ECLI:NL:RBGEL:2016:5037

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 september 2016
Publicatiedatum
20 september 2016
Zaaknummer
05/740100-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een Amsterdamse verdachte voor ontucht met drie jonge kinderen in Tiel

Op 20 september 2016 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen een Amsterdamse verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontucht met drie minderjarige kinderen in Tiel. De verdachte, die op 3 februari 2016 met de kinderen in contact kwam, heeft hen op straat aangesproken, met hen gespeeld en hen vervolgens meerdere keren betast. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is en heeft een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. De verdachte moet zich houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder verplichte behandeling en een locatieverbod in Tiel. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoedingen aan de slachtoffers. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers in haar overwegingen meegenomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, met uitzondering van een deel van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740100-16
Datum uitspraak : 20 september 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[naam 1] ,
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
Raadsvrouw: mr. J. Steenbrink, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 september 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 03 februari 2016 te Tiel, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, meermalen, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, door haar broek en onderbroek naar beneden te trekken en/of haar vagina te betasten en/of door zijn penis aan haar te tonen;
2.
hij op of omstreeks 03 februari 2016 te Tiel, met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, meermalen, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, door haar broek en onderbroek naar beneden te trekken en/of haar vagina te likken en/of zich door haar aan zijn balzak te laten betasten en/of haar een tongzoen te geven en/of door zijn penis aan haar te tonen;
3.
hij op of omstreeks 03 februari 2016 te Tiel,
- [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum 4] en/of
- [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] en/of
- [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3] ,
van wie verdachte wist of diende te vermoeden dat die personen de leeftijd van zestien jaren niet hadden bereikt, er met ontuchtig oogmerk toe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele
handelingen, door ten overstaan van die minderjarigen zijn penis te ontbloten
en te betasten.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding onderzoek
Op 3 februari 2016 kwam bij de politie een melding binnen dat een man in Tiel met drie kinderen in de leeftijd van zes en zeven jaar schennis cq. aanranding zou hebben gepleegd. Beelden waarop de dader zichtbaar was zijn in een opsporingsprogramma van een regionale televisiezender getoond. Kort daarna heeft verdachte zichzelf bij de politie gemeld en is hij aangehouden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de feiten op zich bewezen verklaard kunnen worden, met uitzondering van het onder 1 ten laste gelegde “haar vagina betasten”. Er is geen bewijs dat verdachte het slachtoffer op haar blote vagina zou hebben betast.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte ontkent dat hij de vagina van [slachtoffer 1] heeft betast, zoals onder 1 ten laste is gelegd. Uit de wijze waarop het “haar vagina betasten” ten laste is gelegd leidt de rechtbank af dat de steller van de tenlastelegging heeft bedoeld te zeggen dat verdachte de blote vagina van het slachtoffer heeft betast. Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende bewijs dat verdachte de blote vagina zou hebben betast. Verdachte dient voor dit feit (partieel) vrijgesproken te worden.
Voor het overige onder 1 ten laste gelegde en de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten is er sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] namens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] , p. 53-59;
- het proces-verbaal van studioverhoor van [slachtoffer 3] , p. 66-84;
- het proces-verbaal van studioverhoor van [slachtoffer 1] , p. 86-116;
- het proces-verbaal van aangifte door [naam 3] namens [slachtoffer 2] , p. 118-122;
- het proces-verbaal van studioverhoor van [slachtoffer 2] , p. 130-151;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 september 2016.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks03 februari 2016 te Tiel, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, meermalen, buiten echt,
een of meerontuchtige handelingen heeft gepleegd, door haar broek en onderbroek naar beneden te trekken en
/of haar vagina te betasten en/ofdoor zijn penis aan haar te tonen;
2.
hij op
of omstreeks03 februari 2016 te Tiel, met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, meermalen, buiten echt,
een of meerontuchtige handelingen heeft gepleegd, door haar broek en onderbroek naar beneden te trekken en
/ofhaar vagina te likken en
/ofzich door haar aan zijn balzak te laten betasten en
/ofhaar een tongzoen te geven en
/ofdoor zijn penis aan haar te tonen;
3.
