ECLI:NL:RBGEL:2016:514

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 januari 2016
Publicatiedatum
2 februari 2016
Zaaknummer
05/820064-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door onoplettendheid van bestuurder landbouwtrekker

Op 22 januari 2016 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 26-jarige man uit Zevenaar. De man werd veroordeeld tot een werkstraf van 240 uren en een deels voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor het veroorzaken van een dodelijk verkeersongeval op 7 april 2015 in Lent, gemeente Nijmegen. De verdachte bestuurde een landbouwtrekker met aanhangwagen en reed door een rood verkeerslicht, waardoor hij in aanrijding kwam met een motorrijder die op dat moment groen licht had. De motorrijder, genaamd [slachtoffer], kwam ten val en overleed aan de gevolgen van het ongeval. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich roekeloos en onoplettend had gedragen, wat leidde tot de fatale aanrijding. De officier van justitie had een gevangenisstraf geëist, maar de rechtbank legde een werkstraf op, rekening houdend met de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere strafblad en de impact van het ongeval op de nabestaanden. De rechtbank benadrukte het belang van verkeersveiligheid en de verantwoordelijkheid van bestuurders, vooral van zware voertuigen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/820064-15
Datum uitspraak : 22 januari 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , [woonplaats]
Raadsman: mr. M.C. Molenaar, advocaat te Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter openbare terechtzittingen
van 2 oktober 2015 en 8 januari 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 7 april 2015 te Lent, gemeente Nijmegen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, landbouwtrekker, waarachter een aanhangwagen was gekoppeld, gaande in de richting van de kruising van de Vrouwe Udasingel en de Prins Mauritssingel daarmede rijdende over de weg, de Vrouwe Udasingel
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl het/de zich voor die kruising bevindende en in zijn, verdachtes rijrichting gekeerde verkeerslicht/en rood licht uitstraalde/n, inhoudende: "Stop",
in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990, dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig, landbouwtrekker met aanhangwagen, niet voor de aldaar zich op het wegdek van die Vrouwe Udasingel aangebrachte stopstreep en/of voor die kruising tot stilstand heeft gebracht en/of
terwijl het zicht op die kruising en/of het zicht naar links op die Prins Mauritssingel voor hem, verdachte niet werd gehinderd of werd belemmerd
voor en/of bij het oprijden van voormelde kruising niet of in onvoldoende mate heeft gekeken en/of in blijven kijken of zich verkeer op die kruising bevond en/of
de snelheid van dat motorrijtuig, landbouwtrekker, met aanhangwagen, heeft verhoogd en/of in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c en/of lid 6 van voormeld reglement, zonder te stoppen, door rood is gereden en/of een op die Mauritssingel rijdende, toen ter plaatse voor hem, verdachte dicht van links genaderd zijnde bestuurder van een ander motorrijtuig (motorfiets)
niet voor heeft laten gaan en/of
voormelde kruising is opgereden en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die over die Prins Mauritssingel rijdende, toen voor hem, verdachte van links dicht genaderd zijnde bestuurder van een ander motorrijtuig (motorfiets) en/of dat andere motorrijtuig (motorfiets), ten gevolge waarvan en/of waarbij die
bestuurder van dat andere motorrijtuig (motorfiets) ten val is gekomen en/of door die aanhangwagen is overreden,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 7 april 2015 te Lent, gemeente Nijmegen, als bestuurder van een motorrijtuig, landbouwtrekker, waarachter een aanhangwagen was gekoppeld, gaande in de richting van de kruising van de Vrouwe Udasingel en de Prins Mauritssingel daarmede heeft gereden over de weg, de Vrouwe Udasingel en
terwijl het/de zich voor die kruising bevindende en in zijn, verdachtes rijrichting gekeerde verkeerslicht/en rood licht uitstraalde/n, inhoudende: "Stop",
