar op bed ging liggen. Hierop reageerde [slachtoffer] niet. Verdachte heeft verklaard dat hij toen naast [slachtoffer] is gaan liggen en over haar rug en buik heeft gewreven. [slachtoffer] maakte geluiden waardoor hij dacht dat zij het prettig vond. [slachtoffer] heeft ook zijn hand gepakt. Verdachte is langzaam naar boven gegaan met zijn hand en heeft zijn hand op haar linkerborst gelegd. Dit heeft zo’n 5 minuten geduurd en toen heeft [slachtoffer] gevraagd of hij weg wilde gaan, hetgeen hij ook meteen heeft gedaan. [8]
Betrouwbaarheid en bewijsminimum
De verdediging heeft betoogd dat daar waar de verklaring van aangeefster afwijkt van die van verdachte, deze op die punten niet gevolgd kan worden, omdat dan niet is voldaan aan het wettelijke bewijsminimum. De militaire kamer is van oordeel dat de verklaring van aangeefster [slachtoffer] , voor zover die al niet wordt bevestigd door de verklaring van verdachte, voldoende wordt ondersteund door de inhoud van andere bewijsmiddelen, zoals de verklaring van [naam 2] [9] en de verklaring van [naam 1] . [10]
Om dezelfde redenen is de militaire kamer van oordeel dat de verklaringen van aangeefster niet kunnen worden aangemerkt als onbetrouwbaar. Dat aangeefster heeft getwijfeld om aangifte te doen, doet daar niet aan af. Immers, de militaire kamer acht goed invoelbaar dat aangeefster zich bewust moet zijn geweest van de mogelijke gevolgen van een aangifte tegen een collega voor haar werksituatie.
Verminderd bewustzijn
De vraag die de militaire kamer vervolgens dient te beantwoorden is of [slachtoffer] in een staat van verminderd bewustzijn was ten tijde van de handelingen. De militaire kamer heeft ter beantwoording van die vraag de parlementaire geschiedenis van de artikelen 243 en 247 Wetboek van Strafrecht betrokken. Op grond daarvan concludeert de militaire kamer als volgt.
Bij toepassing van deze bepalingen moet worden gedacht aan situaties waarin de dader bewust seksueel misbruik maakt van de omstandigheid dat het slachtoffer in onvoldoende mate in staat is haar of zijn wil te bepalen omtrent het hebben van seksuele contacten met een ander. Dat onvermogen vloeit voort uit een toestand van ‘verminderd bewustzijn’. Die toestand kan zijn oorzaak vinden in het gebruik van alcohol, drugs of bepaalde medicijnen. Het slachtoffer kan zich ook in een toestand van sluimering of halfslaap bevidnen. ‘Verminderd bewustzijn’ ziet derhalve ook op situaties tussen algehele waakzaamheid en geheel van de wereld zijn, waarbij van de persoon in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij of zij weerstand biedt aan bijvoorbeeld seksuele verlangens van een ander. Het hangt vervolgens van de concrete omstandigheden van het geval af of sprake is van een toestand van verminderd bewustzijn.
De militaire kamer betrekt hierbij dat ook de Hoge Raad recentelijk nog aansluiting heeft gezocht bij de aangehaalde wetsgeschiedenis (Hoge Raad 22 maart 2016, ECLI:NL:HR: 2016:465).
Uit de verklaringen van [slachtoffer] en verdachte volgt dat zij zich niet lekker voelde nadat zij alcoholhoudende dranken had gedronken en dat zij meermalen heeft overgegeven. Verdachte wist dat [slachtoffer] zich beroerd voelde en wilde haar ook daarom – zoals hij zelf verklaard heeft – op haar kamer in de gaten houden. [slachtoffer] is daarna op haar bed gaan liggen en in slaap gevallen. Verdachte is naast haar gaan liggen. Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] hier niet op reageerde en [slachtoffer] verklaart ook dat zij niet heeft gemerkt dat verdachte naast haar was gaan liggen. Gelet op deze feiten en omstandigheden gaat de militaire kamer ervan uit dat [slachtoffer] sliep op het moment dat verdachte naast haar is gaan liggen. Gelet op het voorgaande merkt de militaire kamer dit aan als verminderd bewustzijn.
