ECLI:NL:RBGEL:2016:4542

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 augustus 2016
Publicatiedatum
16 augustus 2016
Zaaknummer
AWB - 16 _ 4312
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.J. Jue
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van omgevingsvergunning voor de bouw van een winkelcentrum met woningen en parkeergarage

Op 14 juni 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van een winkelcentrum met woningen en een ondergrondse parkeergarage op het perceel, plaatselijk bekend als winkelcentrum Anklaar. Verzoekers, bestaande uit verschillende ondernemers en verenigingen, hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op 15 augustus 2016 geoordeeld dat er gegronde twijfel bestaat of het bestreden besluit in de bodemprocedure stand zal houden. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het gebruik van de omgevingsvergunning kan leiden tot onomkeerbare gevolgen. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten om het bestreden besluit te schorsen tot zes weken na verzending van de beslissing op bezwaar. Tevens is de gemeente veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de verzoekers. De uitspraak is gedaan door mr. R.J. Jue, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 16/4312
uitspraak van de voorzieningenrechter van
op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

1.de verenigingDE WINKELIERSVERENIGING ANKLAAR, gevestigd te Apeldoorn;

2. de
FEDERATIE APELOORNSE ONDERNEMERS,gevestigd te Apeldoorn ;
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[bedrijf 8],statutair gevestigd te Apeldoorn;
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BECEDO VASTGOED B.V.,statutair gevestigd te Doetinchem;
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NOFO HAVE GROEP B.V.,statutair gevestigd te Doetinchem;
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
A.S. WATSON (PROPERTY CONTINENTAL EUROPE) B.V.,statutair gevestigd te Renswoude;
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VERON ELEKTRONICS B.V.,statutair gevestigd te Heerde;
8. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BLOKKER HOLDING 8.V.,statutair gevestigd te Amsterdam;
9. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BRUNA B.V.,statutair gevestigd te Houten;
10. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[bedrijf 9],statutair gevestigd te Ugchelen;
11. mevrouw
[verzoekster] ,handelende namens Etos drogist, gevestigd te [woonplaats] ;
12. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AMI FRANCHISE B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ;
13. mevrouw
[verzoekster 2] ,handelend namens [bedrijf 1] , gevestigd te [vestigingsplaats] ;
14. de heer
[verzoeker 1] ,handelend namens [bedrijf 2] , gevestigd te [vestigingsplaats] ;
15. de heer
[verzoeker 2] ,wonende te [woonplaats] ;
16. de heer
[verzoeker 3] ,wonende te [woonplaats] ;
17. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
COMBI PLANT B.V.,statutair gevestigd te Bemmel;
18. mevrouw
[verzoekster 3] ,handelende namens [bedrijf 3] , gevestigd te [vestigingsplaats] ;
19. de heer
[verzoeker 4] ,handelende namens [bedrijf 4] , gevestigd te [vestigingsplaats] ;
20. de heer/mevrouw
[verzoeker 5] ,namens [bedrijf 5] , gevestigd te [vestigingsplaats] ;
21. de heer
[verzoeker 6] ,handelend namens [bedrijf 6] , gevestigd te [vestigingsplaats] ;
22. de heer
[verzoeker 7] ,wonende te [woonplaats] ;
23. mevrouw
[verzoekster 4] ,wonende te [woonplaats] ;
24. mevrouw
[verzoekster 5]en de heer
[verzoeker 8] ,wonende te [woonplaats] ;
25. mevrouw
[verzoekster 6] ,wonende te [woonplaats] ;
26. mevrouw
[verzoekster 7] ,wonende te [woonplaats] ;
verzoekers, (gemachtigde: mr. D. Kist),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn, verweerder.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
BPD Ontwikkeling B.V.(voorheen Bouwfonds Ontwikkeling B.V.), te Amersfoort, vergunninghoudster (gemachtigde: mr. H.E. Ellerman).

1.Procesverloop

1.1.
Bij besluit van 14 juni 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een winkelcentrum met woningen en een ondergrondse parkeergarage op het perceel, plaatselijk bekend als winkelcentrum Anklaar, hoek Sluisoordlaan/Laan van Zevenhuizen.
1.2.
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.3.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 augustus 2016. Namens verzoekers is verschenen [voorzitter] , voorzitter van de winkeliersvereniging alsmede directeur van Becado Vastgoed B.V. en [bedrijf 7] . Verzoekers zijn vertegenwoordigd door mr. D. Kist. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door J. Groeneveld. Vergunninghoudster is vertegenwoordigd door [projectverantwoordelijke] , projectverantwoordelijke bij BPD, en [projectverantwoordelijke] , locatiemanager bij BPD, bijgestaan door mr. H.E. Ellerman.

