ECLI:NL:RBGEL:2016:4832

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 september 2016
Publicatiedatum
6 september 2016
Zaaknummer
AWB - 16 _ 1247
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verruimde vrijstelling schenkbelasting 2014; 33a Successiewet. Vertrouwensbeginsel. Toelichting bij aangifte schenkbelasting 2014.

Op 7 september 2016 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft een geschil over de toepassing van de verruimde vrijstelling voor schenkbelasting in 2014, zoals vastgelegd in artikel 33a van de Successiewet 1956. Eiseres had in 2014 twee schenkingen ontvangen van haar zwager, waarvan zij een beroep deed op de tijdelijke verruiming van de vrijstelling voor schenkbelasting. De inspecteur legde echter een aanslag op, waarbij hij de verruimde vrijstelling niet in aanmerking nam.

Tijdens de zitting op 24 augustus 2016 werd de zaak behandeld. Eiseres stelde dat de informatie van de belastingdienst haar de verwachting had gewekt dat de verruimde vrijstelling ook in 2014 van toepassing was. De rechtbank oordeelde dat de weigering van de inspecteur om de verruimde vrijstelling toe te passen in overeenstemming was met de wet. De rechtbank wees het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel af, omdat de informatie van de belastingdienst niet als een toezegging kon worden opgevat.

De rechtbank concludeerde dat de aanslag schenkbelasting van € 2.972 terecht was opgelegd en verklaarde het beroep van eiseres ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie van de belastingdienst en de beperkingen van het vertrouwensbeginsel in belastingzaken. De beslissing werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RechtbanK gelderland
Team belastingrecht
zaaknummer: AWB 16/1247

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van7 september 2016 in de zaak tussen

[X] , wonende te [Z] , eiseres(gemachtigde: [gemachtigde] ),

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Eindhoven, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 19 januari 2016 op het bezwaar van eiseres tegen de opgelegde aanslag in de schenkbelasting wegens een verkrijging in het jaar 2014.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 augustus 2016.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde [gemachtigde] .

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. [A] , een zwager van de oma van eiseres, heeft op 18 november 2013 een bedrag van € 10.000 geschonken aan eiseres. Eiseres heeft dit bedrag aangewend voor de aflossing van een deel van de hypotheek op de eigen woning. Eiseres heeft voor deze schenking een beroep gedaan op de tijdelijke verruiming van de vrijstelling voor de schenkbelasting als bedoeld in het besluit van de staatssecretaris van Financiën van
16 september 2013, nr. BLKB2013/1699M.
2. Op 9 december 2014 heeft [A] een bedrag van € 12.000 aan eiseres geschonken. Ook deze schenking heeft eiseres aangewend voor de aflossing van een deel van de hypotheek op de eigen woning. Op 12 december 2014 heeft eiseres een aangifte schenkbelasting 2014 ingediend waarin zij een beroep doet op de tijdelijk tot € 100.000 verruimde vrijstelling voor de schenkbelasting als bedoeld in artikel 33a van de Successiewet 1956 (tekst 2014; hierna: de Wet).
3. Met dagtekening 25 augustus 2015 heeft verweerder een aanslag schenkbelasting van € 2.972 opgelegd, berekend naar een belaste verkrijging van € 9.908 (€ 12.000 minus een vrijstelling van € 2.092). Verweerder heeft daarbij de verruimde vrijstelling van voormeld artikel 33a van de Wet niet in aanmerking genomen.
4. In geschil is of eiseres in 2014 recht heeft op de verruimde vrijstelling voor de schenkbelasting als bedoeld in artikel 33a van de Wet.
5. Artikel 33a, eerste lid, van de Wet luidde in 2014 als volgt:
“Voor één kalenderjaar worden het ingevolge artikel 33, aanhef en onderdelen 5º of 6º, van schenkbelasting vrijgestelde bedrag en het ingevolge artikel 33, aanhef en onderdeel 7º, van schenkbelasting vrijgestelde bedrag onder bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden verhoogd tot een bedrag van € 100.000, indien:
het een schenking betreft van een eigen woning als bedoeld in artikel 3.111, eerste of derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 of van een bedrag dat is geschonken ter zake van de verwerving van een zodanige eigen woning, voor de kosten van verbetering of onderhoud van die woning, ter zake van de afkoop van rechten van erfpacht, opstal of beklemming met betrekking tot die woning dan wel voor de aflossing van een eigenwoningschuld als bedoeld in artikel 3.119a van die wet of de aflossing van een schuld die de verkrijger had op het moment direct voorafgaand aan een vervreemding van een eigen woning voor zover deze schuld heeft geleid tot een negatief vervreemdingssaldo eigen woning als bedoeld in artikel 3.119aa van die wet, en
op deze verhoogde vrijstelling in de aangifte een beroep wordt gedaan.
Indien de woning of het bedrag, bedoeld in de eerste volzin, is verkregen van de ouders, wordt het ingevolge de eerste volzin van schenkbelasting vrijgestelde bedrag verminderd met de bedragen waarvoor de verhoogde vrijstelling, bedoeld in artikel 33, onderdelen 5º en 6º, op enig moment door het kind is toegepast.”
6. Voormelde bepaling is ingevoerd bij Wet van 18 december 2013 tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2014), Stb. 2013, 565, en werkt blijkens artikel XXXVII, vierde lid, van die wet terug tot en met 1 oktober 2013.
7. In de memorie van toelichting bij voormelde wet van 18 december 2013 is artikel 33a van de Wet als volgt toegelicht:

