ECLI:NL:RBGEL:2016:5036

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 september 2016
Publicatiedatum
20 september 2016
Zaaknummer
C/05/291298 / KZ ZA 16/191
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schorsing ontruimingsvonnis afgewezen; geen kennelijke juridische of feitelijke misslag

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 6 september 2016 uitspraak gedaan in een kort geding waarin [eiser] vorderde de executie van een ontruimingsvonnis te schorsen. Dit ontruimingsvonnis was eerder door de kantonrechter uitgesproken op 27 juli 2016, waarbij de huurovereenkomst tussen [eiser] en gedaagde, Stichting Uwoon, was ontbonden. [eiser] had psychische problemen en vorderde dat de ontruiming zou worden opgeschort totdat er in de bodemprocedure in hoger beroep was beslist. De voorzieningenrechter overwoog dat er geen sprake was van een kennelijke juridische of feitelijke misslag van de kantonrechter. De voorzieningenrechter oordeelde dat de ontruiming niet onredelijk was, ook al zou dit voor [eiser] ingrijpende gevolgen hebben. De psychische klachten van [eiser] stonden niet in de weg aan de ontruiming, vooral omdat hij al geruime tijd op de hoogte was van de ontruiming en er geen nieuwe feiten waren die een noodtoestand zouden rechtvaardigen. De vordering van [eiser] werd afgewezen en hij werd veroordeeld in de proceskosten van Uwoon, die op € 1.435,00 werden begroot.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/291298 / KZ ZA 16/191
Vonnis in kort geding van 6 september 2016
in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. A.R. Oosthout,
tegen
de stichting
STICHTING UWOON,
gevestigd te Harderwijk,
gedaagde,
advocaat mr. D.P.E.P. van Schieveen.
Partijen zullen hierna [eiser] en Uwoon genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding,
  • de mondelinge behandeling,
  • de pleitnota van [eiser] ,
  • de pleitnota van Uwoon.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, locatie Apeldoorn (zaaknummer 4554167 \ CV EXPL 15-6728) d.d. 27 juli 2016 is de huurovereenkomst tussen [eiser] en Uwoon ontbonden en is [eiser] veroordeeld de woning aan de [adres] te [woonplaats] met al wie en al wat zich daarin vanwege [eiser] moge bevinden te verlaten en te ontruimen met afgifte van de sleutels en ter vrije beschikking van Uwoon te stellen.
2.2.
Bij deurwaardersexploot d.d. 2 augustus 2016 is het kantonvonnis van 27 juli 2016 aan [eiser] betekend en is aan hem bevel gedaan om binnen vier weken na de datum van het exploot aan de inhoud van het vonnis te voldoen en mitsdien de onroerende zaak te ontruimen. Met aanzegging dat bij niet tijdige voldoening aan dit bevel zal worden overgegaan tot de tenuitvoerlegging van de titel tot ontruiming, waarbij de ontruiming is aangezegd tegen 15 september 2016.
2.3.
[eiser] is al geruime tijd bekend met psychische problemen (schizofrenie) en is hiervoor van 15 januari 2016 tot medio maart 2016 onder behandeling geweest bij GGZ Centraal te Ermelo (hierna: GGZ).
2.4.
Bij brief van 8 augustus 2016 hebben [naam sociaal psychiatrisch verpleegkundige] , sociaal psychiatrisch verpleegkundige en [naam psychiater] , psychiater Fact team Ermelo, beide werkzaam bij GGZ, verklaard dat de behandeling van [eiser] die thans een ambulant karakter heeft succesvol verloopt. [eiser] volgt alle behandeladviezen op en er is sprake van een goede werkrelatie tussen [eiser] en zijn behandelaars. Er is inmiddels sprake van een stabiele situatie in psychiatrische zin volgens [naam sociaal psychiatrisch verpleegkundige] en [naam psychiater] .

