In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 15 september 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en verweerder over de toekenning van een loopbaanpremie op basis van de Tijdelijke regeling overstap naar een niet substantieel bezwarende functie. Eiser, die sinds 1 augustus 2000 in een substantieel bezwarende functie werkzaam was, had een aanvraag ingediend voor een loopbaanpremie. Verweerder kende hem aanvankelijk een premie van 80% toe, maar na bezwaar werd dit verhoogd naar 130%, inclusief een bonus van 50%. Eiser stelde echter dat hij recht had op een loopbaanpremie van 100% plus de bonus, omdat hij feitelijk meer dan 15 jaar in een substantieel bezwarende functie had gewerkt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het begrip 'indiensttreding' in de Tijdelijke regeling niet alleen verwijst naar de formele aanstelling, maar ook naar de feitelijke situatie. Dit betekent dat de periode waarin eiser niet formeel in een SB-functie was aangesteld, maar wel substantieel bezwarende werkzaamheden verrichtte, meegeteld moet worden. De rechtbank oordeelde dat eiser recht had op een loopbaanpremie van 150% (100% plus 50% bonus) en vernietigde het eerdere besluit van verweerder. Daarnaast werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiser.
De uitspraak benadrukt het belang van de feitelijke werkzaamheden van ambtenaren in het kader van de Tijdelijke regeling en biedt een duidelijke interpretatie van de voorwaarden voor het verkrijgen van een loopbaanpremie.