ECLI:NL:RBGEL:2016:4814

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 juli 2016
Publicatiedatum
2 september 2016
Zaaknummer
299970
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de Nederlandse rechter in een geschil met een Duits forumkeuzebeding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een incident waarin de vraag aan de orde is of de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van een geschil dat voortvloeit uit borgtochtovereenkomsten tussen de vennootschap GMS VERBUND GMBH en een gedaagde. De gedaagde heeft zich in een eerdere procedure bij de Duitse rechter beroepen op het ontbreken van rechtsmacht van die rechter, waarna de Duitse rechter zich onbevoegd heeft verklaard. GMS heeft vervolgens de zaak aanhangig gemaakt bij de Nederlandse rechter, waarbij zij zich beroept op de geldigheid van de borgtochtovereenkomsten en het forumkeuzebeding dat daarin is opgenomen. De gedaagde heeft in het incident verzocht om onbevoegdverklaring van de Nederlandse rechter, zich beroepend op het forumkeuzebeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat het forumkeuzebeding een exclusieve bevoegdheid voor de Duitse rechter schept, maar heeft ook geconstateerd dat de gedaagde in de Duitse procedure een tegenstrijdig standpunt heeft ingenomen. De rechtbank oordeelt dat de gedaagde misbruik van procesrecht maakt door in deze procedure een standpunt in te nemen dat in strijd is met zijn eerdere standpunt in de Duitse procedure. Daarom wordt de vordering van de gedaagde afgewezen en wordt hij veroordeeld in de proceskosten van het incident. De hoofdzaak wordt verwezen naar de rol voor conclusie van antwoord.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/299970 / HA ZA 16-151 / 546 / 560
Vonnis in incident van 27 juli 2016
in de zaak van
de vennootschap naar Duits recht
GMS VERBUND GMBH,
gevestigd te Keulen (Duitsland),
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. G.A.M.F. Spera te Heerlen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. P.C. van As te Nieuwegein.
Partijen zullen hierna GMS en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring;
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
GMS vordert in de hoofdzaak dat de rechtbank voor recht verklaart dat de borgtochtovereenkomsten (van 14 maart 2013) met [gedaagde] rechtsgeldig zijn en dat zij [gedaagde] veroordeelt uit hoofde van die overeenkomsten aan GMS € 106.174,76 te betalen ter voldoening van de zekerheid voor haar vordering op Mundo (MDB B.V. en MNMG B.V.), te vermeerderen met rente en kosten.
2.2.
GMS wijst er in de dagvaarding op dat in de borgtochtovereenkomsten een forumkeuzebeding is opgenomen. Artikel 11 in de Duitse versie en artikel 12 in de Nederlandse versie van de beide overeenkomsten luiden respectievelijk:
11) Diese Vereinbarung steht unter dem Recht der Bundesrepublik Deutschland. Gerichtsstand ist Köln.
12) Op deze overeenkomst (...) is Duits recht van toepassing, meer in het bijzonder de bepalingen van het BGB. In geval van enig geschil is bij uitsluiting bevoegd de Duitse competente rechter te Keulen (Duitsland).
GMS heeft de vordering aanvankelijk voorgelegd aan de Duitse rechter (Landgericht Köln) maar deze heeft zich onbevoegd verklaard op grond van de overwegingen dat het forumkeuzebeding ongeldig is naar Duits recht en er overigens geen grondslag is voor bevoegdheid van de Duitse rechter. Uit het vonnis van 22 juni 2015 van het Landgericht Köln wordt geciteerd:
Tatbestand:
Die Klägerin [GMS; rechtbank] nimmt den Beklagten [ [gedaagde] ; rechtbank] aus zwei Bürgschaften in Anspruch.
(...)
De Beklagte behauptet,
das Landgericht Köln sei bereits international nicht zuständig. Es fehle bereits an der Formwirksamkeit der Gerichtsstandvereinbarung, da diese nur einseitig von ihm unterschrieben sei. Darüber hinaus habe er als Verbraucher die Bürgschaften unterschrieben, sodass er an seinem Verbrauchergerichtsstand in den Niederlanden zu verklagen sei. Außerdem sei in den Niederlanden bei der Rechtbank Gelderland ein Parallelprozess der Klägerin gegen seine Mutter über den identischen Streitgegenstand, nämlich Inanspruchnahme aus zwei Bürgschaften zu Gunsten der Hauptschuldner (die beiden niederländischen Gesellschaften) i.H.v. 106.174,76 EUR sowie zusätzliche Inkassokosten bereits vorher anhängig gemacht.
(...)
Entscheidungsgründe:
Die Klage ist unzulässig. Das Landgericht Köln ist international nicht zuständig.
(...)
Die Parteien haben eine Bürgschaftsvereinbarung geschlossen. In Ziffer 11 des Bürgschaftsvertrages findet sich die Bestimmung, dass der Gerichtsstand für diese Vereinbarung Köln sein soll.
(...)