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
Uwoon te veroordelen de executie op grond van het kantonvonnis van 27 juli 2016 te staken en gestaakt te houden totdat daarover in de bodemprocedure in hoger beroep is beslist, zulks op straffe van een dwangsom met een minimum van € 500,00 per dag en een maximum van € 6.000,00, met veroordeling van Uwoon in de kosten van dit geding.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat de kantonrechter een dergelijke ingrijpende maatregel met verstrekkende consequenties niet behoort te nemen zonder dat partijen in persoon zijn gehoord.
Uit diverse verklaringen van zijn buren en zijn vriendin komt een heel ander beeld naar voren van [eiser] dan tijdens de kantonprocedure. En met de huidige ingezette behandeling bij GGZ en gelet op het feit dat alle belemmeringen die hebben geleid tot de overlast inmiddels zijn weggenomen zijn er voldoende waarborgen om te voorkomen dat het weer uit de hand zal lopen.
De ontruiming zal ertoe leiden dat hij elke psychische houvast kwijt zal raken en volledig zal zijn aangewezen op GGZ en allerlei andere door de overheid gefinancierde vormen van opvang. Hij verliest een dak boven zijn hoofd en is aangewezen op nachtopvang en zal overdag op straat zwerven wat er waarschijnlijk toe zal leiden dat hij opnieuw moet worden opgenomen bij GGZ. Derhalve heeft hij een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening.
3.3.
Uwoon voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In een executiegeschil kan de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van een vonnis slechts schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad - geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
4.2.
Voor zover [eiser] met zijn stelling dat de kantonrechter zijn beslissing heeft genomen zonder partijen in persoon te horen beoogt te betogen dat de beslissing in strijd is met het beginsel van hoor en wederhoor overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
Na de dagvaarding en conclusie van antwoord is een comparitie van partijen gelast en is op verzoek van [eiser] deze comparitie van partijen uitgesteld. De raadsman van [eiser] heeft bij brief van 3 februari 2016 en bij akte uitlaten van 9 maart 2016 aangegeven dat [eiser] waarschijnlijk niet snel weer in zijn woning zal terugkeren. Daarop heeft de kantonrechter partijen de gelegenheid gegeven tot het nemen van een conclusie van repliek en dupliek. Gelet hierop is [eiser] door de kantonrechter voldoende in de gelegenheid gesteld zijn standpunt uiteen te zetten en toe te lichten. Daar komt bij dat [eiser] niet expliciet heeft verzocht om in persoon te worden gehoord. Derhalve kan niet worden geoordeeld dat er sprake is van een kennelijke juridische of feitelijke misslag van de kantonrechter.
4.3.
Verder zijn geen na het vonnis van 27 juli 2016 voorgevallen of aan het licht gekomen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden op grond waarvan klaarblijkelijk aan de zijde van [eiser] een noodtoestand zal ontstaan.
Dat [eiser] als gevolg van de ontruiming een dak boven zijn hoofd verliest is inherent aan een ontruiming, staat op zichzelf aan ontruiming in verband met overlast niet in de weg en geldt voor alle huurders die gedwongen hun huurwoning moeten verlaten. Bovendien is [eiser] vanaf 27 juli 2016 op de hoogte van de ontruiming en is het aan hem om tijdig over vervangende woonruimte dan wel verblijfsruimte bij derden te kunnen beschikken.
Het feit dat [eiser] lijdt aan psychische klachten is schrijnend, maar staat eveneens aan de ontruiming niet in de weg. Daarbij is van belang dat de psychische situatie van [eiser] ten tijde van het ontruimingsvonnis in grote lijnen bekend was. Verder blijkt uit de brief van GGZ van 8 augustus 2016 dat de ambulante behandeling van [eiser] succesvol verloopt en dat er in psychiatrische zin sprake is van een stabiele situatie. Onvoldoende aannemelijk is geworden dat de ontruiming ertoe zal leiden dat de behandeling van [eiser] uit de hand zal lopen en hij opnieuw moet worden opgenomen bij GGZ.
4.4.
Gelet op het voorgaande heeft Uwoon een in redelijkheid te respecteren belang bij de gebruikmaking van haar bevoegdheid tot executie.
De voorzieningenrechter acht daarbij van belang dat Uwoon er in het verleden alles aan heeft gedaan om in overleg met de omwonenden en [eiser] zonder een gerechtelijke procedure tot een aanvaardbare oplossing van het overlastprobleem te komen. Zo heeft Uwoon diverse gesprekken gevoerd met de wijkagent en [eiser] , heeft zij geprobeerd om een buurtbemiddelingstraject te starten en heeft zij geprobeerd om de overlast te laten stoppen door [eiser] vrijwillig een gedragswijziging te laten ondertekenen.
De voorzieningenrechter acht verder van belang dat uit recente verklaringen van 9 respectievelijk 14 augustus 2016 van de naaste buren van [eiser] blijkt dat de overlast nog steeds voortduurt. Dat de huidige ingezette behandeling van [eiser] een voldoende waarborg biedt om te voorkomen dat wederom overlast zal worden ervaren, is onvoldoende aannemelijk geworden en maakt niet dat het belang van Uwoon bij de ontruiming dient te wijken voor het belang van [eiser] bij het behoud van zijn woning. Ook de door [eiser] overgelegde recente verklaringen van buurtgenoten, die overigens niet in de directe nabijheid van [eiser] wonen en dus niet de overlast ervaren waarvan sprake is, leiden niet tot een ander oordeel. Een procedure tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis tot ontruiming kan en mag niet tot een verkapte beoordeling in hoger beroep leiden. Gelet op het voorgaande zal de vordering worden afgewezen.
4.5.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Uwoon worden begroot op:
- griffierecht € 619,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.435,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Uwoon tot op heden begroot op € 1.435,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A.M. Vrendenbarg-Elsbeek en in het openbaar uitgesproken op 6 september 2016.
fo/vr