In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 21 september 2016 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde die betrokken was bij het telen van hennep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde samen met anderen een professionele hennepkwekerij heeft geëxploiteerd, waarbij hennep werd geteeld in twee zeecontainers en in de kelder van een speciaal gebouwde schuur. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen op € 528.245,92, gebaseerd op acht oogsten. De verdediging stelde echter dat het bedrag veel lager moest zijn, met een maximum van € 9.500,-. Tijdens de zitting op 7 september 2016 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij de veroordeelde en zijn raadsman aanwezig waren. De rechtbank heeft de verklaringen van de veroordeelde en de officier van justitie zorgvuldig gewogen. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten, maar dat het bedrag lager moest worden vastgesteld dan door de officier van justitie was gevorderd. De rechtbank heeft het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 135.407,77, waarbij rekening is gehouden met de omstandigheden van de kwekerij en de betrokkenheid van anderen. De rechtbank heeft de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling van dit bedrag aan de Staat.