Uitspraak
1.De inhoud van de tenlastelegging
3.Bewezenverklaring
of omstreeks7 april 2015 te Lent, gemeente Nijmegen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, landbouwtrekker, waarachter een aanhangwagen was gekoppeld, gaande in de richting van de kruising van de Vrouwe Udasingel en de Prins Mauritssingel daarmede rijdende over de weg, de Vrouwe Udasingel
/ofonachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
/dezich voor die kruising bevindende en in zijn, verdachtes rijrichting gekeerde verkeerslicht
/enrood licht uitstraalde
/n, inhoudende: "Stop",
/ofvoor die kruising tot stilstand heeft gebracht en
/of
/ofhet zicht naar links op die Prins Mauritssingel voor hem, verdachte niet werd gehinderd of werd belemmerd
/ofbij het oprijden van voormelde kruising
niet ofin onvoldoende mate heeft gekeken en/
ofis blijven kijken of zich verkeer op die kruising bevond en
/of
/ofin strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c en/of lid 6 van voormeld reglement, zonder te stoppen, door rood is gereden en
/of een op die Mauritssingel rijdende, toen ter plaatse voor hem, verdachte dicht van links genaderd zijnde bestuurder van een ander motorrijtuig (motorfiets)
/of
/of
/of dat andere motorrijtuig (motorfiets), ten gevolge waarvan
en/of waarbijdie
/ofdoor die aanhangwagen is overreden,
4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van het feit
6.De strafbaarheid van de verdachte
7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel
8.De toegepaste wettelijke bepalingen
9.De beslissing
werkstrafgedurende
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
bevoegdheid motorrijtuigente besturen voor de duur van
360 (driehonderdzestig) dagen;
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op de grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
tijd, gedurende welke het rijbewijsvan de veroordeelde ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden,
ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf
geheel in minderingzal worden gebracht.