in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990, dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig, landbouwtrekker met aanhangwagen, niet voor de aldaar zich op het wegdek van die Vrouwe Udasingel aangebrachte stopstreep en/of voor die kruising tot stilstand heeft gebracht en/of
de snelheid van dat motorrijtuig, landbouwtrekker, met aanhangwagen, heeft verhoogd en/of in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c en/of lid 6 van voormeld reglement, zonder te stoppen, door rood is gereden en/of een op die Mauritssingel rijdende, toen ter plaatse voor hem, verdachte dicht van links genaderd zijnde bestuurder van een ander motorrijtuig (motorfiets)
niet voor heeft laten gaan en/of
voormelde kruising is opgereden en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die over die weg, Prins Mauritssingel rijdende, toen voor hem, verdachte van links dicht genaderd zijnde bestuurder van een ander motorrijtuig (motorfiets) en/of dat andere motorrijtuig (motorfiets), ten gevolge waarvan en/of waarbij die bestuurder van dat andere motorrijtuig (motorfiets) ten val is gekomen en/of door die aanhangwagen is overreden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 7 april 2015 reed verdachte rond 8 uur in de ochtend als bestuurder van een tractor met een aanhangwagen op de Vrouwe Udasingel te Lent. Verdachte reed naar de kruising van de Vrouwe Udasingel met de Prins Mauritsingel. Verdachte reed op het voorsorteervak naar links en sloeg linksaf de Prins Mauritssingel op. [2] Van links kwam op dat moment vanaf de Prins Mauritssingel en in de richting van Arnhem een motorrijder aanrijden. Op het kruisingsvlak van de Prins Mauritssingel botste de motorrijder tegen het achterwiel van de tractor. Hierdoor kwam de bestuurder van de motorfiets ten val, viel op het wegdek van het kruisingsvlak en werd overreden door de linker banden van de aanhangwagen van de tractor. [3] De bestuurder van de motorfiets, [slachtoffer] , is overleden aan multitrauma. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit. De officier van justitie is van mening dat er sprake is van grove schuld. Hij stelt daartoe dat verdachte had moeten stoppen voor de stopstreep en had daar - gelet op het door de verbalisanten gedane onderzoek- nog alle tijd voor toen het verkeerslicht op geel sprong. Verdachte is echter toch door gereden en is daarbij door rood gereden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair tenlastegelegde feit. De raadsman stelt dat het zicht van verdachte op de boven de weg geplaatste verkeerslichten op enig moment werd belemmerd en het is dan ook niet uitgesloten dat verdachte niet meer heeft kunnen waarnemen dat het verkeerslicht kort daarna op geel en vervolgens op rood is gesprongen. Wel bewezen kan worden geacht hetgeen verdachte subsidiair ten laste is gelegd.
De beoordeling door de rechtbank
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: de WVW 1994) moeten de gedragingen van verdachte roekeloos, zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam zijn geweest. Daarvoor moet worden beoordeeld of sprake is van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Blijkens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad geldt daarbij dat in zijn algemeenheid niet is aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor een bewezenverklaring van de vereiste schuld. Gekeken dient te worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan. Daarbij geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de WVW 1994.
Door verdachte is ter terechtzitting verklaard dat hij op de Vrouwe Udasingel stond te wachten voor het rode verkeerslicht. Er stonden een of twee auto’s voor hem die optrokken toen het licht op groen sprong. Verdachte trok toen ook op en reed achter de auto’s aan de kruising op. Op het moment dat verdachte de stopstreep overreed, die bij het verkeerslicht zit, stond het verkeerslicht volgens verdachte op groen, aldus nog steeds verdachte. [5]
Uit het dossier blijkt echter het volgende.