hij op
of omstreeks03 februari 2016 te Tiel,
- [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum 4] en
/of
- [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] en
/of
- [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3] ,
van wie verdachte wist
of diende te vermoedendat die personen de leeftijd van zestien jaren niet hadden bereikt, er met ontuchtig oogmerk toe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele
handelingen, door ten overstaan van die minderjarigen zijn penis te ontbloten
en te betasten.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 telkens:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaar buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van de feit 3:
een persoon van wie hij weet dat dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet bereikt heeft met ontuchtig oogmerk ertoe bewegen getuige te zijn van seksuele handelingen, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Over verdachte is opgemaakt een rapport van psychologisch onderzoek, gedateerd 17 juni 2016 door [naam 4] , GZ-psycholoog. [naam 4] komt tot de conclusie dat bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis NAO met narcistische, borderline en theatrale trekken, cannabisafhankelijkheid en een seksuele stoornis NAO. Daarvan was ook sprake ten tijde van het tenlastegelegde en het heeft verdachtes gedrag en keuzevrijheid beïnvloed. Hoewel verdachte achteraf terdege bewust is van de ontoelaatbaarheid van zijn handelen, is de conclusie van de rapporteur dat de verslaving en de aspecten van de persoonlijkheidsstoornis zo hebben doorgewerkt, dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
Met de conclusie van het rapport kan de rechtbank zich verenigen. Zij neemt deze over.
Verdachte is strafbaar, nu overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals deze door de reclassering in het adviesrapport van 21 juni 2016 worden geadviseerd, namelijk verplicht reclasseringscontact, het volgen van een ambulante behandeling en een locatieverbod welke gedurende een periode van 3 maanden dient te worden gecombineerd met elektronische controle.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om niet een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarvan de duur langer is dan de reeds ondergane voorlopige hechtenis. Zij heeft daarbij verwezen naar in haar visie vergelijkbare zaken. Verdachte volgt reeds vrijwillig behandeling. Het opleggen van een contactverbod in combinatie met elektronisch toezicht heeft geen toegevoegde waarde, aangezien verdachte zich ook aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden. Gelet op dit alles, is toezicht van drie jaren niet noodzakelijk en wordt verzocht de proeftijd op twee jaren te stellen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte seksuele handelingen heeft verricht met drie nog zeer jonge kinderen. Hij heeft hen op straat aangesproken, is met hen gaan spelen en heeft vervolgens ter bevrediging van zijn eigen seksuele interesses en behoeftes misbruik van hen gemaakt door hen meerdere keren te betasten, hen zijn geslachtsdeel te tonen en zich te laten betasten. Verdachte heeft de grenzen die hij als volwassene naar jeugdigen in acht behoort in te nemen ernstig overschreden en heeft daarmee de lichamelijke en emotionele integriteit van slachtoffers geschonden. Het is algemeen bekend dat de gevolgen van seksuele contacten bij jonge kinderen ernstig en langdurig kunnen zijn.
Bij het bepalen van de strafmodaliteit en de hoogte daarvan heeft de rechtbank verder rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. In de over verdachte opgemaakte rapporten wordt geadviseerd om verdachte verplicht een behandeling te laten volgen voor zijn cannabisverslaving en zijn persoonlijkheidsproblematiek bij een forensisch ambulante zorg. Indien aanvullende behandeling wordt geïndiceerd op het vlak van persoonlijkheidsproblematiek en/of zedendelinquentie, dient verdachte zich eveneens verplicht te laten behandelen door een forensisch psychiatrische polikliniek.
Alles overwegende zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur. De oplegging daarvan doet naar het oordeel van het rechtbank enerzijds recht aan de ernst van de feiten, en houdt anderzijds rekening met de bijzondere problematiek van verdachte. Aan het voorwaardelijk strafdeel zullen de geadviseerde bijzondere voorwaarden worden verbonden, met uitzondering van elektronische controle. De rechtbank ziet geen meerwaarde in de combinatie van een locatieverbod gedurende de driejarige proeftijd en elektronisch toezicht van zeer beperkte duur.
Omdat de te volgen verplichte behandeling naar verwachting langdurig zal zijn komt de rechtbank tot oplegging van een gevangenisstraf van kortere duur dan door de officier van justitie is gevorderd.
In de persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet de rechtbank aanleiding de proeftijd te stellen op drie jaren.
7a. In beslag genomen voorwerpen
Nu er geen strafvorderlijk belang meer aanwezig is dat zich daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast aan verdachte van de onder hem in beslag genomen trui.
7b. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de onder 1 en 3 bewezenverklaarde feiten. Gevorderd wordt een bedrag van € 934,82 (materiële schade ad € 434,82 en immateriële schade ad € 500,--).
De benadeelde [slachtoffer 3] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 250,-- (immateriële schade).
De benadeelde [slachtoffer 2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de onder 2 en 3 bewezenverklaarde feiten. Gevorderd wordt een bedrag van € 3.131,88 (materiële schade ad € 131,88 en (een voorschot op) immateriële schade ad € 3.000,--).