2.Overwegingen

2.1.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.2.
De voorzieningenrechter ziet geen noodzaak om te beoordelen of in deze procedure ieder der verzoekers belanghebbende is in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Vast staat dat in ieder geval één van de verzoekers als belanghebbende kan worden aangemerkt, zodat dit verzoek inhoudelijk behandeld kan worden.
2.3.
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat een aantal van de door verzoekers opgeworpen bezwaren tegen het bouwplan in de beslissing op bezwaar door verweerder weggenomen kunnen worden. Deze bezwaren vormen daarom geen aanleiding om het bestreden besluit te schorsen. Het betreft hier allereerst het bezwaar dat uit de twee bijlagen met overwegingen en voorschriften behorende bij de omgevingsvergunning zou volgen dat de aanvraag slechts betrekking heeft op het realiseren van een parkeergarage. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de onvolledige beschrijving in deze bijlagen een verschrijving betreft, die eenvoudig kan worden hersteld in de beslissing op bezwaar. Voorts betreft het hier het bezwaar dat uit het bestreden besluit niet blijkt op welke onderdelen het bouwplan afwijkt van de bepalingen uit het bestemmingsplan en op welke wettelijke grondslag van die bepalingen kon worden afgeweken. Hoewel ook ter zitting niet duidelijk is geworden door welk artikellid van artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht de onderhavige afwijkingen gedekt worden, is de voorzieningenrechter er voorshands van overtuigd dat verweerder terecht gebruik heeft gemaakt van de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, sub 2, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en dat in ieder geval niet de uitgebreide procedure van sub 3 van laatstgenoemd artikel van toepassing is.
Ook wat de ruimtelijke onderbouwing betreft ziet de voorzieningenrechter geen onoverkomelijke problemen. Die onderbouwing kan immers grotendeels worden ontleend aan het toepasselijke bestemmingsplan waarin het bouwplan grotendeels past. Alleen de afwijkingen van het bestemmingsplan behoeven een nadere ruimtelijke onderbouwing.
2.4.
Een en ander ligt naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter anders waar het de bezwaren ten aanzien van de parkeerbehoefte betreft. Het bestreden besluit vermeldt niets over de parkeerbehoefte van het bouwplan en niets over de vraag op welke wijze aan die parkeerbehoefte kan worden voldaan. Verweerder heeft ook ter zitting onvoldoende duidelijkheid weten te verschaffen over de vraag of het bouwplan voorziet in voldoende parkeergelegenheid. Ter zitting is enkel vast komen te staan dat de parkeerbehoefte voor de winkels 560 parkeerplaatsen bedraagt en dat er 508 parkeerplaatsen in de parkeergarage gerealiseerd worden. De parkeernorm voor de te bouwen woningen is onduidelijk gebleven. Volgens verweerder moet een parkeernorm van 1,4 parkeerplaats per woning worden gehanteerd. Verzoekers betwisten dat en hebben gesteld dat die norm niet in de parkeernota van verweerder is terug te vinden en dat de parkeernota een hogere norm noemt. Daarnaast is onvoldoende duidelijk geworden hoeveel parkeerplaatsen er op maaiveldniveau (kunnen) worden aangelegd. Uit de situatietekeningen van het bouwplan blijkt in ieder geval niet van voldoende ruimte op eigen terrein om een significant aantal parkeerplaatsen aan te kunnen leggen. De voorzieningenrechter is daarom voorshands van oordeel dat het bouwplan niet voorziet in voldoende parkeergelegenheid.
2.5.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter bestaat gegronde twijfel of het bestreden besluit in de bodemprocedure in stand zal blijven. Het gebruik maken van de verleende omgevingsvergunning kan bovendien tot onomkeerbare gevolgen leiden. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het bestreden besluit zal worden geschorst tot zes weken na verzending van de beslissing op bezwaar.
2.6.
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
2.7.
De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 992,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 496,- en een wegingsfactor 1).

3.Beslissing

De voorzieningenrechter:
3.1.
schorst het bestreden besluit tot zes weken na verzending van de beslissing op bezwaar;
3.2.
veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers ten bedrage van € 992,-;
3.3.
gelast dat verweerder het door verzoekers betaalde griffierecht groot € 334,- aan hen vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J. Jue, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. C.A. Murray, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 15 augustus 2016.
Griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.