4.11. Verruimen vrijstelling schenkbelasting
De eenmalig verhoogde vrijstelling in de schenkbelasting voor schenkingen van ouders aan kinderen tussen de 18 en 40 jaar voor schenkingen die verband houden met de eigen woning wordt op grond van het aanvullend pakket verruimd. In de Successiewet 1956 is een eenmalig verhoogde vrijstelling van € 51.407 opgenomen voor schenkingen van ouders aan kinderen tussen 18 en 40 jaar, mits de schenking verband houdt met de verwerving of verbouwing van een eigen woning, de afkoop van rechten van erfpacht, opstal of beklemming met betrekking tot die woning dan wel voor de aflossing van de eigenwoningschuld van het kind. In de eerste plaats wordt de hoogte van de vrijstelling tijdelijk (namelijk van 1 oktober 2013 tot 1 januari 2015) verruimd van het huidige bedrag van de vrijstelling van € 51.407 tot € 100.000. Voorts vervalt eveneens tijdelijk (voor dezelfde periode) de beperking dat de schenking moet zijn gedaan van een ouder aan een kind tussen 18 en 40 jaar. Dit betekent dat van 1 oktober 2013 tot 1 januari 2015 iedereen van een familielid of van een derde vrij van schenkbelasting een schenking mag ontvangen van maximaal € 100.000, mits deze wordt aangewend voor de eigen woning. Tot slot wordt de reeds bestaande vrijstelling met ingang van 1 oktober 2013 zodanig uitgebreid dat ook een schenking die is bestemd voor de aflossing van een restschuld onder de faciliteit wordt gebracht. Deze laatste verruiming is niet tijdelijk van aard maar structureel. Vooruitlopend op de voorziene inwerkingtreding van dit wetsvoorstel zal deze maatregel bij beleidsbesluit reeds in werking treden.” (Kamerstukken II 2013-2014, 33752, nr. 3, blz. 21)
8. In de nota naar aanleiding van het verslag is in antwoord op vragen van leden van de Tweede Kamer onder meer het volgende opgemerkt:
“Voorts vragen deze leden of de mogelijkheid om de schenking over twee kalenderjaren te spreiden niet geldt als het kind in 2013 reeds de leeftijd van 40 jaar heeft bereikt of als er sprake is van een schenking aan een derde omdat (de goedkeuring van) artikel 33a van de SW 1956 slechts in één kalenderjaar kan worden toegepast. Deze conclusie is eveneens juist.” (Kamerstukken II 2013-2014, 33752, nr. 11, blz. 68)
In antwoord op vragen van de NOB is voorts het volgende opgemerkt:
“Voorts rijst bij de NOB de volgende vraag. In de aanhef van het voorgestelde artikel 33a, eerste lid, van de SW 1956 staat «Voor één kalenderjaar». De NOB vraagt zich af of dit betekent dat zowel in 2013 als in 2014 een bedrag van € 100.000 kan worden geschonken, bijvoorbeeld door opa aan zijn kleinkind. «Voor een kalenderjaar» betekent dat slechts eenmaal gebruik kan worden gemaakt van de verruimde schenkvrijstelling van artikel 33a van de SW 1956.” (Kamerstukken II 2013-2014, 33752, nr. 11, blz. 97)
9. De bepaling over de inwerkingtreding is in de memorie van toelichting als volgt toegelicht:
“Ingevolge het derde lid werkt de tijdelijke verruiming (van 1 oktober 2013 tot 1 januari 2015) van de vrijstelling in de schenkbelasting, bedoeld in artikel I, onderdeel F, en artikel XIV, onderdeel C, terug tot en met 1 oktober 2013. Vooruitlopend op deze wet zal bij beleidsbesluit worden goedgekeurd dat deze verruiming reeds wordt toegepast vanaf
1 oktober 2013.”
(Kamerstukken II 2013-2014, 33752, nr.3, blz. 72)
10. Het in de memorie van toelichting genoemde beleidsbesluit betreft het besluit van de staatssecretaris van Financiën van 16 september 2013, nr. BLKB2013/1699M. Hierin heeft de staatssecretaris het volgende besloten:
“In dit besluit keur ik vooruitlopend op wetgeving het volgende goed. De vrijstelling voor de schenking voor de eigen woning kan vanaf 29 oktober 2012 ook worden toegepast op een schenking voor de aflossing van de restschuld vervreemde eigen woning.
Daarnaast wordt de vrijstelling voor de periode van 1 oktober 2013 tot en met 31 december 2013 verruimd. Voor deze periode wordt het bedrag van de vrijstelling verhoogd tot € 100.000 voor schenkingen voor de eigen woning en geldt niet de beperking dat het moet gaan om een schenking van een ouder aan een kind tussen 18 en 40 jaar.”
