Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
[gedaagde 2],
[gedaagde 3],
1.De procedure
- het tussenvonnis in het incident van 9 september 2015
- de akte overlegging producties van [eiser]
- het verkort proces-verbaal van comparitie van 21 januari 2016.
2.De verdere beoordeling in het incident
Het voorgaande sluit niet uit dat de bedoelde afdeling via de open norm van artikel 6:233 onder a BW een zekere mate van reflexwerking kan uitoefenen. Dit zal met name het geval kunnen zijn bij transacties die nauwelijks van consumententransacties te onderscheiden zijn. In dit verband heeft [eiser] , op wie terzake de stelplicht en bewijslast rust, niet meer gesteld dan dat hij gelijk te stellen is met een consument, dat partijen niet over het arbitragebeding hebben onderhandeld, dat het een beding is dat in iedere franchiseovereenkomst van [gedaagde 1] is opgenomen en dat het hem de mogelijkheid ontneemt om voor overheidsrechtspraak te kiezen.
3.De beslissing
31 augustus 2016voor conclusie van antwoord aan de zijde van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] ;