Hand in broek
[slachtoffer] heeft voorts verklaard dat zij vervolgens tot twee keer toe verdachtes hand in haar broek voelde. Toen zij dat bemerkte heeft zij zijn hand weggeduwd. Wat er ook zij van deze handelingen van verdachte, die hij immers betwist, gaat de militaire kamer ervan uit dat [slachtoffer] op dat moment nog niet zo ver in slaap was dat zij geen weerstand heeft kunnen bieden tegen deze handelingen van verdachte, omdat zij dat juist wel heeft gedaan. Daarbij reageerde zij snel en alert, hetgeen de militaire kamer afleidt uit haar verklaring dat verdachte nog maar net zijn hand in haar broek had. De militaire kamer is dan ook van oordeel dat op dat moment geen sprake was van een verminderd bewustzijn. De militaire kamer zal verdachte daarom van dit deel van het tenlastegelegde vrijspreken.
Aanraken borst
Nadat aangeefster [slachtoffer] - volgens haar verklaring - de hand van verdachte had weggeduwd, is zij weer in slaap gevallen. Verdachte heeft verklaard dat hij op zeker moment haar blote borst heeft aangeraakt gedurende vijf minuten. [11] [slachtoffer] heeft verklaard slechts enkele seconden de hand van verdachte op haar borst en tepel te hebben gevoeld. [12]
De militaire kamer concludeert uit de verklaring van verdachte en die van aangeefster dat aangeefster [slachtoffer] het grootste deel van het aanraken van haar borst niet heeft bemerkt. Naar het oordeel van de militaire kamer kan het niet anders zijn dan dat aangeefster in slaap was op het moment dat verdachte de bh naar beneden deed en zijn hand op de borst van aangeefster legde. De militaire kamer is dan ook van oordeel dat zij op het moment van het aanraken van haar borst en tepel in staat van verminderde bewustzijn verkeerde en dat dit het gevolg was van slaperigheid in combinatie met het gebruik van alcoholhoudende dranken.
Instemming
De verklaring van verdachte dat [slachtoffer] het juist fijn vond, acht de militaire kamer ongeloofwaardig, gelet op het feit dat [slachtoffer] eerder tot tweemaal toe verdachte’s hand heeft weggeduwd en dat zij, nadat verdachte haar legeringskamer had verlaten, direct haar vriend in paniek heeft opgebeld. Hieruit maakt de militaire kamer op dat [slachtoffer] deze handelingen niet heeft gewild en acht zij het niet aannemelijk dat [slachtoffer] geluiden heeft gemaakt waaruit verdachte had mogen afleiden dat [slachtoffer] met de handelingen van verdachte instemde.
Opzet
Verdachte wist dat [slachtoffer] zich niet goed voelde en meermalen had overgegeven. Ook wist verdachte dat aangeefster wilde liggen en slapen, hetgeen de militaire kamer afleidt uit zijn verklaring dat verdachte haar wakker wilde houden. [13] Verdachte heeft ook verklaard dat [slachtoffer] niet reageerde toen hij naast haar ging liggen. Daarmee heeft verdachte, ten minste, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] in een toestand van verminderde bewustzijn verkeerde, hetgeen (voorwaardelijk) opzet oplevert. De militaire kamer is ten slotte van oordeel dat geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden op grond waarvan verdachte meende of mocht menen dat [slachtoffer] op enig moment bij haar volle bewustzijn was en instemde met zijn aanrakingen, noch dat zij weerstand kon bieden aan deze handelingen.
Conclusie
De militaire kamer heeft op grond van de inhoud van voormelde bewijsmiddelen de overtuiging dat verdachte ontuchtig de borst en tepel van aangeefster heeft aangeraakt, terwijl zij in een toestand van verminderde bewustzijn verkeerde, een en ander zoals vermeld in de bewezenverklaring.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks20 juni 2014 te Den Helder,
in ieder geval in Nederland, met [slachtoffer] , van wie verdachte wist, dat zij,
(mede
)ten gevolge van overmatige alcoholinname, in een staat van
bewusteloosheid en/ofverminderde bewustzijn (een roes
en/of delirium)
en/of lichamelijke onmachtverkeerde, buiten echt, één of meerdere ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd bestaande in het onder de kleding vastpakken en
/ofvasthouden en
/ofstrelen van
(een
)tepel
(s)en
/of (een
)borst
(en)van die [slachtoffer]
en/of het met zijn, verdachtes, hand in de broek en/of string gaan van die [slachtoffer] en het (vervolgens) betasten en/of strelen van die [slachtoffer] .