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij op de Vrouwe Udasingel te Lent reed en dat hij de rechterrijstrook op wilde rijden om rechtsaf te slaan, de Prins Mauritssingel op, richting Arnhem. Direct voor hem reed, op het moment dat de getuige zich op het eenbaans-gedeelte bevond, een tractor. Achter de tractor was een geelkleurige aanhanger gekoppeld. [getuige 1] verklaart dat het zicht goed was. [getuige 1] reed op ongeveer vijf tot tien meter afstand van de tractor en reed schuin rechtsachter de tractor. [getuige 1] reed ongeveer twintig meter voor de verkeerslichten. [6] [getuige 1] zag dat er ongeveer drie of vier auto’s voor de tractor reden. [getuige 1] zag dat het verkeer opreed omdat het verkeerslicht groen was en hij zag dat de auto direct voor de tractor door het oranje verkeerslicht reed. [getuige 1] zag vervolgens dat het verkeerslicht op rood sprong. [getuige 1] zag dat, op het moment dat het verkeerslicht op rood sprong, de tractor ongeveer een tot twee meter voor de stopstreep reed. Het verkeerslicht was toen ongeveer een tot twee seconden rood. [getuige 1] heeft verklaard dat hij in ieder geval heeft gezien dat het verkeerslicht voor rechtsaf, dus richting Arnhem, op rood sprong. [getuige 1] heeft voorts verklaard dat hij vaker bij deze kruising rijdt omdat hij in Lent woont. Hij heeft al meerdere malen gezien dat deze verkeerslichten tegelijk op rood springen. [7] [getuige 1] zag dat de tractor, schuin voor hem, ineens toch optrok. [getuige 1] weet zeker dat het verkeerslicht voor rechtsaf, richting Arnhem, rood was toen de tractor het verkeerslicht passeerde. [8]
De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij op de Vrouwe Udasingel in de richting van de Prins Mauritssingel reed. Hij wilde rechts afslaan in de richting van Arnhem. Omdat zijn verkeerslicht op deze kruising op oranje sprong, remde hij af. [getuige 2] stopte zijn auto voor de stopstreep en stond stil voor het rode verkeerslicht. Op dat moment werd [getuige 2] aan de linkerzijde ingehaald door een tractor met kieper. [getuige 2] zag dat het verkeerslicht op rood stond op het moment dat de tractor met de voorwielen de stopstreep passeerde. [9] Het licht stond toen niet meer dan een seconde op rood. Maar [getuige 2] weet wel zeker dat de tractor met zijn voorwielen voor de stopstreep stond, op het moment dat zijn verkeerslicht op rood stond omdat hij op dat moment nog dacht “dit zou ik niet doen”. [10]
Door verbalisanten van de Forensische opsporing zijn twee onderzoeken verricht naar de verkeerslichten op de kruising van Vrouwe Udasingel en de Prins Mauritssingel. In beide onderzoeken wordt geconcludeerd dat de bestuurder van de tractor door het rode verkeerslicht reed. [11] De voorzijde van de tractor had bij een gereden snelheid van 27 kilometer per uur een voor hem bestemd verkeerslicht dat al 2,01 seconde op rood stond. [12] Er zijn geen storingen geconstateerd in het systeem op en rond het tijdstip van het ongeval [13] .
De rechtbank constateert dat de getuigenverklaringen dat het stoplicht op rood stond op het moment dat de tractor het stoplicht passeerde en de kruising opreed, ondersteund worden door het technisch onderzoek van de verbalisanten van de Forensische Opsporing. Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van verdachte dat hij door groen reed, niet juist is.
Op het van het volgende stelt de rechtbank verder vast dat verdachte zich er wel degelijk van bewust is geweest dat hij geen groen licht meer had op het moment dat hij het stoplicht passeerde en de kruising opreed.
Immers, getuige [getuige 3] verklaart dat hij direct na het ongeval naar de bestuurder van de tractor is gelopen. [getuige 3] zei tegen hem: “kon je niet meer stoppen het was toch rood voor jou”. Het enige wat [getuige 3] de bestuurder van de tractor hoorde zeggen was dat hij – rechtbank: verdachte – niet meer kon stoppen. [14]
Daarnaast verklaart getuige [getuige 4] dat hij na de aanrijding tussen de motorrijder en de tractor een lange man zag staan met gele werkkleding. De rechtbank stelt vast dat deze persoon verdachte betrof. [getuige 4] verklaart deze man te hebben horen zeggen: “ik kon niet afremmen”. [getuige 4] zei tegen de man ”je moet stoppen man, het was rood”. [getuige 4] hoorde hem zeggen “ik kon niet afremmen”. [15]
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat verdachte met zijn verkeersgedrag een groot risico heeft genomen. Ook heeft verdachte zich er onvoldoende van vergewist dat er geen verkeersdeelnemers kwamen van het kruispunt links van hem. Uit het hiervoor genoemde technisch onderzoek blijkt immers dat dit verkeer groen licht had. Met name had van verdachte verwacht kunnen worden dat hij gelet op zijn trage voertuig, stil was gaan staan op het moment dat hij het verkeerslicht oranje zag uitstralen. Uit het technisch onderzoek is namelijk gebleken dat verdachte daartoe voldoende tijd heeft gehad. Door dit echter niet te doen, heeft verdachte een ernstige inschattingsfout gemaakt en grote risico’s genomen. Van verdachte kan ook meer verantwoordelijkheid worden verwacht dan van een normale verkeersdeelnemer nu hij met een zwaar en traag voertuig reed, waarvoor zelfs een speciaal rijbewijs vereist is. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het sprake is van aanmerkelijke schuld, in die zin dat verdachte aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam heeft gereden.
