In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een bevoegdheidsincident in het kader van een (onder)aannemingsovereenkomst. Eiseres in de hoofdzaak, CashFlex Factoring B.V., heeft vorderingen op gedaagde 3, die als hoofdaannemer fungeert, uit hoofde van openstaande facturen. Gedaagde 3 heeft zich beroepen op een arbitragebeding dat is opgenomen in de algemene voorwaarden van de aannemingsovereenkomst, waarin is bepaald dat geschillen beslecht dienen te worden door de Raad van Arbitrage voor de Bouw. De rechtbank heeft zich in het incident onbevoegd verklaard om van het geschil tussen CashFlex en gedaagde 3 kennis te nemen, omdat het arbitragebeding van toepassing is. Dit betekent dat CashFlex haar vorderingen tegen gedaagde 3 niet bij de rechtbank kan aanbrengen, maar dit via de arbitrageprocedure moet doen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de cessie van de vordering van gedaagde 1 op gedaagde 3 aan CashFlex niet afdoet aan de mogelijkheid voor gedaagde 3 om het arbitragebeding tegen CashFlex in te roepen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de toepassing van het arbitragebeding niet onaanvaardbaar is, ook al kan dit leiden tot verschillende uitkomsten in de arbitrageprocedure en de rechterlijke procedure. De rechtbank heeft CashFlex veroordeeld in de proceskosten van het incident en de hoofdzaak, omdat zij nodeloos kosten heeft veroorzaakt door de zaak bij de verkeerde rechter aanhangig te maken. De zaak tegen gedaagde 1, gedaagde 2 en gedaagde 4 is naar de rol verwezen voor uitlating door CashFlex over het voortzetten van de procedure.