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de vorderingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] onderbouwd en toewijsbaar zijn.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] heeft de officier van justitie aangevoerd dat de gevorderde materiële schade onderbouwd en toewijsbaar is. Ten aanzien de hoogte van de immateriële schade heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat de grondslag van de vorderingen op zich niet wordt betwist.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde [slachtoffer 1] heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de gevorderde vergoeding voor tijdbesteding niet is onderbouwd en dat deel van de vordering dus afgewezen dient te worden.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde [slachtoffer 3] heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de vordering toegewezen kan worden.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde [slachtoffer 2] heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de gevorderde immateriële schade erg hoog is en deze dient te worden gematigd tot een bedrag dat in lijn is met de aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] toe te wijzen immateriële schadevergoedingen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat van de benadeelde partij [slachtoffer 1] de gevorderde materiële schade, met uitzondering van tijdbesteding, en de gevorderde immateriële schade niet zijn betwist. Deze posten kunnen worden toegewezen.
De rechtbank is van oordeel het gevorderde bedrag voor tijdbesteding haar niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt. Uit de ter terechtzitting gegeven toelichting blijkt dat de ouders van aangeefster tijdverzuim hebben gemaakt voor het doen van aangifte en om met hun minderjarige dochtertje naar het politiebureau te gaan voor het studioverhoor. Het gevorderde bedrag van € 300,-- wordt toegewezen.
Nu niet is weersproken dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag en de vordering de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, zal deze vordering worden toegewezen.
Nu niet is weersproken dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] materiele schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag en de vordering de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, zal dit deel van de vordering worden toegewezen. De rechtbank zal de geleden immateriële schade naar redelijkheid en billijkheid begroten op € 500,-, nu ervan uit mag worden gegaan dat deze schade in ieder geval is geleden. Met betrekking tot de overigens door de benadeelde gevorderde immateriële schade zal de benadeelde niet-ontvankelijk worden verklaard.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht telkens de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partijen.
De gevorderde wettelijke rente inzake deze vorderingen is telkens toewijsbaar vanaf 3 februari 2016.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24, 27, 57, 247 en 248d van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
7 (zeven) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarde(n) dat de veroordeelde:
Meldplicht
- zich op actieve wijze zal houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet verdachte zich binnen 5 dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis melden bij Reclassering Nederland, Wibautstraat 12 te Amsterdam, tel. [telefoonnummer] . Hierna moet hij zich gedurende de door de reclassering bepaalde periode blijven melden zo frequent als de reclassering dit gedurende deze periode nodig acht;
Behandelverplichting - ambulante behandeling.
- wordt verplicht zich om zich te laten behandelen voor de door het NIFP gediagnosticeerde delict gerelateerde middelen- en persoonlijkheidsproblematiek, bij Forensisch Ambulante Zorg (FAZ) van Inforsa te Amsterdam, of een soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven. Indien de FAZ van Inforsa, in overleg met de reclassering, aanvullende behandeling indiceert op het vlak van persoonlijkheidsproblematiek en/of zedendelinquentie, wordt veroordeelde eveneens verplicht om zich te laten behandelen door forensisch psychiatrische polikliniek De Waag te Amsterdam, of soortgelijke (forensisch) ambulante zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich dan ook zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Locatieverbod
- wordt verboden zich te bevinden in de woonplaats van de slachtoffers, namelijk Tiel, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Andere voorwaarden het gedrag betreffende
- zich beschikbaar stelt voor (urine)controles op zijn middelengebruik, voor zover en zo lang dat de reclassering nodig wordt geacht;
- ervoor zorgt dat hij zich niet in situaties bevindt, waarin hij alleen is met minderjarigen. Veroordeelde zal zich verder niet ophouden nabij kinderrijke plekken (scholen, speeltuinen en dergelijke).
De rechtbank geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
De rechtbank:
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast de teruggave van de in beslag genomen trui aan verdachte;
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], een bedrag
te betalen van € 902,32(negenhonderdtwee euro en tweeëndertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2016, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan verdachte de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag
te betalen van € 934,82(negenhonderdvierendertig euro en tweeëntachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2016, tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 18 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 3], een bedrag
te betalen van € 250,--(tweehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2016, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan verdachte de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag
te betalen van € 250,--(tweehonderd vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2016, tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 5 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], een bedrag
te betalen van € 631,88(zeshonderd eenendertig euro en achtentachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2016, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 2]voor het overige
niet-ontvankelijkin haar vordering;
 legt aan verdachte de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 2] , een bedrag
te betalen van € 631,88(zeshonderd eenendertig euro en achtentachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2016, tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 12 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
 heft op het – geschorste – bevel voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C.P. Goossens (voorzitter), mr. R.S. Croll en mr. G. Noordraven, rechters, in tegenwoordigheid van A.B.M. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 september 2016.
De griffier is buiten staat mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] (brigadier/ zedenrechercheur) van de politie Oost Nederland, district Gelderland Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL2016058285, gesloten op 20 april 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.