Voor zover de raadsman heeft willen betogen dat verdachte door slecht zicht het verkeerslicht niet goed heeft gezien op het moment dat hij over de stopstreep reed – het dak van de tractor zou hem het zicht op het stoplicht kort voor het passeren hebben ontnomen - , wijst de rechtbank op de eigen verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 8 januari 2016, waarin hij heeft verklaard dat hij nog naar het verkeerslicht heeft gekeken op het moment dat hij over de stopstreep reed. Hij heeft verklaard dat hij op dat moment het verkeerslicht nog zag. Zijn zicht op het stoplicht werd dus niet belemmerd.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks7 april 2015 te Lent, gemeente Nijmegen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, landbouwtrekker, waarachter een aanhangwagen was gekoppeld, gaande in de richting van de kruising van de Vrouwe Udasingel en de Prins Mauritssingel daarmede rijdende over de weg, de Vrouwe Udasingel
zeer, althansaanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en
/ofonachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl het
/dezich voor die kruising bevindende en in zijn, verdachtes rijrichting gekeerde verkeerslicht
/enrood licht uitstraalde
/n, inhoudende: "Stop",
in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990, dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig, landbouwtrekker met aanhangwagen, niet voor de aldaar zich op het wegdek van die Vrouwe Udasingel aangebrachte stopstreep en
/ofvoor die kruising tot stilstand heeft gebracht en
/of
terwijl het zicht op die kruising en
/ofhet zicht naar links op die Prins Mauritssingel voor hem, verdachte niet werd gehinderd of werd belemmerd
voor en
/ofbij het oprijden van voormelde kruising
niet ofin onvoldoende mate heeft gekeken en/
ofis blijven kijken of zich verkeer op die kruising bevond en
/of
de snelheid van dat motorrijtuig, landbouwtrekker, met aanhangwagen, heeft verhoogd en
/ofin strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c en/of lid 6 van voormeld reglement, zonder te stoppen, door rood is gereden en
/of een op die Mauritssingel rijdende, toen ter plaatse voor hem, verdachte dicht van links genaderd zijnde bestuurder van een ander motorrijtuig (motorfiets)
niet voor heeft laten gaan en
/of
voormelde kruising is opgereden en
/of
is gebotst tegen, althansin aanrijding is gekomen met die over die Prins Mauritssingel rijdende, toen voor hem, verdachte van links dicht genaderd zijnde bestuurder van een ander motorrijtuig (motorfiets) en
/of dat andere motorrijtuig (motorfiets), ten gevolge waarvan
en/of waarbijdie
bestuurder van dat andere motorrijtuig (motorfiets) ten val is gekomen en
/ofdoor die aanhangwagen is overreden,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander werd gedood.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van een maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de officier van justitie geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot het verrichten van 240 uren werkstraf, te vervangen door 120 dagen hechtenis en tot oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met aftrek van de tijd, gedurende welke het rijbewijs van verdachte ingehouden is geweest.
Het standpunt van de verdediging
Bij de bepaling van de straf heeft de raadsman gewezen op het feit dat verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld. Ook heeft de raadsman erop gewezen dat verdachte zijn medeleven heeft betuigd in de richting van de weduwe van de heer [slachtoffer] . Daarnaast is verdachte voor zijn inkomen geheel afhankelijk van zijn rijbewijs, zonder rijbewijs raakt hij zijn werk kwijt.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 26 november 2015.
De rechtbank overweegt in het bijzonder als volgt.