11. Uit de onder 5. weergegeven tekst van artikel 33a van de Wet volgt dat de verruimde vrijstelling geldt voor één kalenderjaar. De onder 8. weergegeven passages uit de nota naar aanleiding van het verslag bevestigen dat dit betekent dat slechts in één kalenderjaar gebruik kan worden gemaakt van de verruimde schenkvrijstelling. Voorts volgt uit de onder 10. weergegeven tekst van het beleidsbesluit dat de verruiming van de vrijstelling vooruitlopend op wetgeving tevens geldt voor de periode van 1 oktober 2013 tot en met 31 december 2013. Aan eiseres moet worden toegegeven dat de onder 7. weergegeven passage in de memorie van toelichting “Dit betekent dat van 1 oktober 2013 tot 1 januari 2015 iedereen van een familielid of van een derde vrij van schenkbelasting een schenking mag ontvangen van maximaal € 100.000, mits deze wordt aangewend voor de eigen woning.” op zichzelf de indruk zou kunnen wekken dat de vrijstelling van toepassing is voor de gehele periode van 1 oktober 2013 tot 1 januari 2015. In de wettekst en in de nota naar aanleiding van het verslag is echter duidelijk vermeld dat de vrijstelling voor één kalenderjaar geldt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder daarom terecht slechts voor één kalenderjaar, te weten voor het kalenderjaar 2013, de tot € 100.000 verruimde vrijstelling in aanmerking genomen.
12. Eiseres heeft gesteld dat de toelichting bij de aangifte schenkbelasting 2014 bij haar de verwachting heeft gewekt dat de tijdelijk verruimde vrijstelling voor de gehele periode van 1 oktober 2013 tot 1 januari 2015 gold. In die toelichting staat namelijk onder punt 5a onder meer het volgende vermeld: “Vanaf 1 oktober 2013 mag iedereen van een familielid of van een derde een schenking ontvangen van maximaal € 100.000.” Voorts staat onder punt 5b vermeld: “Als u in het verleden gebruik hebt gemaakt van een verhoogde vrijstelling, houden wij daar rekening mee. Het bedrag van de vrijstelling brengen wij in mindering op de € 100.000.” Ter zitting heeft eiseres verklaard dat [A] op basis van die informatie in 2014 heeft besloten haar nog een bedrag te schenken.
13. De rechtbank acht aannemelijk dat de schenker en eiseres op basis van informatie van de belastingdienst in de veronderstelling verkeerden dat het in 2013 niet gebruikte deel van de vrijstelling in 2014 alsnog zou kunnen worden gebruikt, omdat in die informatie niet expliciet is vermeld dat de vrijstelling van € 100.000 maar voor één kalenderjaar geldt. Dat is echter onvoldoende om het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel te doen slagen. Uit vaste jurisprudentie volgt dat uitlatingen van de belastingadministratie die niet als een toezegging of goedkeuring zijn op te vatten maar waarin algemene voorlichting wordt gegeven, bijvoorbeeld ter vergemakkelijking van het invullen van een aangiftebiljet zoals in dit geval, niet kunnen leiden tot in rechte te beschermen vertrouwen, tenzij de belastingplichtige afgaande op die inlichtingen een handeling heeft verricht of nagelaten, waardoor hij niet alleen de verschuldigde belasting moet betalen, maar bovendien schade lijdt (vgl. Hoge Raad 9 maart 1988, ECLI:NL:HR:1988:ZC3780). Eiseres heeft ter zitting verklaard dat de schenker op haar verzoek ook de verschuldigde belasting heeft voldaan en dat dit de relatie tussen beiden heeft belast. Eiseres heeft hiermee en met hetgeen zij overigens heeft aangevoerd niet aannemelijk gemaakt dat zij schade heeft geleden. De rechtbank wijst het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel daarom af.
14. Omdat de weigering van verweerder om de verruimde vrijstelling toe te passen in overeenstemming is met de wet en op grond van het vertrouwensbeginsel niet van de wet moet worden afgeweken, is het beroep ongegrond.
15. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. W.A. Mak, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 september 2016.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.