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Met iemand van wie hij weet dat hij in staat van verminderd bewustzijn verkeert buiten echt ontuchtige handelingen plegen.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken en voorts tot een werkstraf voor de duur van 120 uren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat onduidelijk is van welke kant het initiatief is gekomen. Daarnaast heeft de verdediging aangevoerd dat de strafzaak ook veel impact heeft gehad op verdachte. Een veroordeling is van invloed op de verklaring van geen bezwaar en daarmee de aanstelling van verdachte bij defensie. Bij een veroordeling kan verdachte daardoor nog steeds ontslag boven het hoofd hangen. Verdachte is niet eerder met politie en justitie in aanraking gekomen. Daarnaast betreft het een heel oud feit. De verdediging heeft dan ook verzocht om een voorwaardelijke straf op te leggen.
Beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 1 augustus 2016.
De militaire kamer overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte en het slachtoffer hebben na het behalen van haar duikbrevet wat gedronken. Het slachtoffer voelde zich daarna beroerd, moest overgeven en is om die reden op bed gaan liggen. Verdachte is achter haar op het bed gekropen en is haar borst en tepel gaan betasten terwijl het slachtoffer sliep. Dit is een ernstig feit. De militaire kamer neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij aldus misbruik heeft gemaakt van de toestand waarin het slachtoffer zich bevond. Verdachte heeft hierdoor een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en is voorbij gegaan aan de mogelijke gevolgen van zijn handelen en het leed dat hij het slachtoffer kon toebrengen. Bij het slachtoffer is na dit voorval PTSS vastgesteld. De militaire kamer is daarom van oordeel dat een vrijheidsstraf op zijn plaats is.
De militaire kamer houdt anderzijds rekening met de omstandigheden dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen en dat het delict al langere tijd geleden is gepleegd.
De militaire kamer acht het daarnaast van belang dat verdachte zijn baan in de rang van sergeant bij defensie tot nu toe heeft behouden, ten gevolge waarvan de wet de mogelijkheid biedt om de vrijheidsstraf van militaire detentie op te leggen. De militaire kamer acht dit ook een passend regime acht, gelet op de aard en ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De militaire kamer zal verdachte dan ook veroordelen tot een militaire detentie voor de duur van twee weken. Op deze wijze kan verdachte in ieder geval tijdens zijn detentie in een militaire omgeving en binnen de militaire orde blijven.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.214,25.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij tot betaling van het bedrag van € 1.214,25 toe te wijzen, met vermeerdering van de wettelijk rente, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de bepleitte vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de immateriële schade dient te worden gematigd.
Beoordeling door de militaire kamer
Naar het oordeel van de militaire kamer is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is ten aanzien van de materiële schade voor toewijzing vatbaar nu deze niet wordt betwist.
Naar het oordeel van de militaire kamer is voorts komen vast te staan dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogens-schade bestaat. Door de ontuchtige handelingen terwijl de benadeelde partij sliep, is zij ‘anderszins’ in haar persoon aangetast, doordat een vergaande inbreuk is gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Bij de benadeelde partij is na deze inbreuk PTSS vastgesteld. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid, rekening houdend met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te wijzen, zal een smartengeld van € 800,- worden toegekend.
De benadeelde partij zal voor het overige deel van haar vordering niet-ontvankelijk verklaard worden, nu de behandeling van dat deel van de vordering naar het oordeel van de militaire kamer een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan derhalve dit deel van haar vordering aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 20 juni 2014.
De militaire kamer ziet aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partijen, te vermeerderen met de wettelijke rente.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 22b, 36f, 91 en 247 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6 en 11 van het Wetboek van Militair Strafrecht

9.De beslissing

De militaire kamer:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een
militaire detentievoor de duur van
2 (twee) weken.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
 veroordeelt verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van
€ 847,25(achthonderd zevenenveertig euro en vijfentwintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2014 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.S. Croll (voorzitter), mr. P.C. Quak, rechters, en kapitein ter zee logistieke dienst mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg (militair lid), in tegenwoordigheid van mr. M.G.A. Luijckx, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze militaire kamer
op 26 september 2016.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] , opperwachtmeester der Koninklijke Marechaussee, brigade Recherche, Afdeling specialistische opsporing, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 14-004886, gesloten op 28 november 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 24, 28; verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 12 september 2016; proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek, p. 7; proces-verbaal verhoor verdachte, p. 67.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 24, vanaf de 5e alinea
4.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 27-28.
5.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 12 september 2016; proces-verhaal verhoor, p. 67.
6.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 24,
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] , p. 42-43.
8.Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 12 september 2016; proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 65-67.
9.Proces-verbaal getuigenverhoor [naam 2] , p. 47 e.v.
10.Proces-verbaal getuigenverhoor [naam 1] , p. 40 e.v.
11.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 67, 2e alinea
12.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 37, 3e alinea van onderen.
13.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 66, 4e alinea.