ECLI:NL:RBGEL:2016:4802

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 augustus 2016
Publicatiedatum
2 september 2016
Zaaknummer
05/760010-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling met een glas tijdens een vakantie in Oostenrijk

Op 29 augustus 2016 heeft de Rechtbank Gelderland een 27-jarige man uit Elburg veroordeeld voor zware mishandeling. De verdachte heeft op 21 januari 2015 in Gerlos, Oostenrijk, een vriend met een bierglas in het gezicht geslagen, wat resulteerde in ernstig letsel, waaronder ontsierende littekens en zenuwschade. De rechtbank oordeelde dat de verdachte willens en wetens de kans op zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard. Tijdens de rechtszaak heeft de officier van justitie een werkstraf van 240 uur geëist, terwijl de verdediging om vrijspraak vroeg, stellende dat de verdachte geen opzet had. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden en hem veroordeeld tot een werkstraf van 240 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. Daarnaast is de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 2.658,31 aan het slachtoffer te betalen, inclusief wettelijke rente. De rechtbank heeft de ernst van de mishandeling en de gevolgen voor het slachtoffer zwaar meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/760010-15
Datum uitspraak : 29 augustus 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats]
raadsman: mr. P.T. Pel, advocaat te Hattem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter openbare terechtzitting van 15 augustus 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 januari 2015 te Gerlos in het land Oostenrijk aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten ontsierende littekens in het gezicht en/of
uitval van een gevoelszenuw en/of doorgesneden spiertje naast de neus, heeft
toegebracht door die [slachtoffer] met een glas in/tegen het gezicht te slaan.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 21 januari 2015 is [slachtoffer] (hierna te noemen: [slachtoffer] ) in Gerlos in Oostenrijk met een glas in het gezicht geslagen en heeft hij hierdoor letsel opgelopen [2] . Dit letsel bestond onder andere uit ontsierende littekens in het gezicht, uitval van een gevoelszenuw en een doorgesneden spiertje naast de neus [3] .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit nu verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Verdachte was zich er immers niet van bewust dat hij een glas vast had, aldus de raadsman.
Beoordeling door de militaire kamer
Verdachte heeft op 24 maart 2015 tegenover de Koninklijke Marechaussee verklaard dat hij en zijn vrienden een drankspel hadden gedaan en “tegen het dronken zijn aan” waren, dat ze in een restaurant aan tafel zaten en dat wat daarna is gebeurd voor hem een “groot zwart gat” is en hij zich niets kan herinneren [4] .
Aangever [slachtoffer] heeft, zowel tegenover de Oostenrijkse politie als tegenover de Nederlandse politie, verklaard dat verdachte opstond en een glas van de tafel pakte en hem daarmee sloeg [5] . Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige] die heeft verklaard dat hij zag dat verdachte opstond, een bierglas pakte en met veel kracht het bierglas stuk sloeg in het gezicht van [slachtoffer] [6] . Verdachte betwist niet dat hij [slachtoffer] met een glas heeft geslagen [7] . Tevens heeft hij ter terechtzitting verklaard dat hij erg boos was op [slachtoffer] en hem wilde slaan en die boosheid blijkt ook uit het e-mailbericht dat hij na het incident aan [slachtoffer] heeft gestuurd. Hierin is onder andere te lezen:
(..) dat ik het gewoon emotioneel niet meer trok en met drank erbij kwam dat tot uiting in woede…(..) [8]
De militaire kamer is van oordeel dat verdachte door in zijn boosheid een bierglas te pakken en daarmee in het gezicht van [slachtoffer] te slaan op z’n minst genomen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht. Een medische toedracht van de door verdachte genoemde black-out is gesteld noch gebleken.
De militaire kamer kwalificeert het letsel van [slachtoffer] , te weten ontsierende littekens in het gezicht waarvan littekencorrectie bij de plastisch chirurg heeft moeten plaatsvinden, dan wel nog moet plaatsvinden, en onherstelbaar zenuwletsel alsmede een doorgesneden spiertje naast de neus, als zwaar lichamelijk letsel.
Op grond van het vorenoverwogene komt de militaire kamer dan ook tot een bewezen-verklaring van het ten laste gelegde feit.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks21 januari 2015 te Gerlos in het land Oostenrijk aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten ontsierende littekens in het gezicht en
/of
uitval van een gevoelszenuw en
/ofdoorgesneden spiertje naast de neus, heeft
toegebracht door die [slachtoffer] met een glas in
/tegenhet gezicht te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Zware mishandeling

