ECLI:NL:RBGEL:2016:5094

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 september 2016
Publicatiedatum
22 september 2016
Zaaknummer
05/880594-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het telen van hennep en diefstal van elektriciteit in Ulft

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 21 september 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het telen van hennep en diefstal van elektriciteit. De verdachte werd verweten dat hij samen met anderen een professionele hennepkwekerij had opgezet in twee zeecontainers en in de kelder van een speciaal gebouwde schuur op zijn erf in Ulft. Tijdens een politieonderzoek op 26 mei 2015 werden op het terrein van de verdachte meerdere ruimtes aangetroffen die waren ingericht voor de teelt van hennep, waaronder 300 hennepstekken en een aanzienlijke hoeveelheid gedroogde henneptoppen. Daarnaast werd er een illegale elektriciteitsaansluiting aangetroffen, die de verdachte en zijn medeverdachten gebruikten om de kwekerij van stroom te voorzien.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan beide tenlastegelegde feiten. De verdachte had bekend dat hij elektriciteit had gestolen om de hennepkwekerij van stroom te voorzien, en de rechtbank achtte de diefstal van elektriciteit bewezen in de periode van 5 juni 2014 tot en met 26 mei 2015. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 3 maanden op, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, en daarnaast een werkstraf van 240 uren. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de professionaliteit van de hennepkwekerij en de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn financiële problemen. De uitspraak benadrukt de schadelijkheid van hennep en de risico's van illegale elektriciteitsaansluitingen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/880594-15
Datum uitspraak : 21 september 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [adres 1]
Raadsman: mr. O.J. Ingwersen, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 september 2016.
1. De inhoud van de tenlastelegging [1]
Verdachte wordt verweten dat hij in Ulft samen met anderen:
  • opzettelijk hennep heeft geteeld, bereid, bewerkt en/of verwerkt in de periode van 1 april 2015 tot en met 26 mei 2015 en dat hij dit deed met betrekking tot grote hoeveelheden hennep in de uitoefening van een beroep of bedrijf (feit 1);
  • elektriciteit heeft weggenomen van [slachtoffer] door middel van braak, verbreking of inklimming in de periode van 1 januari 2011 tot en met 26 mei 2015 (feit 2).
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [2]
Aanleiding onderzoek
Op 26 mei 2015 worden op het erf van verdachte aan de [adres 2] in Ulft meerdere ruimtes aangetroffen die zijn ingericht als hennepkwekerijen, namelijk in de kelder van de schuur die op het erf staat en in twee in een grondwal ingegraven zeecontainers. [3] In de kelder van de schuur worden twee ingerichte kweekruimtes aangetroffen waar op dat moment geen planten staan, maar waar ruimte is voor 475 planten. [4] In andere delen van de kelder worden ook 300 hennepstekken en een hoeveelheid van 8618,79 gram henneptoppen op droogrekken aangetroffen. [5] In de zeecontainers was ruimte voor 792 hennepplanten. [6]
Bij de elektriciteitsmeter wordt een illegale aansluiting op de hoofdkabel aangetroffen. [7]
Hennepkwekerij (feit 1)
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen over het aantreffen van de hennepkwekerij, p. 51-53;
- de verklaring van verdachte [verdachte] afgelegd ter terechtzitting van 7 september 2016.
Diefstal van elektriciteit (feit 2)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van elektriciteit door middel van verbreking. Het is aannemelijk dat verdachte gedurende een deel van de tenlastegelegde periode wel voor de elektriciteit heeft betaald, maar de diefstal viel in ieder geval binnen de periode van 1 januari 2011 tot en met 26 mei 2015.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft bekend dat hij elektriciteit heeft gestolen om de hennepkwekerij van stroom te voorzien. De periode waarbinnen de diefstal heeft plaatsgevonden dient wat betreft de bewezenverklaring echter aanzienlijk ingekort te worden.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich in de periode van 5 juni 2014 tot en met 26 mei 2015 samen met anderen meermalen schuldig heeft gemaakt aan diefstal van elektriciteit. Verdachte heeft de diefstal erkend [8] en [slachtoffer] heeft aangifte gedaan hiervan [9] . Op grond van de verklaring van verdachte dat er een illegale aansluiting is gemaakt in de meterkast nadat er in 2014 een slimme meter was geplaatst door [slachtoffer] [10] en het onderzoek door [slachtoffer] dat betrekking heeft op de periode van 5 juni 2014 tot en met 26 mei 2015 [11] , acht de rechtbank bewezen dat de diefstal van stroom in die periode heeft plaatsgevonden.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij in
of omstreeksde periode van 1 april 2015 tot en met 26 mei 2015, te Ulft, in de gemeente Oude IJsselstreek,
meermalen,
in elk geval eenmaal (telkens)tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen, (telkens
)in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk heeft geteeld en
/ofbereid en
/ofbewerkt en
/ofverwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een schuur/pand aan de [adres 2]
)een hoeveelheid
/hoeveelhedenvan (in totaal) ongeveer 8618,79 gram hennep en
/ofongeveer 300,
althans een groot aantal hennepplanten/hennepstekken
en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel
(te weten ongeveer 8618,79 gram hennep,
althans meer dan 500 gram hennepen
/of 250 hennepplanten, althansmeer dan 200 hennepplanten en/of
delen daarvan
);
2.
hij in
of omstreeksde periode van 5 juni 2014 tot en met 26 mei 2015, te Ulft, in de gemeente Oude IJsselstreek, meermalen,
in elk geval eenmaal (telkens
)tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een hoeveelheid/hoeveelheden elektriciteit,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan de firma [slachtoffer],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),waarbij verdachte en
/ofzijn mededader
(s
) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/ofde
/hetweg te nemen
goed
(eren
)onder
zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van
braak,verbreking
en/of inklimming;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid
Ten aanzien van de feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van beide tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en voorts tot het verrichten van 240 uren werkstraf, te vervangen door 120 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de straf te beperken tot een werkstraf van 120 uur. Verdachte is door zijn financiële problemen met de verkeerde mensen in zee gegaan, aan wie hij nu moeilijk kan ontkomen. Een voorwaardelijke gevangenisstraf is niet passend omdat verdachte de hennepkwekerij niet is begonnen om een luxe leven te kunnen leiden, maar om zijn schulden en kosten te kunnen (af)betalen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 28 juli 2016;
- een voorlichtingsrapportage van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, gedateerd 18 juli 2016.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft met andere personen een professionele hennepkwekerij opgezet en geëxploiteerd. Op het terrein bij de woning van verdachte in Ulft zijn twee zeecontainers in de grond geplaatst en ingericht als hennepkwekerij. Ook heeft verdachte speciaal een schuur gebouwd met daaronder een kelderruimte waar eveneens een kwekerij was ingericht. Dit is een zeer ernstig feit. Hennep betreft immers een stof die – eenmaal in het verkeer gebracht – schadelijk kan zijn voor de gebruikers ervan. Verder is het een feit van algemene bekendheid dat het op grote schaal kweken van hennep gepaard gaat met criminele activiteiten. Verdachte heeft zich ingelaten met personen uit het criminele circuit, terwijl hij een andere keuze had moeten maken om van zijn financiële problemen af te komen. De rechtbank houdt bij de strafoplegging ook rekening met de grote hoeveelheid hennepplanten die op het terrein van verdachte zijn aangetroffen, alsmede met de aanwijzingen die er in het dossier zijn voor meerdere eerdere oogsten.
Om de hennepkwekerij van stroom te kunnen voorzien heeft verdachte samen met de medeverdachten een illegale elektriciteitsaansluiting laten aanleggen. Ook dit is een zeer ernstig feit, omdat er door dergelijke aansluitingen (brand)gevaarlijke situaties ontstaan.
Anderzijds houdt de rechtbank rekening met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder door een strafrechter is veroordeeld.
Gelet op de professionaliteit en grootte van de kwekerijen acht de rechtbank de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden met daarnaast een werkstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis met aftrek van de tijd door verdachte in verzekering doorgebracht. De voorwaardelijke straf dient als waarschuwing voor verdachte om zich in de toekomst te weerhouden van het plegen van (dergelijke) strafbare feiten.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 47, 57, 91, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3, 10 en 11 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
 bepaalt, dat deze gevangenisstraf geheel
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald:
 dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 een
werkstrafgedurende
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
 beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.P.M. Kester-Bik (voorzitter), mr. K. Gilhuis en mr. M.W. Stoet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Baaziz, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 september 2016.
mr. M.W. Stoet is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen
Bijlage
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2015 tot en met 26 mei 2015, te Ulft, in de gemeente Oude IJsselstreek, meermalen, in elk geval eenmaal (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een schuur/pand aan de [adres 2]) een hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 8618,79 gram hennep en/of ongeveer 300, althans een groot aantal hennepplanten/hennepstekken en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten ongeveer 8618,79 gram hennep, althans meer dan 500 gram hennep en/of 250 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten en/of
delen daarvan);
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 26 mei 2015, te Ulft, in de gemeente Oude IJsselstreek, meermalen, in elk geval eenmaal (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid/hoeveelheden elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de firma [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;