Die Bürgschaftserklärung weist im Rubrum beide Parteien als Parteien der Bürgschaftserklärung aus. Das Schriftstück enthält sowohl die Formulierungen der Bürgschaftserklärung als auch die Gerichtsstandsvereinbarung. Das betroffene Schriftstück ist jedoch nur von dem Beklagten unterschrieben worden. (vgl. Anlagen K5 und K6, Bl. 14 ff. d. GA.) Dies reicht nach der Rechtsprechung des BGH für eine formwirksame Gerichtsstandsvereinbarung nicht aus, da die Willenseinigung durch das Vorliegen nur einer Unterschrift nicht gewährleistet ist. (vgl. BGH NJW 2001, 1731)
(...)
Durch das Fehlen der Unterschrift der Klägerin unter der Bürgschaftserklärung oder einer sonstigen schriftlichen Bestätigung ist die Willenseinigung hinsichtlich der prorogativen Gerichtsstandsvereinbarung nicht ersichtlich. (...)
2.3.
GMS concludeert hieruit dat het forumkeuzebeding ongeldig is en dat daarom ‘de commune regels’ van het internationaal privaatrecht gelden. Volgens haar is de Nederlandse rechter bevoegd op grond van hetzij artikel 18 lid 2, hetzij artikel 7 lid 1 van de EEX-Verordening.
2.4.
[gedaagde] vordert in het incident dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om van het onderhavige geschil kennis te nemen, met veroordeling van GMS in de kosten van het incident. [gedaagde] beroept zich daartoe op het forumkeuzebeding in de overeenkomsten van borgtocht. Hij wijst erop dat de borgtochtovereenkomst die in de onderhavige procedure als productie 4A in het geding is gebracht, wel degelijk en dus anders dan waarvan de Duitse rechter is uitgegaan, door twee partijen is ondertekend. Voorts stelt hij onder verwijzing naar een door GMS bij dagvaarding in het geding gebrachte brief van 18 april 2013 van GMS aan [gedaagde] , dat GMS de overeenkomsten van borgtocht schriftelijk heeft bevestigd. Hij betoogt dat het oordeel van de Duitse rechter anders had geluid als deze over de genoemde stukken had beschikt, en concludeert dat GMS de Duitse rechter niet van voldoende informatie heeft voorzien.
2.5.
De rechtbank oordeelt als volgt. De bevoegdheid om van het geschil kennis te nemen dient te worden beoordeeld op basis van de (herschikte) EEX-Verordening (verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012). Het geschil valt binnen het materiële toepassingsgebied daarvan op grond van artikel 1, terwijl het ook valt binnen het temporele toepassingsgebied nu de zaak bij deze rechtbank is aangebracht na 10 januari 2015 (artikel 66).
2.6.
Op grond van artikel 25 lid 1 van de EEX-Verordening schept een forumkeuzebeding een exclusieve bevoegdheid voor de gekozen rechter. De twee in het geding gebrachte overeenkomsten van borgtocht bevatten een forumkeuzebeding. Van deze twee overeenkomsten is er een door beide partijen ondertekend. Bovendien heeft GMS de ontvangst van twee door [gedaagde] ondertekende overeenkomsten bevestigd bij brief van 18 april 2013. Daarmee staat buiten twijfel dat beide partijen hebben ingestemd met het forumkeuzebeding. Dat schept een exclusieve bevoegdheid voor de Duitse rechter, zodat de Nederlandse rechter in beginsel geen rechtsmacht heeft.
2.7.
De rechtbank leidt evenwel uit het Duitse vonnis af dat [gedaagde] in de procedure bij de Duitse rechter heeft betoogd dat deze niet bevoegd is, waarbij hij erop heeft gewezen dat de overeenkomst waarin het forumkeuzebeding is opgenomen niet geldig is en voorts dat er bij de rechtbank Gelderland een procedure loopt die met de onderhavige samenhangt. Na daarin door de Duitse rechter te zijn gevolgd en in Nederland te zijn gedagvaard, heeft [gedaagde] zijn standpunt gewijzigd. In de onderhavige procedure neemt hij het standpunt in dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is omdat het forumkeuzebeding wel geldig is. Als [gedaagde] daarin wordt gevolgd, dan leidt dat ertoe dat noch de Duitse, noch de Nederlandse, noch enige andere rechter de vordering van GMS op [gedaagde] uit hoofde van de overeenkomsten van borgtocht kan beoordelen. Daarbij heeft [gedaagde] geen rechtens te respecteren belang. Daarom wordt geoordeeld dat [gedaagde] misbruik van procesrecht maakt door in de onderhavige procedure een standpunt over de rechtsmacht in te nemen dat tegengesteld is aan het standpunt dat hij daarover in de Duitse procedure heeft ingenomen. Aan hem komt in deze procedure dus geen beroep toe op het forumkeuzebeding. Dat zal daarom buiten beschouwing worden gelaten. De Nederlandse rechter baseert haar rechtsmacht op artikel 4 van de EEX-Verordening. De vordering in het incident zal worden afgewezen.
2.8.
De hoofdzaak zal worden verwezen naar de rol voor conclusie van antwoord.
2.9.
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk te stellen partij veroordeeld in de proceskosten van het incident.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan dit vonnis aan de zijde van GMS begroot op € 452,- aan salaris voor de advocaat;
in de hoofdzaak
3.3.
verwijst de zaak naar de rol van 7 september 2016 voor conclusie van antwoord;
3.4.
houdt voor het overige alle beslissingen aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Veerman en in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2016.