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van 240 uren werkstraf, te vervangen door 120 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat bij de strafoplegging rekening moet worden gehouden met het feit dat verdachte met betrekking tot geweldsdelicten geen justitiële documentatie heeft, hij veel spijt heeft en ook spijt heeft betuigd en uitleg heeft gegeven over de toedracht van het incident.
Beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 1 juli 2016.
De militaire kamer heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich tijdens een vakantie met vrienden schuldig heeft gemaakt aan een forse mishandeling van één van die vrienden, door die vriend met een glas in het gezicht te slaan. Dit gebeurde ogenschijnlijk uit het niets, althans naar aanleiding van een kleinigheid. Aldus heeft verdachte een onaanvaardbaar risico genomen voor de gezondheid van [slachtoffer] . Naast de impact in psychische zin die deze mishandeling heeft gehad op het slachtoffer, heeft het slachtoffer ook verschillende chirurgische ingrepen moeten ondergaan en heeft hij blijvend aangezichtsletsel overgehouden. Deze gevolgen hebben het leven van het slachtoffer in hoge mate negatief veranderd. Dat rekent de militaire kamer verdachte zwaar aan. Bovendien is de militaire kamer van oordeel dat van een militair - zoals verdachte toen nog was - een sterke zelfbeheersing mag worden verwacht. In het voordeel van verdachte overweegt de militaire kamer dat verdachte jong is, een vrijwel blanco strafblad heeft zonder geweldsdelicten en dat verdachte meermalen, ook aan het slachtoffer, zijn spijt heeft betuigd.
Hoewel de ernst van het feit een gevangenisstraf rechtvaardigt, vindt de militaire kamer in het vorenstaande reden om aan verdachte, conform de vordering van de officier van justitie een werkstraf van de maximale duur op te leggen.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het tenlastegelegde. Gevorderd wordt een bedrag van
€ 944,33 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe te wijzen tot het bedrag van € 944,33 aan materiële schade en € 1.500,00 aan immateriële schade, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 34 dagen hechtenis. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden gematigd in die zin dat het gevorderde ‘eigen risico’ en de gevorderde verlofuren en parkeerkosten moeten worden afgewezen bij gebreke van voldoende onderbouwing van deze schade. Tevens bepleit de raadsman de gevorderde immateriële schade te matigen tot een bedrag van € 1.000,00.
Beoordeling door de militaire kamer
Naar het oordeel van de militaire kamer is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot het gevorderde bedrag van € 658,31 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Ten aanzien van de als materiële schade gevorderde verlofuren overweegt de militaire kamer namelijk dat van schade in de vorm van inkomstenderving onvoldoende is gebleken nu het hier buitengewoon verlof - waarvoor aangever geen verlofuren heeft hoeven opnemen - betreft. Hetzelfde geldt voor de onder proceskosten gevorderde verlofuren.
Ten aanzien van de immateriële schade overweegt de militaire kamer dat het leven van de benadeelde partij door verdachtes handelen in ernstige mate in negatieve zin is beïnvloed. Uit de toelichting op zijn vordering is naar voren gekomen welke lichamelijke en psychische gevolgen de gedragingen van verdachte op de benadeelde partij hebben gehad. Dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden, staat voor de militaire kamer derhalve vast. De militaire kamer zal het gevorderde bedrag aan immateriële schade toewijzen zoals gevorderd nu dit bedrag, gelet op het toegebrachte leed, alleszins redelijk en billijk is.
De vordering dient derhalve tot het totaalbedrag van € 2.658,31 te worden toegewezen.
Wat betreft het meer of anders gevorderde moet de vordering niet ontvankelijk worden verklaard.
De namens verdachte gevorderde proceskosten komen de militaire kamer, met uitzondering – zoals hiervoor is overwogen – van de verlofuren, niet onredelijk voor en zullen dan ook tot een bedrag van € 67,54 worden toegewezen.
Gelet op het vorenstaande ziet de militaire kamer aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 21 januari 2015.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 24c, 36f en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De militaire kamer:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
een
werkstrafgedurende
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
  • veroordeelt verdachte tot betaling van
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
 veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer] in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging
nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Quak (voorzitter), mr. H.G. Eskes en luitenant-kolonel mr. C.E.W. van de Sande, militair lid, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.B. Moll van Charante, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 augustus 2016.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de Koninklijke Marechaussee, district Noord-Oost, brigade Drenthe IJsselstreek opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL27ND/15-001448, gesloten op 11 juni 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] p. 19, een bescheid inhoudende de vertaling van het getuigenverhoor bij de Oostenrijkse politie van [slachtoffer] p. 76; het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] p. 43; de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 augustus 2016.
3.Het proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] p. 18, 22, 24, 25 en 26; schriftelijke bescheiden inhoudende een aanvraagformulier medische informatie p. 99 en 100.
4.Het proces-verbaal van verhoor verdachte p. 49-50.
5.Het proces-verbaal van aangifte p. 19; een bescheid inhoudende de vertaling van het getuigenverhoor bij de Oostenrijkse politie van [slachtoffer] p. 76.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] p. 43.
7.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 augustus 2016.
8.Een schriftelijk bescheid inhoudende een emailbericht van verdachte aan [slachtoffer] van 23 januari 2015.