Voetnoten

1.De tenlastelegging is opgenomen in de bijlage van dit vonnis.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de Politie Eenheid Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, Basisteam Achterhoek-West, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2015084730, gesloten op 28 september 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
3.Het proces-verbaal van bevindingen (aantreffen hennepkwekerij), p. 51 e.v.; de verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 7 september 2016.
4.Het proces-verbaal van bevindingen (aantreffen hennepkwekerij), p. 51 (alinea 4) en p. 52 (alinea 2).
5.Het proces-verbaal van bevindingen (aantreffen hennepkwekerij), p. 51 (alinea 4) en p. 52 (alinea 3); het proces-verbaal van bevindingen, p. 74 (alinea 4).
6.Het proces-verbaal van bevindingen (aantreffen hennepkwekerij), p. 52 (alinea 4) .
7.Het proces-verbaal van bevindingen (aantreffen hennepkwekerij), p. 53 (onder kopje “stroomvoorziening”); een schriftelijk bescheid, zijnde een aangifte door [naam] namens [slachtoffer] met bijlagen, p. 126 (alinea 3).
8.De verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 7 september 2016.
9.Een schriftelijk bescheid, zijnde een aangifte door [naam] namens [slachtoffer] met bijlagen, p. 125 e.v.
10.De verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 7 september 2016.
11.Een schriftelijk bescheid, zijnde een aangifte door [naam] namens [slachtoffer] met bijlagen, p. 126 (alinea 8) en p. 141.