Verdachte is met zijn tractor met beladen aanhanger, een zwaar en traag voertuig, door een rood verkeerslicht gereden op een drukke kruising in de ochtendspits. Daardoor is hij in aanrijding gekomen met een motorrijder die op dat moment groen licht kreeg. Als gevolg van deze aanrijding is de bestuurder van de motorrijder om het leven gekomen. Het ongeval heeft een enorme impact gehad op de nabestaanden van [slachtoffer] . Het leed dat aan zijn vriendin en hun dochter is toegebracht, is onherstelbaar en duidelijk en indrukwekkend verwoord in de slachtofferverklaring die door [gemachtigde] , gemachtigde van de weduwe [betrokkene] , ter terechtzitting is voorgelezen. Het verdriet voor de nabestaanden is onpeilbaar. Verdachte zal verder moeten leven in het besef dat een jonge vader door zijn toedoen om het leven is gekomen. Hoewel een aan verdachte op te leggen strafrechtelijke sanctie het leed van de familie niet kan wegnemen, is de rechtbank van oordeel dat het verkeersgedrag van verdachte tot een strafrechtelijke sanctie moet leiden. De rechtbank acht dit ook in het belang van de verkeersveiligheid in het algemeen.
Uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister blijkt dat verdachte nog niet eerder in aanraking is gekomen met politie of justitie. Ook houdt de rechtbank ten voordele van verdachte rekening met de omstandigheid dat verdachte ter terechtzitting oprecht zijn medeleven heeft betuigd richting de nabestaanden van [slachtoffer] .
Alles in overweging nemende en mede gelet op uitspraken die in andere vergelijkbare verkeersstrafzaken met dodelijke slachtoffers zijn gedaan, acht de rechtbank een werkstraf van de maximale duur (240 uur) passend en geboden. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen, waarvan een deel voorwaardelijk zal zijn. De rechtbank zal gelet op het feit dat verdachte zijn rijbewijs al een half jaar kwijt is geweest en voor zijn werk hiervan afhankelijk is, het overige deel van de ontzegging voorwaardelijk opleggen. Het voorwaardelijk op te leggen deel heeft tot doel verdachte ook voor de toekomst te doordringen van het belang van voorzichtig en oplettend verkeersgedrag. De door de officier van justitie gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf acht de rechtbank in dit geval niet passend, ook nu de rechtbank uitgaat van een minder zware mate van verwijtbaarheid dan de officier van justitie.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
werkstrafgedurende
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
 ontzegt verdachte de
bevoegdheid motorrijtuigente besturen voor de duur van
360 (driehonderdzestig) dagen;
 bepaalt, dat een gedeelte van deze bijkomende straf groot 182 (honderdtweeëntachtig) dagen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op de grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
 bepaalt, dat de
tijd, gedurende welke het rijbewijsvan de veroordeelde ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden,
ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf
geheel in minderingzal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. Bijl (voorzitter), mr. G. Noordraven en mr. D.R. Sonneveldt, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.G. Wessels-Harmsen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 januari 2016.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL 0600-2015167394, gesloten op 21 september 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 8 januari 2016 en het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, paragraaf 1.4. p. 18.
3.Het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, paragraaf 5,2, p. 42.
4.Het proces-verbaal schouw stoffelijk overschot, paragraaf 2, p. 72.
5.De verklaring van verdachte, afgelegde ter terechtzitting van 8 januari 2016.
6.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] , tweede, derde en vierde alinea, p. 116.
7.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] , eerste alinea, p. 117.
8.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] , derde alinea, p. 117.
9.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] , tweede en derde alinea, p. 134.
10.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] , laatste alinea, p. 134 en eerste alinea, p. 135.
11.Het proces-verbaal Verkeersregelinstallatie, gedateerd 21 augustus 2015, paragraaf 5.2, p. 65 en het aanvullend proces-verbaal, gedateerd 18 december 2015, paragraaf 5.3, p. 7 van dit aanvullend proces-verbaal.
12.Het aanvullend proces-verbaal, gedateerd 18 december 2015, paragraaf 5.3, p. 7 van dit aanvullend proces-verbaal.
13.Het proces-verbaal Verkeersregelinstallatie, gedateerd 21 augustus 2015, p 52 bovenaan.
14.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3] , tweede alinea, p. 109.
15.Het proces-verbaal verklaring getuige [getuige 4] , derde alinea, p. 140